Contacteer ons of spring binnen op Raas van Gaverestraat 67b in Gent.

Ontdek onze groepsbegeleidingen, en evenementen.

Het laatste nieuws en interessantste weetjes over de wereld van adoptie.

Ontdek een hulpverlener bij jou in de buurt via deze handige adoptiekaart.

Wil je meer weten?

Hier vind je meer informatie over uiteenlopende thema's zoals belang van het kind, specifieke ondersteuningsbehoeften, nazorg, opvoeding, identiteit en herkomst.

Korte geschiedenis van (interlandelijke) adoptie

  • Geschreven door Kristina Vanremoortel op vrijdag 5 april 2024 in de categorie Adoptiebeleid kader.

Het opnemen van andermans kind in het gezin is misschien zo oud als de mensheid. Vroeger stond het garanderen van een erfgenaam hierbij centraal. Sinds de jaren '50 is adoptie een praktijk geworden die landen en continenten overstijgt. Het is duidelijk dat er bij adoptie verantwoordelijkheden komen kijken die de privésfeer van gezinnen overschrijden. De meeste herkomstlanden zijn armere landen uit het Globale Zuiden en de meeste ontvangende landen zijn geïndustrialiseerde, rijke landen uit het Globale Noorden. Daarom dreigt het gevaar van kinderhandel en uitbuiting. Hieronder schetsen we een beknopt overzicht van de recente geschiedenis van (interlandelijke) adoptie met een aantal belangrijke invoeringen of veranderingen op regelgevend vlak.

Adoptie van minderjarigen

Adoptie van minderjarigen is mogelijk sinds de wet van 22 maart 1940 (BS 24 maart 1940). Ervoor is enkel de adoptie van meerderjarigen toegestaan. Door adoptie probeert men een “uitkomst te
bieden voor benadeelde kinderen, aan wie aldus de kans gegeven wordt om in een gezin
grootgebracht te worden (= caritatieve adoptie).” (Senaeve, 1991) De adopties moeten steunen op wettige redenen en de geadopteerde tot voordeel strekken. Hiermee wordt voor het eerst de klemtoon op het belang van het kind (in tegenstelling tot dat van de adoptant) gelegd.

Ontstaan van bemiddelingsbureaus

Het KB van 15 september 1958 tot regeling van toelagen aan adoptiewerken (BS 9 oktober 1958, gewijzigd met het KB van 29 maart 1960) maakt de subsidiëring van adoptiediensten mogelijk. De subsidievoorwaarden omvatten onder andere het opgericht zijn als vzw of onder een andere wettelijke vorm, waarbij het nastreven van materiële winst is uitgesloten. Echter, de activiteiten van de adoptiediensten zijn niet aan een vergunnings- of erkenningsplicht onderworpen. Iedereen kan
dus actief zijn op het vlak van adoptiebemiddeling.

Historica Chiara Candaele, gespecialiseerd in de geschiedenis van transnationale adoptie in België (1945-2000), haalt aan dat vanaf midden jaren ’60 de eerste bemiddelingsbureaus ontstaan die zich toeleggen op het overbrengen van adoptiekinderen naar België. Het opvangen van buitenlandse kinderen is op dat moment geen nieuw fenomeen. Al in de jaren ’20 en ’30 worden er in naoorlogse contexten tijdelijk kinderen uit andere Europese landen (zoals Hongarije en Spanje) opgevangen in Belgische pleeggezinnen. Dit wordt beschouwd als een liefdadigheidspraktijk onder invloed van de katholieke kerk. Aan de vooravond van de Congolese onafhankelijkheid (30 juni 1960) krijgt deze liefdadelijkheidspraktijk een overzeese dimensie en worden enkele honderden metiskinderen vanuit Congo, Burundi en Rwanda naar België gebracht met de bedoeling om permanent in België te blijven. Dit kan beschouwd worden als de voorhoede van interlandelijke adoptie.

Vanaf de jaren ’60 komt interlandelijke adoptie in Vlaanderen, maar ook wereldwijd steeds meer voor. Verschillende factoren spelen hierbij een rol, waaronder (1) een diskwalificatie van institutionele kinderzorg en een voorkeur om kinderen te laten opgroeien in een gezinscontext, (2) solidariteit met het Globale Zuiden en de wens om een kind te 'redden uit een derdewereldsland' en (3) de groeiende vraag van koppels om hun kinderwens te vervullen. (Candaele, 2021)

Wettiging door adoptie (= 'volle adoptie')

In 1969 vindt een grote hervorming plaats van het adoptierecht met de wet van 21 maart 1969. De belangrijkste wijziging betreft de invoering van de 'wettiging door adoptie' (vanaf 1978 wordt dit de 'volle adoptie' genoemd), naast de gewone adoptie. Door de wettiging door adoptie worden alle juridische banden met de oorspronkelijke familie verbroken en wordt de geadopteerde volledig in de adoptiefamilie opgenomen.

Erkenning van adoptiediensten

De erkenning van adoptiediensten wordt door de Vlaamse gemeenschap geregeld bij decreet van 3 mei 1989 (BS 12 augustus 1989). Het decreet heeft de doelstelling “de kwaliteit van het adoptiewerk te verhogen”, zowel wat betreft binnenlandse als buitenlandse adopties. Adoptiebemiddeling wordt exclusief toevertrouwd aan de erkende adoptiediensten en er zijn sancties voor illegale bemiddelaars.

De indieners van het voorstel van decreet (Jos Ansoms en collega-CVP-volksvertegenwoordigers), verwijzend naar de misbruiken die zich voordoen, halen in de toelichting aan: “Door deze lacune in de wetgeving is het in ons land perfect mogelijk dat om het even welke persoon een kind kan plaatsen bij om het even wie zonder voldoende inzicht te hebben in de beweegredenen van de aanvraag tot adoptie, zonder voldoende voorbereiding van de kandidaat-adoptant aangaande de gevolgen van de adoptie en zonder voldoende begeleiding van nazorg voor de afstanddoende ouder(s).”

Internationale verdragen: Kinderrechtenverdrag en Haags Adoptieverdrag

Op 1 mei 1995 treedt het Haagse Verdrag inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de interlandelijke adoptie in werking. Dit werd op 29 mei 1993 door 66 landen, waaronder België, aangenomen.

Het Haags Adoptieverdrag is een uitwerking van artikel 21 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind dat op 20 november 1989 door de Verenigde Naties wordt aangenomen en in 1991 door België wordt geratificeerd. In het Kinderrechtenverdrag wordt duidelijk gesteld dat internationale adoptie pas mag overwogen worden als voor het kind alle mogelijkheden in het land van herkomst zijn uitgeput. Het recht van een kind om in zijn oorspronkelijk milieu en bij zijn eigen familie op te groeien staat centraal.

De doelstelling van het Haags Adoptieverdrag is drievoudig:

  1. elke adoptie moet het hoger belang van het kind dienen,
  2. de fundamentele rechten van het kind moeten worden gewaarborgd en,
  3. het verdrag moet kinderhandel en kinderontvoering voorkomen. 

 De belangrijkste principes zijn (lees er hier meer over):

  1. het aanstellen van een centrale autoriteit,
  2. adoptabiliteit,
  3. subsidiariteit en,
  4. de geschiktheid controleren van de kandidaat-adoptanten.

Er worden dus geschikte ouders gezocht voor een kind in plaats van een kind voor verlangende (en meestal kinderloze) ouders.

Verdragsstaten werken bij voorkeur samen met andere verdragsstaten. Door de late omzetting van
het Haags Adoptieverdrag in federale wetgeving (owv de 'nieuwe' Belgische staatsstructuur) en om een feitelijke uitsluiting te vermijden, neemt de Vlaamse gemeenschap zelf initiatief door de totstandkoming van het decreet van 15 juli 1997 inzake de interlandelijke adoptie (BS 23 september 1997). (Senaeve, 2006)

Dit decreet voorziet een procedure tot het bekomen van een beginseltoestemming inzake adoptie. Die beginseltoestemming wordt in het decreet gedefinieerd als "een door de Vlaamse Centrale Autoriteit verleende administratieve akte waarbij wordt bevestigd dat de kandidaat-adoptant werd voorbereid en geschikt bevonden en dat er in beginsel geen bezwaar is tegen het adopteren van een buitenlands kind door de kandidaat-adoptant”. Eerder werd Kind en Gezin al aangeduid als Vlaamse Centrale Autoriteit in het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 1994 houdende aanduiding van Kind en Gezin als bevoegde instantie inzake interlandelijke adoptie (BS 19 mei 1994).

Belangrijk is echter dat de procedure tot het bekomen van een beginseltoestemming niet afdwingbaar is, aangezien de voorwaarden federale materie zijn. ‘Vrije adopties’ door kandidaat-adoptanten blijven mogelijk. De facto zijn echter steeds meer adoptanten verplicht om wel deze procedure te volgen, omdat herkomstlanden de tussenkomst van een overheid en/of erkende diensten vragen. (Senaeve, 2006)

Uiteindelijk wordt de wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzake de adoptie aangenomen
op 13 maart 2003 en de wet tot hervorming van de adoptie (in het Burgerlijk Wetboek) op 24 april
2003. Conform de principes van het Haags Adoptieverdrag wordt een voorafgaande evaluatie
opgenomen van de bekwaamheid en de geschiktheid van de kandidaat-adoptanten als
grondvoorwaarde om te kunnen adopteren,
alsook het volgen van een verplichte voorbereiding. In navolging van de federale wetgever treden de gemeenschappen wetgevend op.

Aldus treden op 1 september 2005 de nieuwe adoptiewetten- en decreten in werking en krijgt het Verdrag van Den Haag van 29 mei 1993 volledig gevolg in België.

Wets- en decreetswijzigingen sinds 2005

Sinds 2005 vonden er nog verschillende wets- en decreetswijzigingen plaats. Zo maakt de wet van 18 mei 2006 het mogelijk voor personen van hetzelfde geslacht om te adopteren.

Ook het decreet van 20 januari 2012 houdende de regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen voorziet in een aantal wijzigingen, waaronder:

  • De Vlaamse centrale autoriteit wordt Vlaams Centrum voor Adoptie
  • Instroombeheer van kandidaat-adoptanten aan het begin van de procedure wordt ingevoerd
  • Voorbereiding, vorming en nazorg in één overkoepelende organisatie: Steunpunt Adoptie
  • Oprichting van een raadgevend comité met adviserende functie inzake adoptie-aangelegenheden
  • Inzagerecht voor elke geadopteerde vanaf de leeftijd van 12 jaar
  • Optimalisatie van het maatschappelijk onderzoek in functie van de wetenschappelijke bevindingen.

Daarnaast voegt het decreet van 3 juli 2015 houdende regeling van de binnenlandse adoptie van kinderen het voortraject van kandidaat-adoptieouders die kozen voor binnenlandse of interlandelijke adoptie samen. Ook voorziet het decreet slechts in de vergunning van één binnenlandse adoptiedienst. Deze enige binnenlandse adoptiedienst wordt uiteindelijk Adoptiehuis.

Een overzicht van de huidige geldende wetgeving vind je hier.

Bronnen:

Publicatiedatum: juni 2021

Het belang van het kind: Hoe kunnen we dit begrip invullen?

Op 20 november 1989 werd het Kinderrechtenverdrag (ook wel het 'Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind' genoemdgoedgekeurd op de algemene vergadering van de Verenigde Naties. Eén van de basisprincipes van het verdrag is dat het belang van het kind een eerste overweging vormt bij alle maatregelen betreffende kinderen. Als het gaat over adoptie is het belang van het kind zelfs de voornaamste overweging. Maar hoe kunnen we het belang van het kind invullen? Daar bestaat veel onduidelijkheid over.

Artikel 21 van het Kinderrechtenverdrag stelt: “De Staten die partij zijn en die de methode van adoptie erkennen en/of toestaan, waarborgen dat het belang van het kind daarbij de voornaamste overweging is.” Terwijl er in de algemene bepaling in artikel 3 over a primary consideration wordt gesproken, is het belang van het kind in artikel 21 dat handelt over adoptie the paramount consideration. Maar wat betekent dit juist? Welke invulling krijgt dit begrip? En wie bepaalt dat?

Advies van het Kinderrechtencommissariaat

In het advies van het Kinderrechtencommissariaat ‘Naar een krachtiger kinderrechtenkijk op interlandelijke adoptie’ dat op 21 december 2021 werd gepubliceerd naar aanleiding van de publicatie van het eindrapport van het expertenpanel interlandelijke adoptie, staat:

“Wat in het belang van het kind is, staat niet vast. Er is nergens een definitie van wat dat belang precies is. Het gaat om een flexibel en aanpasbaar concept. Zo kan je op verschillende manieren invullen wat in het belang van het kind is. Al die invullingen zijn bovendien plaats-, persoons-, tijd- en cultuurgebonden. Het is dus denkbaar dat bij één beslissing tegenstrijdige invullingen ingeroepen worden en dat elke invulling rechtvaardigt dat je het belang van het kind inroept. Daarom schiet een algemene verwijzing naar het belang van het kind (‘het is in het belang van het kind om …’) tekort. In elke beslissing of elke maatregel die een impact heeft op het kind of de jongere vóór, tijdens of na de adoptie, moet het belang van het kind verder inhoudelijk geconcretiseerd worden door verschillende criteria vast te leggen om dat belang beter en effectiever te beoordelen en te motiveren.”

Het advies van het Kinderrechtencommissariaat is om niet alleen te verwijzen naar het begrip, maar om dit belang bij adoptiebeslissingen ook te concretiseren en beoordelen. Hierbij verwijst het Kinderrechtencommissariaat naar elementen die volgens de General Comment van het VN-Kinderrechtencomité kunnen worden meegenomen om het belang van het kind te bepalen: de mening van kinderen en jongeren, hun recht op gezondheid en onderwijs, hun religieuze en culturele identiteit …  Als elementen met elkaar conflicteren, wordt het doel doorslaggevend: kinderrechten en de volledige ontwikkeling van het kind garanderen.

Hoe verhoudt adoptie zich tegenover alternatieve zorgvormen? En wat zijn ‘gepaste’ zorgoplossingen? Ook daar heeft het Kinderrechtencommissariaat een antwoord op proberen te formuleren, maar wat altijd vooropstaat, is een concrete afweging maken in het belang van het kind. Het volledige advies lees je hier.

Stappenplan KeKi: ‘Wat zou het kind zeggen als het kon spreken?’

Het Kenniscentrum Kinderrechten (KeKi) ontwikkelde in 2021 een stappenplan om het belang van het kind in specifieke situaties te beoordelen en bepalen. Door het stappenplan te volgen krijgen praktijkwerkers een beter begrip van de noden en de rechten van de minderjarigen waarmee er rekening moet worden gehouden. Het stappenplan is algemeen en kan dus op allerlei thema’s worden toegepast, waaronder adoptiebeslissingen, maar ook in gesprekken met ouders om het perspectief van het kind binnen te brengen en voorop te stellen.

Het plan bestaat uit vijf stappen:

  • Stap 1: Garandeer de basisprincipes
    Wat is de mening van de minderjarige? Is de omgeving kindvriendelijk en veilig? Hebben de praktijkwerkers die beoordelen genoeg kennis en ervaring? Wordt er multidisciplinair gewerkt?
  • Stap 2: De minderjarige centraal
    Is informatie beschikbaar op maat van de minderjarige? Op welke manier wil de minderjarige betrokken worden? In welke mate is er oog voor de verschillende elementen van de identiteit van de minderjarige (bv. geslacht, huidskleur, etniciteit, nationaliteit, cultuur, gezondheidssituatie)?
  • Stap 3: De situatie en de vraag
    Wat is de situatie en de mening van de minderjarige hierover? Wie is er betrokken? Welke informatie heb je (nog) niet? Waarover moet beslist worden?
  • Stap 4: De analyse en de afweging
    Wat is de impact van de beslissing op het leven en rechten van de minderjarige? Weeg de verschillende elementen af en werk de beslissing uit.
  • Stap 5: De beslissing
    Omstandigheden veranderen. Wanneer en hoe worden beslissingen geëvalueerd en bijgestuurd? Motiveer en bespreek de beslissing met de minderjarige.

Het betrekken van (zeer) jonge kinderen in beslissingen bij adoptie is een uitdaging en vraagt creatieve en meer speelse manieren (bv. het gebruik van foto’s of pictogrammen om informatie over te brengen). Doordat zij zelf weinig of misschien zelfs geen uiting kunnen geven aan hun belangen, dreigen belangen van andere partijen het overgewicht te krijgen. Door vanuit de noden van het kind te vertrekken en steeds de vraag te stellen ‘Wat zou het kind zeggen als het kon spreken?’, krijgen jonge kinderen ook een stem. Luisteren naar de stem van volwassen geadopteerden die kunnen vertellen wat zij als kind nodig hadden, kan daarbij ook helpen.

Meer informatie over het stappenplan van KeKi vind je hier.

Publicatiedatum: november 2022

Het Haags Adoptieverdrag

Het referentiekader van de wetgeving omtrent adoptie in België is het 'verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie' of het Haags Adoptieverdrag.

In 1993 hebben 66 landen in Den Haag een verdrag gesloten over samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie, waaronder ook België. Al deze landen hebben afspraken gemaakt over adoptie, waarbij het belang van het kind centraal staat. 

Dit bracht een grote hervorming van adoptie met zich mee in Vlaanderen, die uiteindelijk in september 2005 van kracht ging. 

Basisprincipes van het Verdrag

De bij het Haags Adoptieverdrag aangesloten landen hanteren dezelfde principes en procedures. Zij hebben afspraken gemaakt over wie wel en wie niet mag bemiddelen. Landen zijn evenwel vrij om extra eisen of voorwaarden te stellen. Inmiddels (anno 2024) werd het Haags Adoptieverdrag door 90 landen geratificeerd.

De belangrijkste principes van het Verdrag zijn: het aanstellen van een centrale autoriteit, adoptabiliteit, subsidiariteit en de geschiktheid controleren van de kandidaat-adoptanten.

Centrale autoriteit

De centrale autoriteit is belast met de nakoming van de verplichtingen van het Verdrag en moet zich akkoord verklaren bij elke adoptie van een minderjarige. Iedereen die wil adopteren, moet deze instantie raadplegen.

In België werden er vier autoriteiten aangesteld, elk met hun eigen bevoegdheden. In Vlaanderen is er het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA), in het Waalse Gewest is er de Autorité Centrale Communautaire (ACC) en de Zentrale Behörde der Gemeinschaft für Adoption (ZBGA). Brusselaars kunnen kiezen tussen de autoriteit van de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap. Naast de centrale autoriteit van de gemeenschappen is er een Federale Centrale Autoriteit.

Adoptabiliteit

Iedereen die toestemming moet geven in de adoptie moet dit uit vrije wil doen en moet volledig op de hoogte zijn van de gevolgen. De afstandsmoeder moet na de geboorte toestemming hebben gegeven voor afstand en er moet een redelijke termijn zijn waarin zij kan terugkomen op haar besluit. De toestemming voor adoptie mag niet gegeven zijn tegen betaling of een andere tegenprestatie. Direct contact tussen aspirant-adoptieouders en de afstandsouders of andere personen aan wie de zorg voor het kind is toevertrouwd is ook niet toegestaan.

Subsidiariteit

Het subsidiariteitsprincipe bepaalt dat er eerst gezocht wordt naar andere, minder ingrijpende oplossingen vooraleer interlandelijke adoptie een mogelijkheid wordt. De minder ingrijpende maatregelen zijn o.a. hulp bieden aan de biologische ouders of ruimere familie waardoor ze toch zelf hun kind kunnen opvoeden, adoptie door familieleden, adoptie in het geboorteland zelf … 

Geschiktheid controleren van de kandidaat-adoptanten

Het ontvangende land moet op zijn beurt de kandidaat-adoptieouders doorlichten. Enkel bekwame kandidaten kunnen een kind adopteren.

Lees hier het Haags Adoptieverdrag.

Publicatiedatum: augustus 2017

De adoptiedriehoek

  • Geschreven door Sigrid Jacobs op woensdag 9 augustus 2017 in de categorie Adoptiebeleid kader.

Eind jaren zeventig ontwikkelden Sorosky, Baran en Pannor de term en het model van de adoptiedriehoek (The Adoption Triangle, 1978). Dit vormde toen een nieuwe insteek in een tijdsgeest van taboes en geheimhouding.

Onderlinge verbondenheid

De driehoek staat symbool voor de onderlinge verbondenheid tussen biologische ouders, geadopteerde en adoptieouders. Het is een verbondenheid voor het leven, dat door elke betrokkene anders beleefd en ingevuld wordt. Deze driehoek maakt duidelijk dat adoptie om verbinden gaat in plaats van verbreken.

Kritische blik op de driehoek

We moeten echter kritisch blijven kijken naar de adoptiedriehoek. Hoewel dit model verbondenheid uitdrukt, is de adoptierealiteit complex. Soms geeft de driehoek een te harmonieus beeld van de relatie tussen de drie betrokken partijen.

De gelijkzijdigheid van de driehoek impliceert niet noodzakelijk gelijkheid en overeenstemming. De belangen en rechten van elke partij zijn verschillend, waardoor er tegenstellingen kunnen optreden. Zo willen de ene partij misschien contact, terwijl de andere hier niet op wil ingaan. Ook zegt het model niets over het type verbondenheid en nabijheid. De juridische gevolgen van adoptie zijn van een andere orde dan de emotioneleZo heeft een geadopteerde door de ‘volle adoptie’ juridisch geen enkele band meer met de biologische ouders en zijn herkomst, maar blijven emotionele en/of genetische banden bestaan. Soms is er verbondenheid en nabijheid niet zozeer in contact of fysieke afstand, doch des te meer in beleving. 

Oog voor de ruimere context

Geen van deze punten staat natuurlijk alleen. Elke punt is omringd door een hele context. Zo behoort bij het kind de context die hij had vóór adoptie met de mensen die voor hem zorgden, andere kinderen, familieleden, cultuur, … Het kind heeft ook de nieuwe context van zijn leven ná adoptie, met zijn nieuwe omgeving. Een deel overlapt met de context van de geboorteouders en een deel met de context van de adoptieouders. 

Verder staan de geboorteouders en adoptieouders niet alleen: bij hen horen familieleden, vrienden, kennissen, leefwereld, … die ook hen beïnvloeden. Hun context overlapt een stuk, door de adoptie van het kind. Daarnaast zijn er overlappingen die samenhangen met wetgeving inzake adoptie. Bij binnenlandse adoptie kan er zelfs grote overlapping zijn, doordat de fysieke nabijheid groter is.

Conclusie

Het model blijft staan omwille van de verbondenheid die het symboliseert, maar het kan op veel verschillende manieren vorm krijgen, afhankelijk van de partij en het moment waarop de driehoek getekend wordt.

Laatst aangepast: april 2024