Contacteer ons of spring binnen op Raas van Gaverestraat 67b in Gent.

Ontdek onze groepsbegeleidingen, en evenementen.

Het laatste nieuws en interessantste weetjes over de wereld van adoptie.

Ontdek een hulpverlener bij jou in de buurt via deze handige adoptiekaart.

Wil je meer weten?

Hier vind je meer informatie over uiteenlopende thema's zoals belang van het kind, specifieke ondersteuningsbehoeften, nazorg, opvoeding, identiteit en herkomst.

Opvoeden in de eerste periode na aankomst van je adoptiekind

Kinderen doorlopen in het algemeen allemaal hetzelfde traject. Ze ontwikkelen in verschillende leeftijdsgebonden fasen en groeien op tot volwassenen. Ze leren praten, lopen en de wereld rondom hen begrijpen. Als ouder begeleid en ondersteun je je kinderen doorheen deze fasen. Dat is ‘opvoeden’ in een notendop.

Elke ouder wordt met deze uitdaging geconfronteerd. Maar het opvoeden van adoptiekinderen vraagt soms een specifieke aanpak, omdat ze een voorgeschiedenis meedragen die bepaald gedrag in de hand kan werken.

Een gezonde opvoeding begint bij gehechtheid

Vertrouwen is de basis voor elke relatie en dus ook erg belangrijk in de opvoeding. In de prille periode na de aankomst van je adoptiekind staat het opbouwen van een veilige gehechtheidsrelatie centraal. Er moet een wederzijds vertrouwen groeien met je adoptiekind.

Vanaf het eerste contact tussen jou en je kind start het wennen aan elkaar en de nieuwe gezinssituatie. Je kind heeft, ongeacht de leeftijd, een voorgeschiedenis. Hij komt uit een ander land, pleegezin of kindertehuis en heeft misschien nare dingen meegemaakt tijdens de zwangerschap of na de geboorte. Die ervaringen zullen zijn reacties op de nieuwe situatie meebepalen.

We kunnen in grote lijnen 4 vormen van hechtingsgeschiedenis onderscheiden. Dit kan je helpen als ouder om bij ontwikkelingsproblemen de ruimere context te zien en af te leiden welk gedrag je kan verwachten.

  1. Je adoptiekind werd goed verzorgd en was veilig gehecht (bv. grootouder die de zorg voor het kind op zich nam). Hij zal daarom bij adoptie met rouw en verlies geconfronteerd worden. De positieve herinnering aan de veilige gehechtheidsrelatie zal hem echter stimuleren om contact te zoeken met volwassenen.
  2. Je adoptiekind was gehecht aan een persoon, maar werd niet goed verzorgd (bv. verwaarlozing, mishandeling). Hij zal zich eerder wantrouwig en terughoudend opstellen. 
  3. Je adoptiekind werd goed verzorgd, maar kon zich niet aan iemand hechten (bv. tehuis met meerdere wisselende verzorgers). Hij heeft nooit het gevoel gehad dat iemand met hem begaan was en heeft nooit troost of steun gekend. Hij weet niet wat een intieme relatie is en is blij met alle aandacht die hij krijgt (allemanskindje). Dat maakt dat hij niet trouw is in relaties.
  4. Je adoptiekind heeft geen zorg gekend en had ook niemand aan wie hij zich kon hechten. Zijn wereld was onvoorspelbaar en bedreigend (bv. straatkinderen, kinderen in overvolle kindertehuizen). Er zullen veel positieve ervaringen nodig zijn om zijn vertrouwen in mensen op te bouwen.

Dit kan een leidraad vormen om bepaald gedrag van je kind te begrijpen, maar eigenlijk is elk geval uniek. Ieder kind reageert op basis van zijn eigen voorgeschiedenis en temperament. Het is daarom belangrijk je kind goed te observeren en aan te voelen.

Sensitiviteit en responsiviteit

Om je kind te kunnen aanvoelen, moet je als adoptieouder in staat zijn de adoptiebril van je kind op te zetten. Stel je de vraag: ‘Hoe ziet en ervaart hij de dingen?’. Zo zal je concrete situaties en gedragingen beter kunnen plaatsen en kan je ook op een gepaste manier reageren.

In dit kader heeft men het over sensitiviteit en responsiviteit. ‘Sensitief zijn’ betekent goed letten op de signalen die je kind uitzendt en de behoeften die hij kenbaar maakt. Deze signalen kunnen bestaan uit gelaatsuitdrukkingen, lichaamshoudingen of bepaalde gedragingen. Als je adequaat op dat signaalgedrag inspeelt, ben je responsief. Je kind voelt zich begrepen en gesteund. De basis voor een veilige relatie groeit.

Opvoeding en adoptie

Vaak weet je wel hoe je moet reageren op het gedrag van je kind, maar af en toe slaat de twijfel toe. Als adoptieouder vraag je je af of bepaald gedrag gelinkt is aan de voorgeschiedenis van je adoptiekind. Dat kan, maar hoeft niet altijd het geval te zijn.

We geven enkele tips bij veelvoorkomende problemen.

Slapengaan

Goed slapen is gezond voor je kind. Hij heeft zijn nachtrust nodig om te ontwikkelen. Adoptiekinderen kampen soms met slaapproblemen. Ze hebben nachtmerries, zijn gespannen door de grote veranderingen of hebben scheidingsangst.

Wat kan je doen?

  • Zet eerst en vooral de adoptiebril van je kind op. Het is best beangstigend om alleen in een groot bed te slapen in een donkere kamer wanneer je vroeger een bed deelde met andere kinderen of op een matje in een halfdonkere slaapzaal sliep. Ook de angst om dingen niet meer te overzien of om alleen wakker te worden houdt kinderen soms uit hun slaap.
  • Speel verstopspelletjes. Zo leert je kind dat als je uit het gezichtsveld bent, dit niet betekent dat je verdwenen bent.
  • Zorg voor een vast avondritueel en vermijd hierbij opwinding.
  • Heeft je kind moeite met inslapen, blijf dan bij hem tot hij slaapt.
  • Gebruik een nachtlampje om de kamer zacht te verlichten.
  • Leg een kersenpitkussen in bed om de warmte van andere kinderen na te bootsen.
  • Zorg dat je zelf ook uitgeslapen bent. Spreek een beurtrol af met je partner of schakel je netwerk in. Een uitgeputte ouder kan zijn kind minder goed bieden wat het nodig heeft.
Etenstijd

Peuters kunnen heel eigenwijs zijn als het gaat over eten: ze ontwikkelen een eigen willetje, hun smaak verandert, ze hebben minder eten nodig ... Voor adoptiekinderen komt daar nog eens bij dat voedsel en eetgewoonten vaak sterk afwijken van wat ze gewend waren.

Wat kan je doen?

  • Is je baby het gewend zijn flesje zelfstandig leeg te drinken, dan zal hij het bedreigend ervaren als jij plots het flesje geeft en toekijkt. Vermijd oogcontact en neem je kind bijvoorbeeld op schoot met zijn rugje naar jou.
  • Accepteer dat er soms wat geknoei is aan de eettafel. Als jouw kind het gewoon was met de handen te eten of op de grond, dan is het een enorme aanpassing om aan tafel te zitten en met bestek te eten.
  • Waak erover dat eten in een ontspannen sfeer gebeurt. Vermijd een strijd, want dan maak je het probleem alleen maar erger.
  • Als jouw kind enorm veel eet – als reactie op het weinige en eenzijdige eten dat hij vroeger kreeg – schep dan zijn bordje niet te vol en zet de kookpot niet op tafel. Geef je kind in dat geval ook af en toe een tussendoortje. Zo weet hij dat er geen schaarste is en dat er altijd eten in huis is.
Verlies en rouw

Eenmaal je kind in zijn nieuw gezin terecht komt, kan een gevoel van verlies hem overvallen: verlies van de oorspronkelijke ouders of verzorgers, de vertrouwde omgeving, geuren, geluiden, taal … Niet elk kind uit dit op dezelfde manier.

Wat kan je doen?

  • Kijk samen naar foto’s of videobeelden van het geboorteland.
  • Sta je kind toe dit verdriet te uiten. Dit kan op verschillende manieren gebeuren: in spel, fantasie, knutselen.
  • Heb respect voor het verdriet dat je kind uit en zie dit als een positief teken: je kind voelt zich comfortabel genoeg om zijn gevoelens te tonen.
  • Geef mee dat verlies bij het leven hoort.
Opvallend gedrag

Adoptiekinderen vertonen soms opvallend gedrag. Het kan gaan om overlevingsgedrag dat ze hebben ontwikkeld in het geboorteland of een reactie op de veranderingen die ze ervaren.

Wat kan je doen?

  • Vertoont je kind antisociaal gedrag (bv. spullen stelen, schreeuwen, vechten)? Dit kan overlevingsgedrag zijn. Hij komt misschien uit een omgeving waar de wet van de sterkste gold en hij zijn mannetje moest staan. Wees zelf consequent en geef het goede voorbeeld van vriendelijk en prosociaal gedrag. Beloon zoveel mogelijk het gewenste gedrag met complimenten, knuffels, dikke duimen. Voorkom in plaats van genees door duidelijke, positieve afspraken. Wanneer een afspraak toch wordt overtreden, geef dan op een rustige manier de grens aan. In een latere fase, wanneer er een basis van gehechtheid is, kan je licht storend gedrag negeren. 
  • Is je kind ogenschijnlijk heel gemakkelijk en legt hij vlot contact zonder onderscheid te maken tussen jou, de buren of vreemden? Dan moet hij leren selectief te zijn in relaties (allemanskindje). Beperk gedurende de eerste periode de contacten van je kind buiten het gezin en breid geleidelijk aan uit. Geef hem de tijd om te wennen aan zijn nieuwe nest.
  • Toont je kind nooit pijn, blijdschap of verdriet en lijkt hij uitermate zelfredzaam? Dan is het belangrijk hem te laten weten dat je oprecht geïnteresseerd bent en meeleeft in goede en slechte tijden. Speel samen spelletjes en deel positieve emoties. Hij zal op die manier begrijpen dat ook negatieve emoties zoals verdriet, angst en woede mogen geuit worden.
  • Is je kind overmatig aangepast, beleefd en netjes? Dan is hij misschien bang om fouten te maken en probeert hij het ideale kind te zijn. Dit kan wijzen op een negatief zelfbeeld. Moedig je kind aan zichzelf te zijn. Doe samen dingen waarvan je geniet. Zo bied je het kind de kans te ervaren dat je plezier aan hem beleeft.
  • Vertoont je kind klampgedrag en scheidingsangst? Dan vertrouwt hij nog onvoldoende op zichzelf en zijn omgeving. Neem hem zo lang als nodig overal mee met je naartoe. Laat hem ervaren dat je er altijd voor hem zal zijn. Vermijd zoveel mogelijk de scheiding tussen het kind en voornaamste hechtingspersoon. Als je toch weggaat, doe dit niet aangekondigd, maar leg uit wat er gebeurt en wanneer jullie elkaar terug zullen zien.
  • Vertoont je kind clownesk en bravoure gedrag? Dan durft hij misschien zijn echte gevoelens niet te uiten en overschreeuwt hij deze. Geef het goede voorbeeld en toon zelf zowel je positieve als negatieve emoties. Zo begrijpt hij dat iedereen emoties heeft, je emoties mag uiten en deze gewaardeerd en aanvaard worden. Beloon je kind als hij zich eens van zijn kwetsbare kant laat zien.
  • Seksueel getint gedrag kan verschillende oorzaken hebben. Je kind kan geconfronteerd zijn met seksueel gedrag en zich hier tegen afzetten door lichamelijke nabijheid te schuwen. Laat je kind zijn grenzen aangeven en respecteer dit. Omgekeerd kan je kind zich seksueel uitdagend gedragen. Dit kan aangeleerd zijn in het geboorteland. Leg aan je kind uit dat er grenzen zijn, zonder te veroordelen. Ben je onzeker of gedrag grensoverschrijdend is en/of hoe je moet reageren? Meer info vind je via het Sensoa Vlaggensysteem.

Durf hulp te vragen

Opvoeden vraagt energie, tijd en moeite. Dit gaat niet altijd vanzelf. Het is geen teken van zwakte als je om raad vraagt wanneer je kind moeilijk te interpreteren signalen uitzendt.

Individuele nazorgvragen

Steunpunt Adoptie is gespecialiseerd in zorg en begeleiding bij adoptie. Heb je opvoedingsvragen of nood aan een luisterend oor, dan kan je ons contacteren per telefoon (078 151 327) of mail (nazorg@steunpuntadoptie.be). Wil je graag een persoonlijk gesprek, dan kan je een afspraak maken met één van onze nazorgmedewerkers. Meer info over ons individueel begeleidingsaanbod vind je hier.

Stevig op weg

Op regelmatige basis organiseren we vorming en training over deze thematiek. Kijk in onze kalender voor de groepsbegeleiding 'Stevig op weg na aankomst van je kind'. Deze training geeft inzicht in de gehechtheid met adoptiekinderen, biedt handvatten om mee aan de slag te gaan en versterkt adoptieouders in hun rol als ouder. Heel wat zaken die in dit artikel werden besproken, komen aan bod.

Via deze begeleiding willen we adoptieouders ondersteunen in de opbouw van een veilige hechtingsrelatie met hun adoptiekind. De begeleiders gaan samen met de deelnemers aan de slag en  de vertrekken vanuit concrete situaties.

Meer weten?

Hoezo, geadopteerd?! Een leidraad voor adoptieouders. De Coene Fien, Uitgeverij Ray of Hope (2011)
Adoptie en hechting als proces. Informatie voor ouders. Fiom (tweede druk, 2022)
Adoptie: het eerste jaar na aankomst. Informatie voor (toekomstige) adoptieouders. Fiom (tweede druk, 2022)

Publicatiedatum: mei 2017 - Laatst gewijzigd: mei 2024

Omgaan met moeilijk gedrag van je adoptiekind in de prille hechtingsperiode

(eerder verschenen in VAG-magazine)

Het lijkt een tegenstrijdige titel: grenzen stellen aan moeilijk gedrag en tegelijk bouwen aan die nieuwe, warme band met je adoptiekind(eren). Hoe rijm je de beide? In dit artikel gaan we dieper in op mogelijke oorzaken van moeilijk gedrag, wat je ermee kan doen en hoe je tegelijk inzet op gehechtheid.

Het wat en waarom van moeilijk gedrag

Adoptiekinderen tonen in de periode na aankomst soms gedrag dat op het eerste zicht moeilijk te begrijpen is: eten wegnemen, spullen stelen, hard schreeuwen, zichzelf of anderen pijn doen ...

De adoptieovergang is een zeer ingrijpende periode. Kinderen begrijpen niet goed wat hen overkomt en reageren hier soms, heel begrijpelijk, op door hevig verzet.

Het gaat ook vaak om normaal gedrag dat voordien nodig was om te overleven in een abnormale situatie. Sommige kinderen kregen misschien de ene dag wel te eten en de volgende dag niet. Voedsel hamsteren was dan levensnoodzakelijk. Anderen moesten letterlijk concurrenten overschreeuwen en wegduwen, omdat ze anders niet gehoord en gezien werden. Dit overlevingsgedrag kan heel lastig zijn, maar is logisch als je het plaatst binnen zijn context en de samenhang ziet met het vervullen van essentiële behoeften.

Volgens de pesso-psychotherapie heeft iedereen, ook ieder adoptiekind, vijf behoefteniveaus: behoefte aan:

  1. plaats;
  2. voeding (letterlijke voeding en figuurlijk: lichamelijke en psychische voeding);
  3. steun en ondersteuning;
  4. bescherming en;
  5. begrenzing.

Als aan deze behoeften niet voldaan is, heeft dat een grote invloed op verdriet, boosheid en agressie. Wie honger of pijn heeft, bang is of negatief over zichzelf denkt, kan sneller boos worden. Als er (langere) tijd in mindere of meerdere mate niet voldaan is aan behoeften, laat dit trauma achter. We zien een wisselvallig, onvoorspelbaar en soms explosief kind dat zichzelf moeilijk kan reguleren. Achter het moeilijke of onhandelbare gedrag zit echter heel veel angst verborgen. 

Een andere factor die meespeelt, is het temperament ofwel den aard van ’t beestje dat eerder moeilijk of net makkelijker is. Je bent niet het één of het ander. Het is een spectrum aan vaardigheden en eigenschappen die je van nature meekrijgt. Kinderen met een moeilijker temperament, hebben meer moeite om zich aan te passen aan een nieuwe situatie, zijn meer prikkelgevoelig, minder troostbaar en ervaren we als moeilijker om contact mee te maken. Kinderen met een makkelijker temperament zien we als flexibeler, kunnen beter omgaan met prikkels, zijn eenvoudiger te troosten en ervaren we als vlotter in de omgang. Als we het hebben over aanleg, hebben ontwikkelingsstoornissen als ADHD en ASS een belangrijke invloed op het gedrag. Daarnaast zorgt een verstandelijke beperking ervoor dat je kind anders reageert dan je verwacht.

Tot slot is moeilijk gedrag soms gewoonweg leeftijdsadequaat voor een kind ongeveer 2 à 3 jaar. Het ontwikkelt een zelfbesef, wil alles zelf doen en laten zien wat het kan. Hierbij ervaart het kind heel vaak remmingen en belemmeringen, nl. opvoeders die ‘nee’ zeggen. Het nut hiervan is voor het kind op die leeftijd nog niet duidelijk. Bijgevolg zal het boos reageren door te schreeuwen, te slaan, te stampen, te vernielen, te schelden of koppig te zijn. Anders gezegd, de behoefte aan begrenzing is de enige behoefte die een kind niet meteen blij maakt als ze vervuld wordt. Deze periode maakt elk kind doorheen de ontwikkeling in meerdere of mindere mate door. Het maakt deel uit van een normaal hechtingsproces. Wanneer kinderen op latere leeftijd in het gezin komen en je als ouder in de gehechtheid moet teruggaan en inhalen, kan je stellen dat zo’n koppigheidsfase ook leeftijdsadequaat is op oudere leeftijd (cfr. de hechtingspiramide van Truus Bakker).

Een wisselwerking van deze verschillende factoren ligt aan de basis van moeilijk gedrag. Je moet er ook mee rekening houden dat het kind de taal nog niet voldoende machtig is en misschien gewoon niet begrijpt waarom iets niet mag. Deze eerste periode na aankomst is ontzettend overrompelend voor het kind. Alles is nieuw: geuren en kleuren, maar ook subtiele gelaatsuitdrukkingen en stemintonaties. Deze eerste periode is er vooral één van wennen en minder van opvoeden in de traditionele zin van het woord.

Bezint eer ge begint: zelfkennis als adoptieouder

Betekent dit dan dat je alles zijn gangetje kan laten gaan? Zeker niet. Hierover straks meer. Laten we eerst stilstaan bij wat ‘moeilijk gedrag’ betekent voor jou als adoptieouder.

Boosheid kent veel synoniemen: drift, uit je dak gaan, woede, kwaadheid. Wie kwaad wordt, laat zien dat zijn grens bereikt is. Wie dit opkropt, toont helemaal niets. Dat is precies de les die je je kind wil meegeven: boos zijn mag. Het is de manier waarop je deze uit en beheerst die het verschil maakt.

Als opvoeder moet je weten wat je belangrijk vindt; met welk gedrag je meer of minder moeite hebt; wat je meer of minder snel boos maakt. Zelfkennis, je bewust zijn van je eigen ervaringen en kwetsbaarheden, is onmisbaar. De volgende vragen helpen hierbij:

  • Over welk (boos of agressief) gedrag bij je kind struikel je? Bv.: schelden, bedreigen, schreeuwen, schoppen, slaan, gooien en smijten, kapot maken, stelen,…
  • Wanneer en waar doet dit gedrag zich voor? Bv.: thuis, in de winkel, op school,…
  • Wanneer is het begonnen? Of is dit onduidelijk?
  • Hoe vaak komt het voor? Is dat altijd op dezelfde manier?

De één heeft nauwelijks moeite met boosheid en agressie: ‘Dat hoort erbij.’ De ander ervaart agressief gedrag als negatief, omdat het hem/haar teleurstelt, machteloos of onzeker maakt en keurt daarom elke vorm van agressiviteit bij zijn/haar kind af. 

Veel ouders vinden het lastig om huilen en boos zijn te accepteren. Zij proberen vaak hun kind zo snel mogelijk te laten ophouden met huilen of roepen. Toegeven, straffen of mee escaleren gebeuren snel om zo de rust terug te brengen. Waarom eigenlijk? Het is zinvol om jezelf deze vraag te stellen, omdat het antwoord onlosmakelijk samenhangt met jouw reactie op moeilijk gedrag.

Wedden op twee paarden: graag zien én grenzen stellen

Omgaan met moeilijk gedrag van je adoptiekind tijdens de prille hechtingsperiode is als wedden op twee paarden zonder dat ze verliezen van elkaar. Je zet zowel in op graag zien, als op grenzen stellen. Opvoeden in die periode (en ook daarna) is dus geen of-of verhaal, maar een en-en verhaal. Dit is makkelijk gezegd en niet onmogelijk om te doen.

Gehechtheid

Inzetten op gehechtheid doe je door te vertragen en het tempo van je kind te volgen, net als bij een pasgeboren baby. Je kijkt en luistert aandachtig en probeert geen enkel signaal te missen. Bij elk signaal vraag je je af: wat betekent dit? Honger? Krampjes? Bij oudere kinderen verloopt dit net hetzelfde. Waar heeft hij/zij belangstelling voor? Waar wordt hij/zij angstig of blij van? Wat trekt hem/haar aan, wat vermijdt hij/zij?

  • Speel in op wat je bij je kind ziet. Kiest het speelgoed dat eigenlijk voor jongere kinderen bestemd is? Zet dan het ‘moeilijkere’ speelgoed even in de kast. Je kan ook speelgoed mondjesmaat geven, in plaats van alles in de kamer voor het grijpen te laten staan.
  • Maak je woning voor je kind zo overzichtelijk mogelijk. Als de wereld om hem/haar heen overzichtelijk en voorspelbaar is, voelt die veiliger en zal je kind zich eerder kunnen ontspannen.
  • Babbel tegen hem/haar, zoals je ook gedaan zou hebben als hij/zij als baby bij jou was gekomen. Benoem waarmee je bezig bent en wat je je kind ziet doen, ziet eten enz… Verwoord ook de kleinste initiatieven die je kind neemt, zodat het weet dat het gezien wordt en handelingen opgemerkt worden.
  • Ook structuur in tijd biedt veiligheid. Hanteer een dagprogramma met herkenbare vaste punten (rituelen) en wees consequent met duidelijke regels.

Deze ideeën passen binnen de inhaalstrategie van Truus Bakker om gehechtheid na aankomst te ondersteunen. Los van de leeftijd van het kind ga je terug naar de basis: veiligheid inbouwen zoals je dat doet bij een baby.

Grenzen stellen: hoe pak je een woedebui best aan?
  • Tijdens een woedebui is je kind niet goed bereikbaar. Troosten of boos zijn heeft geen invloed. Laat je kind uitrazen.
  • Reageer niet door zelf ook boos te worden. Blijf rustig en liefdevol. Als je zelf bv. begint te roepen, leert je kind indirect dat roepen een gepaste manier is om te reageren.
  • Negeer de woedebui indien mogelijk. Blijf, als dit nodig is, in dezelfde ruimte.
  • Volledig isoleren is af te raden. Blijf bij je kind zonder er aandacht aan te schenken. Nabij blijven kan tijdens een driftbui veiligheid geven.
  • Maak nà de woedebui de regel duidelijk of motiveer waarom je je kind iets verbiedt. Wees hierin beknopt, maar warm en duidelijk. Een afspraak formuleer je daarom best in concrete en positieve termen. Welk gedrag wil je wel zien, in plaats van welk gedrag wil je niet zien? Bijvoorbeeld: “Je mag niet met de bal in huis spelen, omdat je dan dingen kapot kan maken. Je mag wel in de tuin spelen met de bal. Ik wil, na de afwas, wel samen met jou buiten spelen”.
  • Wees consequent. Geef niet toe na een woedebui. Anders leert je kind dat een woedebui een manier is om zijn/haar zin te krijgen.
  • Keur het gedrag van je kind af, maar niet het kind, bv.: ‘spullen kapot maken, mag niet’ in plaats van ‘jij bent een driftkikker’.
  • Blijf zelf rustig en probeer begrip te hebben voor je kind en de reden van die boosheid. Benoem dit ook.
  • Heeft je kind geen regel overtreden en is hij/zij ‘enkel’ ontploft? Dan hoeft je kind zich na de driftbui niet te verontschuldigen. Hij/zij heeft moeite om zichzelf te reguleren. Dit is een leerproces met vallen en opstaan. Wanneer het eens niet lukt, is dat geen reden om zich te excuseren.
  • Herstel altijd nadat er een moeilijke situatie was. Zo leert je kind dat het, ook als het iets fout doet, nog steeds gewaardeerd wordt en de relatie nog goed is. Dat doe je door het voorval achter je te laten en altijd opnieuw liefdevol met je kind om te gaan.
  • Waardeer en bevestig je kind zoveel mogelijk voor dingen die al (een beetje) goed lopen voor haar/zijn inzet, ook al lukt het nog niet zo goed. Bv.: “Ik zie dat je je best doet en dat vind ik fijn. Het lukt nog niet altijd om rustig te blijven en dat is ok”.

Bronnen:

Publicatiedatum: januari 2019 - Laatst gewijzigd: mei 2024

"Hoezo, geadopteerd?": Leidraad voor adoptieouders tijdens de eerste periode na aankomst van adoptiekind

Het boekje "Hoezo, geadopteerd?" (2011) wil een leidraad voor adoptieouders zijn tijdens de eerste periode na het aankomen van hun adoptiekind.

Het boekje bevat informatie over de zorg voor jonge kinderen, hoe om te gaan met (de reacties van) de omgeving, gehechtheid, opvallend gedrag, de adoptie van oudere kinderen ...