Contacteer ons of spring binnen op Raas van Gaverestraat 67b in Gent.

Ontdek onze groepsbegeleidingen, en evenementen.

Het laatste nieuws en interessantste weetjes over de wereld van adoptie.

Ontdek een hulpverlener bij jou in de buurt via deze handige adoptiekaart.

Wil je meer weten?

Hier vind je meer informatie over uiteenlopende thema's zoals belang van het kind, specifieke ondersteuningsbehoeften, nazorg, opvoeding, identiteit en herkomst.

Samenvatting onderzoek: Welke culturele opvoeding geven transnationaal geadopteerden aan hun kinderen? (2020)

  • Geschreven door Kristina Vanremoortel op woensdag 6 maart 2024 in de categorie Netwerk.

Wat zijn de culturele opvoedingspraktijken van transnationaal geadopteerden? Hoewel er al onderzoek gedaan is naar culturele socialisatie binnen adoptiegezinnen, is er nog weinig bekend over de manier waarop volwassen geadopteerden omgaan met de culturele socialisatie van hun  (vaak multi-etnische) kinderen. In een kwalitatieve studie (2020) onderzoeken Wu et al. van de Universiteit van Minnesota de culturele socialisatiepraktijken van Koreaans geadopteerde ouders met multi-etnische, Aziatisch-witte kinderen in de Verenigde Staten.

Begrip 'culturele socialisatie'

Culturele socialisatie omvat bewuste en onbewuste opvoedingspraktijken van ouders om hun kinderen voor te bereiden op het latere leven. Deze opvoedingspraktijken bestaan uit boodschappen en activiteiten van ouders die gebaseerd zijn op hun attitudes en overtuigingen over cultuur.

Gedurende de opvoeding geven ouders wat betreft cultuur veel aan hun kinderen mee. Het gaat dan over o.a. etnische socialisatie (bv. iemand leren over zijn etnisch erfgoed of hen fierheid bijbrengen over hun etnische achtergrond), socialisatie op basis van uiterlijke kenmerken zoals o.a. huidskleur (bv. kinderen leren omgaan met discriminatie op basis van huidskleur of hen racismewijsheid bijbrengen), gelijkheid (bv. gelijkwaardigheid tussen mensen aanmoedigen), diversiteit (bv. kinderen aanzetten om andere etniciteiten te leren kennen) en assimilatie aan de meerderheidscultuur.

Culturele socialisatie in multi-etnische gezinnen

Deze studie verkent de culturele opvoeding van Koreaans geadopteerde ouders in de VS met multi-etnische kinderen tijdens de ontwikkeling van hun kind.

Al vanaf jonge leeftijd leren kinderen met een etnisch diverse achtergrond dat er verschillen zijn binnen de familie, begrijpen ze dat ze een gemengde etnische afkomst hebben en krijgen ze hierover vragen van anderen. De onderzoekers stellen dat het dan ook belangrijk is om te begrijpen hoe de ouders van deze kinderen tijdens hun ontwikkeling culturele socialisatie aanpakken om hen te helpen omgaan met deze ervaringen.

In deze studie worden zowel de boodschappen en activiteiten van ouders als hun attitudes en overtuigingen onderzocht. Daarnaast wordt er gekeken naar individuele ouderlijke benaderingen met betrekking tot culturele opvoeding, maar ook naar hoe gemengde ouderparen dit samen aanpakken. Ouders van kinderen met een etnisch diverse achtergrond die zelf mogelijk een gedeeltelijk andere etnische achtergrond hebben, kunnen culturele socialisatie namelijk anders benaderen, omdat ze zelf verschillende ervaringen hebben gehad met discriminatie en in verschillende mate culturele socialisatie kregen in het gezin waarin ze opgroeiden.

In totaal namen er 31 Koreaans geadopteerden deel aan de studie. Zij groeiden op in een wit adoptiegezin en waren ondertussen ouder van minstens 1 kind met een gemengde etnische achtergrond (Aziatisch - wit) tussen 3 en 18 jaar oud. De deelnemers werden geïnterviewd over verschillende opvoedingsthema's, waaronder blootstelling aan de Koreaanse cultuur, ambities en verwachtingen en gesprekken over etniciteit en discriminatie. Voor elk van deze thema's werd er gepeild naar hun ervaringen in hun adoptiegezin en hun eigen aanpak in de opvoeding van hun kinderen.

Op basis van de interviews identificeerden de onderzoekers 4 thema's.

Thema 1: Uiterlijke kenmerken

Ten eerste erkennen de deelnemende ouders de etnisch diverse afkomst van hun kinderen door in de interviews geregeld te verwijzen naar de uiterlijke kenmerken van hun kinderen, zowel naar hoe zij die zelf zien als ouder als naar hoe buitenstaanders mogelijk naar hun kinderen kijken. Ze beschrijven het uiterlijk van hun kinderen als Aziatisch of Koreaans, wit, ambigu of een mix van beide. Vaak wordt er een vergelijking gemaakt met andere gezinsleden, bijvoorbeeld: "Een van onze kinderen ziet er witter uit dan de andere” en “Ik denk niet dat je zou weten dat ze half Aziatisch is, tenzij je weet dat ik haar moeder ben."

Deelnemende ouders spreken niet alleen over het uiterlijk van hun kinderen, maar ook over de gevoelens van hun kinderen t.a.v. hun uiterlijk. Zo zegt een mama: "Mijn dochter vindt het jammer dat ze niet Aziatisch is. Of niet gezien wordt als Aziatisch en dat het onduidelijk is. Mensen vragen haar: Ben je Italiaans of ben je …?"

Verder linken ouders het uiterlijk van hun kinderen met hun eigen overtuigingen, boodschappen en opvoedingspraktijken rond culturele socialisatie. Ouders van kinderen die er meer Aziatisch uitzien verwachten dat hun kinderen met racisme geconfronteerd zullen worden. Ze gaan daarom vanaf jonge leeftijd het gesprek aan met hun kinderen om hen hierop voor te bereiden en hen te leren hoe er mee om te gaan. Een vader vertelt: "In de taal van een 3-jarige vertellen we haar dat mensen haar anders gaan behandelen of dat het mogelijk is dat ze haar anders gaan behandelen op basis van haar uiterlijk. En dat dat niet eerlijk en niet lief is, maar dat het zo is."

Omgekeerd geven ouders waarvan de kinderen er eerder wit uitzien dan weer aan zich ervan bewust te zijn dat dit 'wit privilege' hun kinderen mogelijk kan beschermen tegen discriminerende ervaringen. Zo zegt een mama: "Eerlijk gezegd was ik heel blij dat mijn dochter niet op mij leek, want ik wou niet dat zij dezelfde dingen moest meemaken die ik heb meegemaakt, maar nu zie ik dat mijn zoon ze wel meemaakt." Hierdoor ligt de nadruk in gesprekken soms meer op de mogelijke discriminatie die anderen kunnen ervaren in plaats van de kinderen zelf. Een mama vertelt: "Ze ziet er zelf erg wit uit, maar ze merkt dingen op, bijvoorbeeld wanneer iemand traag tegen mij spreekt, omdat ze denken dat ik geen Engels kan. Dan vraagt ze: 'Waarom spreken ze zo tegen jou? Waarom kijkt die zo naar jou? Waarom zegt ze dat?' en dan moet ik dat uitleggen."

Daarentegen zijn er ouders die de rol van etniciteit in de identiteit van hun kinderen terzijde schuiven, omdat hun kinderen er niet Aziatisch uitzien. "Wanneer ik naast haar sta, denken mensen waarschijnlijk dat ze Koreaans is, maar als ze met haar vader is, is dat veel minder duidelijk. Daarom is het niet zo belangrijk dat die focus op etniciteit er is, maar wel dat het gaat om een goed persoon worden en later worden wie je graag zelf wil zijn", zegt een moeder.

Tenslotte passen ouders binnen hetzelfde gezin andere raciale socialisatiepraktijken toe afhankelijk van het uiterlijk van de kinderen. Zo geeft een deelnemende ouder aan meer te praten over huidskleur en discriminatie met haar dochter die er eerder Aziatisch uitziet, dan haar zoon met blond haar die er niet Aziatisch uitziet.

Thema 2: Meervoudige identiteit

De meeste deelnemende ouders erkennen de multi-etnische identiteit van hun kinderen door hen te beschrijven als half Koreaans, half Aziatisch, deels wit, niet honderd procent Aziatisch, multi-etnisch of gemengd.

Daarnaast geven sommige ouders aan hun kinderen te helpen om zichzelf te definiëren. Ze steunen ideeën en zetten opvoedingspraktijken in waarmee ze aangeven dat ze het belangrijk vinden dat hun kind een duidelijk identiteitsgevoel ontwikkelt en zijn/haar diverse afkomst erkent. Zo communiceren ze hierover al vanaf jonge leeftijd met hun kind, bijvoorbeeld: “Vanaf het begin waren we heel duidelijk over hun identiteit. Ik zei tegen de meisjes: “Je bent Koreaans, half Koreaans, want ik ben Koreaans. Je vader is Italiaans, Iers en een klein beetje Duits. Dus zodra ze 3 jaar was, zei ze dat ook tegen mensen. Ze vroegen dan wat zij was en dan zei ze: ‘Ik ben Koreaans, Italiaans, Iers en een beetje Duits.’ Ze kon dat zo zeggen.” Tegelijkertijd halen een aantal deelnemende ouders aan dat hun kind zich al vanaf de peuterleeftijd kon identificeren als behorend tot een bepaalde etniciteit, maar mogelijk niet begreep wat dit juist betekende.

Daarnaast zijn er ouders die er bewust voor kiezen om geen labels op vlak van etniciteit mee te geven aan hun kinderen, bijvoorbeeld omdat ze hun kinderen daarin zelf de vrijheid willen geven, omwille van ambivalente of negatieve gevoelens rond bepaalde labels of omdat ze geen nadruk willen leggen op de rol van huidskleur en etniciteit in de identiteit van hun kind. Zo getuigt een moeder dat ze liever niet wil dat haar zoon opgroeit met allerlei labels, omdat ze dit schadelijk vindt.

Verder geven ouders erkenning aan de meervoudige identiteit van hun kinderen door hen op verschillende leeftijden te leren over hun etnische afkomst. Ouders met kinderen vanaf de lagere schoolleeftijd geven aan hun kinderen te leren over de Koreaanse cultuur, hen kennis te laten maken met de taal en het eten, Koreaanse feestdagen te vieren en samen naar Korea te reizen. Dit is gelijkaardig aan wat niet-geadopteerde Koreaans-Amerikaanse ouders doen waarvan de ouders emigreerden naar de VS. Ook op peuterleeftijd zijn deelnemende ouders al bezig met etnische socialisatie, bijvoorbeeld door hun kind te leren over Koreaanse gebruiken. Verder zijn er ouders die hun kinderen niet alleen iets bijleren over hun Koreaanse afkomst, maar ook over hun andere achtergrond afkomstig van de andere ouder (bv. Zweeds of Duits).

In tegenstelling tot raciale socialisatie lijkt er binnen hetzelfde gezin geen verschil te zijn tussen kinderen op vlak van etnische socialisatie.

Tot slot stellen de onderzoekers vast dat ouders de multi-etnische identiteit van hun kinderen erkennen, maar tegelijkertijd boodschappen geven of dingen doen die focussen op de mono-etnische Koreaanse of Aziatisch-Amerikaanse identiteit, bv. hun kinderen trots bijbrengen over hun Koreaanse afkomst wanneer ze gepest worden of zoeken naar Aziatisch-Amerikaanse rolmodellen in plaats van rolmodellen met een multi-etnische achtergrond. Dit is gelijkaardig aan het eerder vernoemde thema rond uiterlijke kenmerken: ouders erkennen de multi-etnische afkomst van hun kinderen, maar behandelen hen op dit vlak als wit of Aziatisch, eerder dan als van gemengde afkomst.

Thema 3: Omgeving en sociale context

Het derde thema waaraan ouders aandacht schenken, is de diversiteit op school en in de ruimere omgeving van het kind. Deelnemende ouders spreken over de uitdagingen van het opvoeden van hun kind in een overwegend witte omgeving en proberen meer diversiteit in de omgeving van hun kind te brengen.

Zo kiezen sommige ouders er bewust voor om hun kind naar een school te sturen met een diverse leerlingenpopulatie of houden ze rekening met de diversiteit in de buurt bij de keuze van hun woonplaats. Sommige ouders merken op dat, naast het feit dat er over het algemeen meer diversiteit is, de kans zo ook groter is dat hun kinderen in contact komen met multi-etnische leeftijdsgenoten, wat een invloed kan hebben op hun begrip van multiculturaliteit en de manier waarop ze zichzelf definiëren. Een mama vertelt: “Er zijn veel gemengde kinderen met wie ze ook echt bevriend zijn, dus ze begrijpen dat concept. Maar ik denk dat al hun gemengde vriendjes in de klas deels wit zijn, dus al hun vrienden identificeren zich ook vooral als wit.

Daarnaast spreken ouders over andere manieren om meer diversiteit op school te brengen, bijvoorbeeld door zelf als vrijwilliger op school te helpen, zodat kinderen minderheden/minderheidsgroepen op hun school gerepresenteerd zien.

Ook de diversiteit in de ruimere omgeving heeft een invloed op de culturele opvoeding die ouders geven aan hun kinderen. Een moeder die minder bezig is met socialisatie op basis van uiterlijke kenmerken bij haar kinderen zegt hierover: “Mijn kinderen hebben me nooit gevraagd of ik al gediscrimineerd werd, omdat er hier zoveel diversiteit is. Je ziet hier veel Aziatische mensen. Wij hebben veel Aziatische vrienden die met witte mannen getrouwd zijn.” Wanneer de omgeving overwegend wit is, geven ouders aan hun kinderen wel voor te bereiden op racistische ervaringen. Verder geven sommige ouders aan beperkte toegang te hebben tot bronnen van etnische socialisatie zoals Koreaanse restaurants en taallessen, afhankelijk van waar ze wonen.

Thema 4: Een multi-etnisch gezin vormen

Het vierde thema is de multi-etnische identiteit op gezinsniveau. Sommige deelnemende ouders spreken over hoe het is om een multi-etnisch huwelijk te hebben en meer bepaald over de weg die hun witte partners afleggen in het leren over racisme en discriminatie.

Bij sommige koppels is het moeilijk om over afkomst en huidskleur te praten of zijn er hierover discussies, hoewel deelnemende ouders aangeven dat hun partners hierin wel groeien. Een deelnemer vertelt: “Soms komen we niet overeen in discussies over etnische profilering, huidskleur en wit privilege, want mijn man is het toonbeeld van witte gevoeligheid. Hij werkt er wel aan. Hij heeft gewoon iets meer tijd nodig dan de rest. Ik probeer dat te respecteren hoewel het ook zeer frustrerend is.”

Sommige ouders bereiden hun partner voor op de noodzaak om hun kinderen cultureel te socialiseren, vooral op vlak van uiterlijke kenmerken zoals huidskleur: “Hetgeen waar ik hem aan herinnerde, soms niet zo subtiel, is: ‘Vergeet niet dat je kinderen half-Aziatisch zijn en dat ze dus dingen gaan meemaken die jij nog nooit hebt meegemaakt. En dat is racisme. En jij moet ervoor zorgen dat je voor hen en andere mensen opkomt, dat is jouw verantwoordelijkheid. Als je met mij trouwt, neem je die verantwoordelijkheid ook op jou.’ En dat heeft hij gedaan!”

Deelnemende ouders praten met hun partner over de culturele socialisatie van hun kinderen. Veelal hechten beide partners hieraan evenveel belang, maar neemt de Koreaans geadopteerde partner hierin een meer actieve rol op. Een mama vertelt: “Hij staat er wel voor open om de kinderen te leren over de Koreaanse cultuur. Eigenlijk steunt hij mij in alles wat ik daarrond wil doen, omdat hij er zelf niets van afweet, begrijp je?” Vooral op vlak van socialisatie op basis van uiterlijke kenmerken is er een verschil tussen partners, bijvoorbeeld omdat de witte partner zich minder bewust is van racisme dan de andere.

Daarnaast zijn er ook deelnemers die de rol van huidskleur en etniciteit minder belangrijk vinden in de opvoeding van hun kinderen en wiens partner ook die mening heeft.

Tot slot geven ouders aan dat hun multi-etnische gezinssamenstelling het praten over huidskleur thuis vergemakkelijkt. Ze praten met hun kinderen over uiterlijke verschillen tussen gezinsleden (bv. haarkleur, huidskleur) en kaderen dit binnen het grotere geheel van etnische diversiteit. Sommige ouders geven ook aan zich bewust te zijn van hoe ze als gezin gepercipieerd worden door de buitenwereld. Zo vertellen sommige deelnemers over hoe ze nagestaard worden of vragen krijgen over waarom hun kind niet op hen of hun partner lijkt, bv. “Is je kind geadopteerd?”

Conclusie

Deelnemende ouders erkennen de multi-etnische identiteit van hun kinderen op verschillende manieren. Dit is duidelijk uit de wijze waarop zij praten over het uiterlijk van hun kinderen, hun meervoudige etnische identiteit, de omgeving waarin hun kind opgroeit en het vormen van een multi-etnisch gezin.

Opvallend is echter dat hoewel ouders hun kinderen leren over hun verschillende etnische afkomst en ze hen leren over hoe ze zichzelf kunnen definiëren, hun andere opvoedingspraktijken niet zozeer gericht zijn op de multi-etnische identiteit van hun kinderen, maar eerder op een mono-etnische identiteit (nl. wit of Aziatisch-Amerikaans).

Bron: Wu, C. S., Lee, S. Y., Zhou, X., Kim, J., Lee, H., & Lee, R. M. (2020). Hidden among the hidden: Transracially adopted Korean American adults raising multiracial children. Developmental Psychology, 56(8), 1431–1445. https://doi.org/10.1037/dev0000881 

Tekst: Kristien Wouters

Mijn partner is geadopteerd

  • Geschreven door Sigrid Jacobs op dinsdag 6 juni 2023 in de categorie Netwerk.

Als we het over adoptie hebben, denken we in de eerste plaats aan de impact op de betrokkenen zelf: geadopteerden, eerste ouders, adoptieouders. Dat is logisch, want adoptie gaat vooral over hen. Adoptiebetrokkenen staan uiteraard niet alleen, zij worden omgeven door een hele context. Partners van geadopteerden bleven tot hiertoe, zowel in wetenschappelijk onderzoek als in meer informele artikels, op de achtergrond. Beïnvloedt de adoptie van hun partner hun relatie? Speelt het bijvoorbeeld een rol in de beslissing om al dan niet kinderen te krijgen? Hoe is het om samen op herkomstreis te gaan? Wij laten 5 partners van geadopteerden aan het woord.

Wie?

Anneleen (52) is 33 jaar samen met Ian, 30 jaar geleden trouwden ze. Ian is geadopteerd uit Zuid-Korea. Ze hebben samen 2 volwassen zonen (28 en 25 jaar).

Ivan (44) is getrouwd met An Sheela, geadopteerd uit India. Ze zijn 22 jaar samen, waarvan 18 jaar gehuwd, en hebben 3 kinderen (16, 14 en 11 jaar).

Filip (52) heeft sinds 2 jaar een relatie met Sheela. Sheela werd geboren in India. Ze hebben geen kinderen.

Thomas (29) en Binita zijn 7 jaar samen. Binita werd geadopteerd uit Nepal. In augustus trouwden ze. Ze hebben nog geen kinderen.

Clair (52) is 27 jaar getrouwd met Denis, geadopteerd uit voormalig Joegoslavië. Ze hebben een dochter van 27. Clair is afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk.

Nog nooit over adoptie nagedacht

Wie niet (in)direct met adoptie te maken heeft, staat er doorgaans zelden bij stil. Door het gebrek aan adoptiesensitiviteit in de samenleving hebben veel mensen een beperkt en vaak weinig genuanceerd beeld van adoptie.

Clair: “Als je mij vraagt wat ik over adoptie wist voor ik mijn partner leerde kennen, kan ik daar kort over zijn: eigenlijk helemaal niks.” Ivan beaamt dat onmiddellijk: “Ik wist werkelijk niets over adoptie, ik had er nog nooit over nagedacht.”

Thomas volgde tijdens zijn studie zelfs een heel vak over familierecht: “Daar kwam adoptie uitgebreid aan bod, maar ik heb toen gewoon de regels bestudeerd en er verder nooit over nagedacht. Als er, voor ik mijn partner leerde kennen, iemand mij zei: ‘ik ben geadopteerd’, was dat voor mij louter een feitelijke beschrijving. Het was hetzelfde als iemand die tegen mij zei: ‘ik ben groot of ik ben klein’.”

Anneleen was 19 toen ze Ian leerde kennen. Ze volgde op dat moment de lerarenopleiding. In de lessen pedagogiek werd er wel gepraat over adoptie, maar er écht bij stilstaan deed ze niet. “Ook tijdens de eerste jaren van onze relatie besefte ik niet dat adoptie zoveel lagen kon hebben en zo diep kon gaan. Ik zag het als iets oppervlakkigs, als een kenmerk.”

Een diepgaander besef

Naarmate ze hun partners beter leerden kennen, veranderde dat beperkte beeld van adoptie. Anneleen: “Het allereerste dat Ian mij over adoptie vertelde, was dat hij zelf nooit zou adopteren. Dat vond ik gek. Ik wist dat hij zelf geadopteerd was, maar ik kende hem nog niet goed genoeg om te weten welke impact het op hem had. Ik kon die uitspraak dus nog niet plaatsen. Ondertussen is mijn mening veel genuanceerder.

Die gelaagdheid van adoptie werd voor Anneleen geleidelijk aan duidelijk. Zoals alle koppels ervaarden zij en haar partner gaandeweg botsingen, dingen waar ze tegenaan liepen. Daardoor begon ze te begrijpen dat sommige dingen gekoppeld kunnen worden aan het adoptieverhaal. “Door die ervaringen,” vertelt ze, “zijn we er samen meer over gaan praten en is er een diepgaander beeld ontstaan van adoptie en de impact ervan.”

Voor Thomas heeft de relatie met Binita zijn beeld over adoptie op twee vlakken veranderd: “In de eerste plaats kijk ik nu anders naar geadopteerden zelf. Vroeger dacht ik er niet bij na, maar nu weet ik dat zij een verhaal hebben dat veel complexer is dan het standaard levensverhaal van de meeste mensen. Dat wekt meteen een soort extra dimensie op. Als ik nu een geadopteerde ontmoet, roept het iets van erkenning en herkenning op die er vroeger niet was. Daarnaast heeft het ook mijn blik op het instituut adoptie grondig veranderd. Terwijl ik vroeger zuiver positief naar adoptie keek, is mijn blik nu meer genuanceerd of zelfs negatief. Ik begrijp nu dat het allemaal niet evident is.”

Ivan sluit zich daar gedeeltelijk bij aan: “Nu zou ik zeker niet meer zeggen dat ik niet over adoptie nadenk, maar ik ben nog niet op het punt gekomen dat ik er een duidelijke mening over formuleer. Voor mij is het als een wolkje, een wolkje dat heel erg gevoed wordt door alles wat er rond mij gebeurt. Ik vind het belangrijker dat mijn partner er eerst zelf een mening over kan vormen. Ik wil haar daar niet in beïnvloeden. Ik heb wel wat vage, onderliggende gevoelens, maar het kristalliseert nog niet. Sowieso vind ik het een heel complexe materie.”

Een ondersteunende rol

Binnen onze relatie is adoptie iets dat zeer aanwezig is”, vertelt Thomas. “Geadopteerd zijn maakt deel uit van Binita’s persoonlijkheid en identiteit op een heel fundamenteel niveau. Het bepaalt wie zij is. Voor mij is het een proces geweest om dat volledig te leren begrijpen en om altijd te luisteren als ze er iets over wil zeggen. Als partner moet je daar echt ondersteunend in zijn, vind ik.”

Ook Sheela, de vriendin van Filip, is veel met adoptie bezig. Ze beheert een Facebookgroep voor adoptiebetrokkenen, is vrijwilliger bij a-Buddy en engageert zich op vele andere vlakken voor adoptiegerelateerde thema’s. Adoptie beheerst dus een groot deel van haar leven. Dat was even wennen: “Voor mij was het allemaal nieuw”, zegt Filip. “Ik heb veel respect voor wat zij allemaal doet, want het vraagt veel tijd en energie. Ik probeer daarbij vooral een ondersteunende rol in te nemen aan de zijlijn en te helpen waar mogelijk. Nu denkt ze bv. na over een rootsreis. Daar wil ik haar zeker in steunen, maar ik besef dat het niet evident zal zijn.”

In tegenstelling tot de andere gesprekspartners speelt adoptie in het leven van Clair en haar man niet zo’n grote rol. Haar partner Denis heeft nooit de behoefte gehad om intens te gaan zoeken naar zijn herkomst of om op een andere manier veel bezig te zijn met adoptie. Toch merkt ze hoe adoptie hun leven beïnvloedt: “Ik zie hoe belangrijk de ouders van Denis zijn in ons leven. De relatie die hij heeft met zijn adoptieouders is heel sterk. Hij heeft een hechtere relatie met hen dan ik met mijn eigen ouders heb, en ik ben niet geadopteerd. Denis staat dag en nacht voor hen klaar, omdat zij hem ook hebben gered in tijden van nood. De zorg die hij voor hen opbrengt is enorm. Ik probeer daar zoveel mogelijk ruimte voor te laten. Ik wil er zeker niet tussenkomen, ik vind het net mooi dat ze zo’n hechte band hebben. Adoptie neemt in ons gezin dus wel ruimte in, maar dan vooral in de band naar zijn ouders toe.”

Invloed op reisplannen

De meeste partners beamen dat adoptie praktisch gezien vooral veel invloed heeft op hun reisplannen. Thomas: “Normaal zou ik niet snel meerdere keren naar hetzelfde land reizen, zeker niet als het zo ver weg is, maar sinds ik mijn vrouw ken, is dat anders. Ik ben al eens meegereisd naar Nepal, maar ik weet dat zij binnenkort graag nog eens zou gaan en vind het belangrijk om er dan bij te zijn, voor haar.”

Anneleen vertelt dat er in hun gezin al vele jaren veel budget gaat naar reizen naar Korea, maar dat vindt ze allesbehalve erg: “Wij omarmen dat als gezin heel erg. We vinden het, ondanks de lange afstand, de normaalste zaak van de wereld. We zien dat Ian zich daar als een vis in het water voelt. Ook onze kinderen vinden het leuk om dat deel van hun herkomst beter te leren kennen. Die reizen naar Korea verrijken ons als gezin, maar nu ik erover nadenk, besef ik dat het inderdaad een grote plek inneemt.”

Clair is samen met Denis, zijn ouders, zus en hun dochter een keer naar ex-Joegoslavië (nu Slovenië) gereisd. Het is al even geleden, maar het is haar wel bijgebleven: “Als ik aan onze dochter denk, besef ik dat het ook haar herkomst is. Ik kom uit het Verenigd Koninkrijk, Denis is geboren in Slovenië, we wonen in België. Daardoor is onze dochter ook voor een deel uit Slovenië afkomstig. Ze heeft dus eigenlijk banden met drie landen. Net als voor Denis was het voor haar daarom fijn om in Slovenië geweest te zijn, maar ze hebben beiden niet meteen de behoefte om snel terug te gaan.”

Ivan en zijn vrouw denken eraan om volgend jaar voor het eerst als gezin op reis te gaan naar India: “Dat zal voor de kinderen in eerste instantie een reis zijn zoals een andere. Natuurlijk met dat verschil dat het voor hun mama heel emotioneel zal zijn.”

Enkele jaren geleden is hij zelf met An Sheela naar India gereisd: “Daar hing toen veel emotie aan vast. We hebben een weeshuis bezocht waar ze als kind verbleef. Toch heb ik dat zelf niet als zwaar ervaren. Die reis voelde voor mij eigenlijk heel natuurlijk aan. Uiteraard was het soms heftig, maar ik was daarop voorbereid. Ik denk dat het met onze kinderen net zo zal zijn. Vanzelfsprekend zal An Sheela soms emotioneel worden, maar ik denk dat ze soms onderschat hoe goed de mensen in haar omgeving daarmee om kunnen.”

Samen op rootsreis

Hoe is het om met je partner mee te reizen naar het land van herkomst? Onvermijdelijk komen er bij zo’n reis emoties kijken. Hoe ga je daar mee om? Als je echtgenoot of vriend(in) op zoek gaat naar zijn of haar eerste familie of andere aanknopingspunten kan zo’n reis erg zwaar zijn. In de eerste plaats voor de geadopteerde zelf, maar ook voor de persoon die hem of haar vergezelt.

Thomas: “Toen ik met Binita naar Nepal reisde, verbleven we eerst een week bij haar biologische familie. Binita kent haar biologische vader, zus en halfbroer, maar weet niets over haar biologische moeder. Het was haar plan om tijdens die reis meer informatie over haar moeder te krijgen. Ze had op voorhand o.a. een brief opgesteld voor haar vader, die ze hem wilde overhandigen. Het verblijf liep niet zoals gepland. Het gezin van haar vader wilde eigenlijk vooral de schone schijn ophouden. Communicatie was omwille van de taalbarrière sowieso moeilijk. Voor Binita was dat erg zwaar, haar hoop werd allesbehalve ingelost. Ze heeft de brief uiteindelijk niet afgegeven. Omdat het voor Binita na een tijd moeilijk was om nog positief te blijven ten opzichte van het gezin van haar vader, probeerde ik de situatie te ontmijnen door de interactie met het gezin op mij te nemen. Op die manier kon ik toch een zekere last van haar schouders nemen, maar het bleef enorm frustrerend om te zien dat Binita geen stap verder kwam in haar zoektocht.”

Anneleen: “Aan zo’n reis hangen inderdaad zware emoties vast. In ons geval ging het gepaard met een hele zoektocht langs kranten, televisiestations, etc. Onze jongens waren 12 en 15 toen ze voor het eerst meereisden naar Korea. Ze hebben dat proces dus heel bewust meegemaakt en gevolgd. Voor hen was het vooral een verrijkende ervaring. Ik had niet de indruk dat het voor hen erg zwaar was. Uiteraard vinden we het altijd jammer als de zoektocht geen resultaat oplevert, maar ik heb die reizen naar Korea nooit als belastend ervaren.

“Voor ons is het evident dat we begrijpen hoe belangrijk het voor Ian is om te weten waar hij vandaan komt en wat er gebeurd is”, vertelt Anneleen verder. “We omarmen het mee, samen met hem, want het hoort er gewoon bij. Ik denk dat wij het soms zelfs meer omarmen dan Ian zelf. Hij zegt wel eens: ‘het gaat weer over mijn adoptie, dat is toch lastig?’ Maar voor ons is het een evidentie dat het daarover gaat. Wij denken gewoon: dat is Ian, en zijn afkomst en zoektocht horen bij hem. Maar voor hemzelf is het soms nog moeilijk om dat te accepteren.”

Al dan niet zelf kinderen krijgen

Als je geadopteerd bent, kan de vraag naar je eigen kinderwens extra beladen zijn. Aan een kinderwens kunnen gevoelens van verlies, angst en vragen rond identiteit en afkomst vasthangen. Evengoed kan een kinderwens door je eigen adoptie net extra duidelijk op de voorgrond staan.

“An Sheela heeft mij al heel vroeg in de relatie duidelijk gemaakt dat ze drie kinderen wou”, vertelt Ivan. “Dat zegt iets over hoe prominent die kinderwens in haar aanwezig was. Ik weet niet of het te maken had met het creëren van een bloedband, maar ik had wel door dat er bij haar meer speelde dan bij een doorsnee kinderwens. Ze was en is voortdurend op zoek naar iets, om een leegte te vullen. Ik denk dat kinderen daarin een eerste logische stap zijn. De realiteit is dat de kinderen die leegte niet helemaal gevuld hebben, dus dan zoek je verder, naar iets anders. Dat is niet extreem en het is niet zwaar voor haar, voor mij, of voor de relatie. Maar ik merk aan haar dat ze meer zoekende is dan andere mensen en ik plaats die duidelijke kinderwens in dat kader.”

Ook in het gezin van Anneleen was er meteen een duidelijke kinderwens. “Het was voor ons vanzelfsprekend dat er kinderen zouden komen. Voor Ian was het belangrijk dat hij een eerste bloedband zou hebben met iemand en voor het eerst zou kennismaken met hoe het is om biologische familie rond je te hebben. Dat was niet altijd makkelijk voor hem. Zeker toen onze kinderen de leeftijd hadden waarop hij geadopteerd werd, was dat voor hem erg confronterend. Door samen te zijn met Ian ben ik zelf de band tussen moeder en kind nog meer gaan waarderen.”

Thomas en Binita hebben nog geen kinderen, maar willen er wel graag. Thomas legt uit dat die beslissing voor Binita niet eenvoudig was: “Binita had/heeft schrik dat ze geen goede moeder zou zijn omdat ze de biologische band tussen moeder en kind niet heeft ervaren. Ik heb daar begrip voor, maar vind het tegelijk absurd, want in mijn ogen zou zij net de best mogelijke moeder zijn, net omdat zij door haar adoptie weet hoe belangrijk de band tussen moeder en kind is. Ik denk dat die angst niet zo fundamenteel is dat ze uiteindelijk toch geen kinderen zou willen, maar dat ze het voornamelijk met mij wilde bespreken ter voorbereiding van het ouderschap.”

Aangezien Binita na de laatste reis naar Nepal geen nieuwe informatie kreeg over haar biologische moeder, wil ze binnenkort graag nog eens naar Nepal vooraleer zij en Thomas aan kinderen beginnen. “Ze wil graag begrijpen waarom ze is afgestaan en wie haar moeder eigenlijk is, alvorens ze zelf moeder zou worden. Mocht het niet lukken om nog naar Nepal te reizen of mocht ze toch al zwanger zijn, zou het, denk ik, geen groot obstakel voor haar zijn, maar het is wel iets dat ze belangrijk vindt om eerst gedaan te hebben.”

“Ik ben mijn eigen kinderwens wel meer gaan relativeren door samen te zijn met iemand die geadopteerd is”, vertelt Thomas verder. “Ik denk nu: stel dat het niet lukt, misschien moet ik het dan gewoon aanvaarden en het niet boven alles stellen om toch maar een kind te kunnen krijgen. Maar het blijft natuurlijk een moeilijk thema dat iedereen voor zichzelf moet aanvoelen en uitmaken”.

Filip leerde Sheela kennen toen hij 50 was. Zij was op dat moment achteraan de 30. “We hebben het er toen wel even over gehad”, vertelt hij. “Voor mezelf had ik al beslist dat ik niet nog op latere leeftijd aan kinderen wilde beginnen, hoewel ik kinderen graag zie. Zij heeft dat toen aanvaard. Maar soms voel ik dat het wringt bij haar. Ik denk dat het lastig is voor haar om te beseffen dat ze geen kinderen zal hebben met wie ze een bloedband deelt. We hebben er samen over gepraat en we staan, denk ik, beiden achter de beslissing, maar desondanks lijkt het iets waar ze het blijvend moeilijk mee heeft. Daar zit ik dus soms wel mee.”

Microracisme

Van de vijf personen die we voor dit artikel spraken, hebben er vier een relatie met een geadopteerde van kleur. Alle geïnterviewden zijn wit. Hoe is het voor hen als hun partner te maken krijgt met racisme? Hoe zit het met hun kinderen, komen die soms in aanraking met racisme?

Anneleen: “Bij mijn kinderen kan ik me geen enkel voorval herinneren. Ze krijgen soms wel de vraag welke roots ze hebben, omdat mensen hun uiterlijk moeilijk te definiëren vinden. Dat is dan eerder een gewone vraag dan dat er racistische motieven spelen. Bovendien zijn mijn kinderen heel sociaal en staan ze sterk in hun schoenen. Ze zijn ook heel trots op hun herkomst. Zelfs als er een racistische opmerking zou komen, zouden zij daar niet van gaan wankelen. Hun vader wel. Gelukkig komt het niet zo vaak voor.”

Anneleen herinnert zich voorvallen waarbij mensen over of langs Ian heen kijken. Als hij bijvoorbeeld de deur opendoet voor de postbode, vertelt ze, vraagt die wel eens of er iemand thuis is om het pakje in ontvangst te nemen. “Terwijl Ian daar dus gewoon in de deuropening staat. Wij lachen dat meestal met een beetje humor weg, maar het is toch een vorm van racisme, denk ik.” Zelfs haar vader, die nochtans erg gesteld was op Ian, zei soms dingen tegen hem als: “Amai, uw vrienden spreken al goed Nederlands hé”, verwijzend naar Ians geadopteerde vrienden. “Ik vind zo’n opmerking altijd kwetsend, ook al is het niet zo slecht bedoeld.”

Thomas vertelt dat Binita wel eens gelijkaardige dingen meemaakt: “Dat gaat dan over mensen die aan haar vragen of ze Nederlands spreekt. Of mensen die tijdens een vorming die zij geeft, aannemen dat zij een cursist is en niet de lesgever. Ik zou het fijner vinden als het niet meer zou voorkomen, maar ik merk toch dat ik naar haar toe vaak reageer dat die mensen het niet slecht bedoelen, dat ze het gewoon zeggen vanuit een soort gewoonte of naïviteit. Ik ga natuurlijk altijd luisteren naar haar en haar frustratie delen, maar ik heb iets meer de neiging om bij dat soort microracisme te benadrukken dat het uit onwetendheid is. Ik ben natuurlijk zelf een witte persoon die dat soort dingen nooit zelf meemaakt, dus voor mij is het eenvoudiger om er op die manier op te reageren. We beleven het vanuit een ander perspectief.”

Ivan: “Mijn oudste zoon (16) heeft een getinte huid en krulhaar. Veel mensen denken daarom dat hij een Arabische achtergrond heeft, wat zeker in België jammer genoeg soms moeilijker ligt dan als ze weten dat je Indische roots hebt. Hij wordt daarom door zijn vrienden ‘l’Arabe’ genoemd. Zelf heeft hij dat omgedraaid naar iets positiefs en gebruikt hij het als een soort geuzennaam. Hij wordt er dus wel mee geconfronteerd, maar ik kan niet zeggen dat hij er last van heeft. Onze andere kinderen hebben er nog nooit over gesproken. Ik vermoed dat het ergens wel een rol speelt, maar dat hebben ze nog nooit kenbaar gemaakt.”

Omgaan met verlatingsangst

Geadopteerden hebben altijd minstens één scheiding meegemaakt. Hun basisvertrouwen heeft op jonge leeftijd een deuk gekend en dat maakt hen kwetsbaarder. In het alledaagse leven kan die kwetsbaarheid zich bijvoorbeeld uiten in verlatingsangst.

Thomas vraagt zich wel eens af of er bij geadopteerden soms een sterkere verlatingsangst aanwezig is dan binnen een gemiddelde relatie. “Het is een indruk die ik soms heb. Natuurlijk is het moeilijk vast te pinnen of het met adoptie te maken heeft of met iets anders, maar ik merk aan kleine dingen dat het bij Binita wel speelt. Het is geen groot ding in onze relatie, het zit vaak in de kleine dingen. Als ik ’s nachts even opsta, wordt zij automatisch wakker en vraagt ze wat ik ga doen. Ik zou gewoon verder slapen en denken: ‘die gaat gewoon naar het toilet, die komt wel terug’. Ik merk dat die reflex voor haar minder evident is.”

Ivan geeft aan die verlatingsangst heel erg te herkennen. “Zeker tijdens de eerste jaren van onze relatie was dat een thema. Als ik een avond weg was, kreeg ik, naar mijn gevoel, te veel berichtjes met de vraag wanneer ik naar huis kwam. Naar mijn aanvoelen kan je dat moeilijk los zien van adoptie. Dat is in onze relatie het enige punt geweest waar we beiden wel aan hebben moeten werken, om dat patroon te doorbreken. Ik vond het niet gezond, voor haar was het ook niet leuk.”

“Op een bepaald punt heb ik daar duidelijker mijn grenzen in moeten stellen”, vertelt hij. “Ik had begrip voor haar angst, maar wilde soms ook gewoon een avondje weggaan voor mijn hobby. En haar op die manier tonen dat het ook niet meer was dan dat: een avondje weggaan, waarna ik gewoon weer naar huis kwam. Dat is een proces geweest dat soms moeilijk was, maar vandaag speelt het totaal niet meer.”

Anneleen: “Als Ian en ik een conflict of discussie hadden, dacht hij vaak dat er een breekpunt zou komen. Hij dacht heel snel: er mag geen onenigheid zijn, want zodra er een conflict is, word ik verlaten. Hij wou daarom alles liefst zo rimpelloos mogelijk houden. Dat is bij ons altijd al een ding geweest. Ik vind het belangrijk dat er gediscussieerd kan worden en dat meningsverschillen uitgesproken kunnen worden, maar ik moet hem dan geruststellen dat zoiets geen gevolgen heeft of dat er geen breuk zal volgen.”

Anneleen denkt dat het iets is dat Ian meegekregen heeft uit zijn adoptieverhaal, vanuit de afwezigheid van onvoorwaardelijke liefde van een ouderfiguur. En ook door de gedachte dat hij hier eigenlijk niet had moeten zijn, dat hij hier is omdat mensen hem niet wilden. “Ian denkt vaak dat hij de reden is waarom mensen van hem weggaan, dus daarom probeert hij conflictsituaties zoveel mogelijk te vermijden. Het is als een vastgeroeste reflex. Bij elk meningsverschil zie ik bij hem iets opkomen van ‘zie je wel, ik hoor hier eigenlijk niet’. Ook dat is een vorm van verlatingsangst.”

“Het blijft tot op de dag van vandaag nog altijd zo”, vertelt Anneleen. “Bij elk woord waarvan Ian denkt dat het iets harder valt dan een ander, zie ik hem nog altijd verschieten. We praten er wel over, maar het is niet dat het dan weggewerkt is. Zelf zal hij zeker niet het initiatief nemen om over zulke onderwerpen te praten, maar hij heeft nu eenmaal de pech dat ik en onze jongens graag over gevoelens spreken met elkaar.” (lacht)

Tekst: Margot Dupont (coördinator a-Buddy) en Sigrid Jacobs (communicatiemedewerker Steunpunt Adoptie). Met dank aan Anneleen, Ivan, Thomas, Clair en Filip.

Publicatiedatum: januari 2023

Als geadopteerden zelf moeder of vader worden

  • Geschreven door Sigrid Jacobs op maandag 21 maart 2022 in de categorie Netwerk.

In verwachting zijn van een kind is een spannende, emotionele tijd voor toekomstige ouders. Een nieuwe levensfase breekt aan. Het brengt grote veranderingen teweeg op persoonlijk, relationeel, sociaal en familiaal vlak. Als je geadopteerd bent, kan het (nakend) ouderschap extra uitdagend zijn door de nieuwe invulling die het geeft aan het geadopteerd zijn. Naast geluk en blijdschap kunnen gevoelens van verlies, verdriet, angst en vragen rond identiteit en afkomst opnieuw of voor het eerst naar boven komen.

Hoewel elk verhaal uniek is, kunnen gelijkaardige thema’s spelen bij geadopteerden die moeder of vader worden. We bespreken hieronder verschillende bevindingen uit de (nog eerder beperkte) literatuur over ouderschap bij geadopteerden en vullen ze aan met ervaringen van geadopteerde ouders.

Een mix van vreugde en verdriet

Als je zwanger wordt of een kind krijgt, is het normaal dat je stilstaat bij je eigen herkomst en geboorteverhaal. Uit onderzoek blijkt dat dit bij geadopteerden gevoelens van verlies en verdriet kan teweegbrengen, maar ook van angst en depressie. Als geadopteerde is je beginverhaal onlosmakelijk verbonden met verlies- en verdrietervaringen, van afgestaan zijn over het gebrek aan kennis over de eerste levensperiode tot de pijn van de eerste ouders. De zwangerschap en geboorte van een kind kunnen deze gedachten en emoties in een nieuw daglicht plaatsen. In onderzoek van Conrick (2020) vertellen verschillende geadopteerde ouders dat ze hulp zochten om met angst en depressieve gevoelens om te gaan, niet enkel voor hun eigen welzijn maar ook voor dat van hun kinderen. Andere geadopteerden kiezen er bewust voor om geen kinderen te krijgen, omdat het te veel twijfels oproept (Sherr et al., 2019).

Annick: “Enerzijds was ik heel blij om dat nieuwe leven tussen mijn man en ik. Anderzijds sloeg de schrik toe. Gaan we dat wel goed doen? Ik weet niet waarom mijn geboortemama mij afstond. Dat speelde heel erg. Moest ze het doen of kon ze het niet aan? Ik projecteerde dat naar mijn toekomst. Mijn geboortemama lukte het niet om me op te voeden, dus gaat het mij dan wel lukken? Daarover begon ik na te denken. Uiteindelijk heb ik dat kunnen omzetten naar veerkracht. Ja, ik ga het beter doen!”

Lydia: “Op een gegeven moment kreeg ik echt het gevoel dat ik een kind wou. Dat gevoel kwam redelijk plots. Heel raar, maar ook heel overheersend. Mijn toenmalige partner was daar absoluut nog niet klaar voor, dus we hebben gewacht. Daarna duurde het nog twee jaar vooraleer ik zwanger raakte. Ik wou een kind, maar dat moest biologisch niet van mij zijn. Adoptie was een optie. Uiteindelijk raakte ik toch op natuurlijke wijze zwanger. Ik was supergelukkig.

Tijdens de zwangerschap groeide het gevoel van hoe bijzonder het was om iets van mezelf te hebben. Dat wij hetzelfde bloed deelden, werd een meerwaarde. Later in de zwangerschap kwam de angst. Wat geef ik mijn kind door en wat doe ik het misschien aan? Ik ken mijn medische voorgeschiedenis niet. Mijn doemdenken richtte zich daarop. Meer was ik niet bezig met het adoptiegegeven.

Vooraleer ik zwanger was, was ik vooral bezig met mijn kinderwens en niet met de gevolgen daarvan voor mij of mijn kind. Toen ik zwanger was, was ik vooral bezig met de praktische aspecten. Als je iets echt heel hard wil in het leven, zie je de eventuele moeilijkheden vaak niet.”

An Sheela: “Toen ons tweede kind, onze dochter, geboren werd, heb ik effectief gehuild. Dat had ik niet bij de geboorte van onze zoon. Achteraf bekeken speelde mijn trauma van afgestaan te zijn waarschijnlijk onbewust mee. Dat intens geluk van een meisje op de wereld zetten, gaf het verdriet dat al die jaren in mijn lichaam verstopt was voor een stukje vrij. Ik kon dat toen niet verklaren, maar als ik het nu analyseer, kan ik die dynamiek wel benoemen.”

Verwondering over de genetische band

Als je geadopteerd bent, zijn je kinderen mogelijks de allereerste genetische verwanten die je kent en met wie je een nauwe band hebt. Voor vele geadopteerden is dit een krachtige en belangrijke ervaring (Conrick, 2020; Sherr et al., 2019). Verwondering over de fysieke en karakteriële gelijkenissen blijft vaak bestaan, ook als de kinderen al ouder zijn. Daarnaast verwijzen sommige geadopteerde ouders in de relatie met hun kinderen naar een diep gevoel van verbinding en bij elkaar horen. Hoewel zelf kinderen krijgen herstellend kan zijn voor het gevoel van leegte waarmee geadopteerden mogelijks kampen, is dat niet voor alle geadopteerden zo (Conrick, 2020). Bovendien kan de fysieke band met kinderen doen herinneren aan het ontbreken van kennis over andere genetische verwanten (Greco et al., 2015).

Tomas: “Op het moment dat wij ons eerste kind kregen, maakte ik nog niet te veel de link met adoptie. Ik stelde mij niet te veel vragen over wat dat met mij ging doen, maar toen mijn dochter geboren werd, was het gevoel van erkenning iets uniek om te beleven. Mijn dochter is de eerste persoon op deze aardbol waarvan ik weet dat we hetzelfde DNA delen. In die zin overstijgt onze band de pure vaderdochterrelatie.

Naarmate mijn kinderen ouder worden, is het belang van mensen rondom mij hebben met wie er een bloedverwantschap is enkel gegroeid. Als ze baby zijn, herken je uiterlijke kenmerken, maar als ze ouder worden, herken je ook innerlijke kenmerken. Dat is fijn om vast te stellen.”

Zara: “Die bloedband, de genetische verwantschap, het intuïtief gevoel dat ik had bij de geboorte van mijn zoon, dat ik hem simpelweg ken, had ik nog nooit eerder ervaren. Het gevoel om werkelijk deel te zijn van een andere persoon is zo bijzonder.”

An Sheela: “Ik was al bezig over kinderen toen ik nog heel jong was. Ik wist altijd al dat ik een gezin wou stichten. Dat is nooit weggegaan. Mijn zwangerschappen beleefde ik heel intens. Die behoren tot de mooiste periodes uit mijn leven. Dat vruchtje groeide in mijn buik en ik voelde daar een extra connectie mee. Mijn man was toen veel meer bezig met het adoptiegedeelte dan ik. Ik wuifde dat weg, maar achteraf gezien was de connectie die ik voelde onlosmakelijk verbonden met mijn adoptie. Al vliegen kinderen later uit, de gedachte dat ik eindelijk iets ging hebben dat van mij was, speelde zeker.”

De wens om de best mogelijke ouder te zijn

In onderzoek van Moyer en Juang (2011) drukken geadopteerden de wens uit om hun kinderen de best mogelijke jeugd te geven. Ze willen de best mogelijke ouder zijn voor hun kind (Conrick, 2020). Hoewel vele ouders, geadopteerd of niet, zich hierin zullen herkennen, vloeit deze betrokkenheid bij geadopteerden voort uit een verlangen om het beter te doen dan hun eerste en/of adoptieouders (Sherr et al., 2019). Ze willen vermijden dat de geschiedenis zich herhaalt. Dit kan gepaard gaan met verlies- en angstgevoelens. Conrick (2020) beschrijft hoe sommige mama’s in de eerste periode na de bevalling bang zijn om van hun baby gescheiden te worden en ook daarna nog zeer beschermende moeders blijven. Andere mama’s vertellen dat deze angst ertoe leidde dat zij een tijd emotioneel afstand hielden van hun baby. Ze wilden zichzelf beschermen tegen de pijn van een mogelijk verlies.

Annick: “Ik ben veel te bezorgd en ik denk dat dat een stuk adoptiegerelateerd is. ‘Kijk, ik kan wel voor mijn kind zorgen.' Dat moet buiten kijf staan. Alsof ik moet bewijzen dat ik het beter kan dan mijn ouders die mij afstonden. Dat begon al tijdens de zwangerschap. Ik schreef toen veel op. Mijn adoptiemama noch mijn geboortemama konden mij iets vertellen over die periode en ik wou dat wel kunnen meegeven aan mijn zoon. Ik had die kans, dus ik wou dat doen. Mijn partner die ook geadopteerd is, vond dat ook belangrijk. Dat wij onze zoon dat konden meegeven, hielp me heel erg in mijn eigen verwerkingsproces van weinig weten over mijn afkomst. Onze zoon was al belangrijk voor ons tijdens de zwangerschap. Dat wou ik aantonen.”

An Sheela: “Bij mijn oudste wou ik alles volgens het boekje doen. Ik was enorm beschermend, maar andere mama’s hebben dat ook. Ik heb dat toen niet als adoptiegerelateerd ervaren. Wel was die beginfase waar ze nog veilig in mijn buik zaten heel persoonlijk. En ook een stukje hebberig in de positieve zin, zo van: ‘daar ga ik nu alles voor doen en geven, dat is een deel van mijn leven’. Ik zette mijn carrière op een lager pitje om voor hen te kunnen zorgen. De liefde die ik niet kon geven in mijn jeugd, heb ik ten volle losgelaten op mijn kinderen. Eindelijk kon ik die onvoorwaardelijke liefde uiten en hen dat in hun opvoeding laten beleven.”

Begrip en onbegrip voor de eerste ouders

Als je kinderen krijgt, kan dit de blik op je eerste ouders verbreden en verdiepen. Wat vroeger een eerder rationeel verhaal was, doorleef je nu voor een stuk zelf. Gevoelens van onbegrip en woede voor de eerste ouders kunnen afgewisseld worden met gevoelens van empathie en vergeving (Sherr et al., 2019).

Lydia: “Toen ik zwanger was had ik nog niet die band met mijn zoon, maar toen hij geboren was overviel mij een heel heftig moedergevoel. ‘Dat is mijn kind en daar mag niemand aankomen’, dat gevoel. Hoe kan je je kind in godsnaam weggeven? Die vraag kwam heel sterk naar boven. Ik had altijd het idee dat mijn natuurlijke moeder een goede reden had gehad om mij af te staan. Ik plaatste haar altijd in een positief daglicht, maar vlak na de bevalling kon ik daar geen enkel begrip voor opbrengen. Mijn beeld keerde volledig om. Achteraf werd ik weer milder.”

Tomas: “Er kwam een stukje meer begrip en diepte in de kijk naar mijn geboorteouders. Door zelf ouder te worden, besefte ik beter hoe moeilijk en complex de omstandigheden geweest moeten zijn. Ervoor dacht ik daar zeer rationeel over na. Ze konden niet voor mij zorgen, dus stonden mij af. Dat was de beste keuze. Het emotionele koppelde ik daar niet aan. Nu ik zelf die intense gevoelens ervaar voor mijn kinderen, besef ik pas hoe zwaar het geweest moet zijn.

Vroeger dacht ik ook dat ze zeer laconiek zouden reageren als ik op een dag bij hen zou aanbellen en me zou voorstellen als hun zoon. Ja, en dan? Nu besef ik dat die band toch ergens blijft bestaan. Waarschijnlijker zal ik toch warmer of emotioneler ontvangen worden.”

An Sheela: “Ik ging altijd mee in het klassieke verhaal dat mijn geboorteouders te arm waren enzovoort. Sinds ik dat onmetelijk gevoel van onvoorwaardelijke liefde voor mijn kinderen ervaren heb en mijn adoptie gevoelsmatig durf benaderen, vind ik dat verhaal veel moeilijker om te aanvaarden. Nu voel ik steeds meer en meer boosheid naar de omgeving en culturele aspecten toe die de bovenhand kregen op zo’n onbeschrijfelijk moment als een kind krijgen. Een kind moeten afstaan onder druk van een cultuur waarbij het gevoel van de mama compleet genegeerd wordt, dat is zo onrechtvaardig.”

Begrip voor het verdriet van de adoptieouders

In verschillende studies getuigen geadopteerden niet alleen over de veranderde kijk op hun eerste ouders. Ook de kijk op hun adoptieouders en vooral hun adoptiemoeder kan veranderen (Conrick, 2020; Phillips, 2010). Vaak ontstaat er meer begrip voor het verdriet van de adoptieouders die op natuurlijke wijze geen kinderen konden krijgen. Als het verdriet echter nog sterk aanwezig is bij de adoptieouders, kan de komst van een kleinkind de relatie ook erg onder druk zetten.

Zara: “Ik voelde mij moederloos in de zin dat ik niet kon praten over de zwangerschap, de bevalling of borstvoeding met mijn adoptiemama. Zij had daar geen ervaring mee en ik merkte dat ze dichtklapte wanneer ik er met haar over wou praten. Het was te pijnlijk voor haar.

Ik voelde mij ook enorm schuldig tegenover haar, omdat ik van de eerste keer zwanger was geraakt en borstvoeding kon geven. Lange tijd heb ik veel van haar verdriet meegedragen. Ik wist dat ik dat moest loslaten en dat ik mij gelukkig mocht voelen met de zwangerschap. Mijn adoptieouders wilden dat ook voor mij.

Toen ik een tweede keer zwanger was, kreeg ik een miskraam. Dat was een heel erg zware periode. Het bracht alles waarmee ik worstelde naar boven. Ik was heel bang dat ik andere dingen ook plots zou verliezen. Wel bracht het mijn adoptiemoeder en mij dichter bij elkaar. Voor het eerst sprak ze over haar verdriet en wanhoop. ‘Ik had het gevoel dat ik geen echte vrouw was, dat er iets mis was met mij’, zei ze. Ik heb haar toen pas echt leren begrijpen en rouwde voor haar en mezelf. Opnieuw leerde ik zien wat mijn verdriet was en welk verdriet ik droeg van mijn adoptiemoeder.”

An Sheela: “Ik kon op bepaalde momenten wel iets zeggen tegen mijn moeder over de zwangerschap, maar haar antwoord was vaak: ‘Ik kan wel luisteren, maar ik kan je geen raad geven.’ Ik kan me inbeelden dat dat voor haar frustrerend was. Zij wilde helpen, maar botste op haar eigen grenzen. Ik vermoed dat er ook een deel pijn bijzat, maar het woord ‘pijn’ werd nooit gebruikt in ons gezin. Dat was het taboewoord. Pijn bestond niet, je ging gewoon door.”

Lydia: “Mijn adoptiemoeder is nooit zwanger geweest. Voor haar was het dus ook allemaal nieuw. Ik vond het wel spijtig dat ik bij haar niet terecht kon voor vragen. Zij vond dat ook, want het is heel logisch dat je als dochter aan je moeder vraagt hoe het bij haar was. Tegenwoordig krijg je van die infoboekjes, maar ik bolde daar dan maar alleen door.

Niet zwanger kunnen worden had een heel grote impact op mijn mama. We hebben daar altijd over kunnen praten. Bij haar zussen ging dat wel vlot en zij maakte dat allemaal van dichtbij mee. Dat moet heel pijnlijk geweest zijn. Het adoptieproces was voor haar het in verwachting zijn. Ze vertelde daar heel graag over. Ik heb wel ervaren dat dat gevoel hetzelfde was.”

Tomas: “Mijn adoptieouders zeiden altijd: ‘Wij zijn degenen die geluk hebben dat we jou hebben kunnen adopteren, want zelf konden we geen kinderen krijgen.’ Het is heel mooi dat ze dat zeiden, maar ik besef nu dat het krijgen van een kind op een natuurlijke wijze iets heel bijzonder is. Dat doet iets met je door die bloedverwantschap. Het feit dat zij ons ten volle omarmden hoewel wij niet van hen waren, deed mijn respect voor hen enkel toenemen.”

Je eigen weg zoeken in het ouderschap

Kinderen krijgen doet reflecteren over de opvoeding die je zelf kreeg. Ook de geadopteerden die wij spraken, dachten na over hun eigen opvoeding en de impact die dit heeft op hun ouderschap. Zoals in het onderzoek van Conrick (2020) spreken zij over het belang van open communicatie en het volgen van hun intuïtie in het ouderschap. Taboes rond adoptie in de eigen jeugdjaren versterken het belang van openheid en eerlijkheid in de relatie met hun kinderen.

Annick: “Mijn adoptieouders hielpen me altijd heel veel. Ze kauwden alles voor en wilden voorkomen dat ik tegen de lamp liep. Zij wilden het perfect doen. Dat creëerde ook voor mij druk om het goed te doen. Nu ik zelf moeder ben, wil ik de dingen eerder ondervinden dan ze telkens tien stappen voor te moeten zijn. Laat ons doen en we zullen wel zien waar we uitkomen. Omdat ik mijn adoptieouders niet wil teleurstellen en achteraf ook niet van hen wil horen: ‘Zie je wel, je had het zo moeten doen’, benadruk ik vooral het goede naar hen toe. Het slechte is voor hen moeilijk om te horen.”

An Sheela: “Mijn adoptieouders hadden een bepaalde visie op hoe je de dingen moest aanpakken. Die strookte niet altijd met wat ik voor mijn kinderen wou. Voor hen was er een goede en een foute manier, terwijl ik meer vanuit mijn gevoel opvoedde. Ik wou mij niet constant verantwoorden voor wat ik op een natuurlijke manier deed met mijn kinderen, dus ik vertelde niet alles aan hen. Dat was wel moeilijk.”

Lydia: “Mijn adoptieouders zetten mij mijn hele leven onder een glazen stolpje. Een kind krijgen, was voor hen heel belangrijk. Ze waren heel bezorgd en ik wou daar een beetje onderuit. Zij waren het type mensen dat altijd maar gaf en gaf en ik mocht als kind niets teruggeven. Als ik bij mijn ouders ging helpen, stopten ze onmiddellijk geld in mijn zak. Ik haatte dat. Ik wou ook graag geven, dus voor mij was het belangrijk om er attent op te zijn dat ik mijn kinderen ook laat geven. Ik denk dat dat wel te maken had met adoptie, want ik was dat kindje waar ze zo voor gevochten hadden. Zelf heb ik mijn kinderen dan bewust niet onder een stolp gezet. Bots maar eens ergens tegen, dacht ik. Dat is beter dan altijd: pas op, pas op.”

Nieuwe dynamiek in de relatie met de adoptieouders

Kinderen krijgen zorgt voor een nieuwe dynamiek in het gezin. Dit kan geadopteerden ertoe aanzetten om de relatie met hun adoptieouders te herbeoordelen. Het kan families dichter bij elkaar brengen, maar gevoelige of moeilijke zaken ook scherper stellen.

Annick: “Zelf mama worden bracht me opnieuw dichter bij mijn adoptieouders. Toen ik uit huis ging, was er meer afstand tussen ons. Nu zien we elkaar meer doordat ze komen babysitten enzovoort. Ze zijn trots op hun kleinzoon. Hij mag meer dan wat wij ooit mochten. Voor hen is het een mijlpaal. Niet alleen dat ze grootouder zijn, maar ook dat ik moeder werd. Het is ergens een opluchting en fierheid van ‘oef, we hebben het gehaald’.

Mijn adoptieouders benadrukken soms dat er voor hen geen verschil is tussen hun biologische kleinkinderen en mijn zoon. Dat heeft het omgekeerde effect. Als mijn ouders ons gezin voorstelden, zeiden ze: ‘We hebben een kind en een aangenomen kind.’ Ik heb die opsplitsing nooit begrepen. Zeg gewoon: ‘We hebben zoveel kinderen en zoveel kleinkinderen.’ Misschien is het iets generatiegericht. Ik hoop alleszins dat adoptieouders van deze generatie dat niet meer doen. Dat kwetst.”

An Sheela: “Mijn ouders namen hun rol als grootouders op. In hun ogen deden ze dat goed, zo niet hadden ze het wel anders aangepakt. Voor mij was het alleen iets te beperkend en krampachtig, zoals ik het ook ervaren had in mijn eigen opvoeding. Ze waren betrokken op een zeer functionele manier. Als de kinderen ziek waren en er opvang nodig was, dan stonden ze er, maar ik miste emotionele geborgenheid. Uit dankbaarheid naar hen toe, durfde ik dat niet benoemen en nu gaat het niet meer. Daar heb ik spijt van. Ik neem het hen ook niet kwalijk. Waarschijnlijk kregen zij dat niet mee van hun ouders toen zij kind waren.”

Tomas: “Op het moment dat wij aan kinderen begonnen denken, werd er kanker vastgesteld bij mijn adoptiemoeder. Zij had nog geen kleinkinderen. Dat heeft ons proces een stukje versneld. We wilden dat zij nog maximaal van haar kleinkind kon genieten. De geboorte van onze oudste dochter versterkte de band met mijn adoptieouders. Het geluk dat zij ervoeren toen hun kleinkind er was, was mooi om te zien. Ze zagen haar als hun kleinkind zonder enige vooringenomenheid. Op een of andere manier vond ik dat weer vrij sterk van hen. Ze omarmden hun kleinkinderen volledig. Dat klinkt misschien logisch voor velen, maar toch is dat voor mij een bewust bewustzijn. Uiteindelijk heeft mijn moeder onze dochter nog een jaar en een aantal maanden gekend.”

Mijn mama of papa is geadopteerd

Geadopteerde ouders geven aan dat hun adoptieverleden een impact heeft op hun kinderen. Het is iets ‘extra’ dat ze aan hen doorgeven. Het gaat dan over het gebrek aan kennis over de familiegeschiedenis en erfelijke aandoeningen, maar ook over de impact die de eigen zoektocht heeft op hun kinderen (Conrick, 2020). In een deelrapport van het expertenpanel (Vanspauwen et al., 2021) getuigen verschillende geadopteerden over intergenerationele effecten. Ze beschrijven hoe wanpraktijken binnen adoptie een onrecht vormen voor hun kinderen, omdat ook hun herkomst hun ontnomen is. Daarnaast kunnen geadopteerden, net als adoptieouders, kampen met een schuldgevoel ten aanzien van hun kinderen, omdat ze niet alle antwoorden hebben. Uit meerdere studies (Conrick, 2020; Richardson et al., 2013) blijkt dat moeder worden een belangrijke rol speelt in de beslissing om te zoeken naar of contact te hebben met de eerste familie.

Lydia: “Mijn kinderen vroegen wel eens waarom ik niet op zoek ging. Ik had daar schrik voor. Ik was bang dat ik mezelf anders zou zien, dus ik wimpelde dat af. Toen ik dan uiteindelijk toch ging zoeken, stonden mijn kinderen op de eerste rij. Ik was me niet bewust van het feit hoe groot hun nood was. Ik ging niet alleen mijn roots achterna, maar ook die van hen. Zij vonden dat heel fijn. Ik ging pas zoeken nadat mijn adoptieouders gestorven waren. Mocht ik overleden zijn, ben ik er zeker van dat mijn kinderen op zoek zouden zijn gegaan. Die onderliggende loyaliteit speelde zowel bij mij als bij hen.”

An Sheela: “Mijn kinderen begonnen veel vragen te stellen over mijn adoptie. Pas toen besefte ik dat het ook een deel is van hun verhaal. Zij hebben mij serieus getriggerd. Dankzij hen ben ik nu actief bezig met mijn adoptieproces en mijn zoektocht naar mijn familie in India.

Mijn kinderen zijn zeer geïnteresseerd, maar in hoeverre neem ik hen mee in mijn proces? Dat vind ik niet altijd gemakkelijk. Ik wil eerlijk en open zijn. Maar ik wil niet dat zij ongerust zijn over mij in die mate dat zij geen kind meer kunnen zijn. Ik ervaar een wirwar van emoties in de zoektocht naar mezelf en mijn kinderen ook, want zij zitten in de puberteit. Op dit moment is het een moeilijke balans om wat van hen is bij hen te laten en wat van mij is bij mij te laten. Het is een uitdaging.”

Tomas: “Mijn kinderen stellen niet veel vragen over Indonesië. Ik ben zelf vaak degene die daarover moet beginnen (lacht). Het heeft een stukje met hun leeftijd te maken, denk ik. Ze zijn nog vrij jong.”

Identiteit en persoonlijk narratief

Als je geadopteerd bent, moet je niet alleen je adoptiestatus, maar ook je adoptieverhaal integreren in je identiteit. Hoe elke geadopteerde dit voor zichzelf doet, varieert sterk (Greco et al. 2015). Identiteitsontwikkeling is cruciaal in de adolescentie, maar stopt daar niet. Het verandert telkens je in een nieuwe levensfase komt en nieuwe rollen opneemt. Bijgevolg kunnen ook gadopteerden vanuit hun positie als ouder opnieuw gaan nadenken over de impact van hun adoptiestatus op hun identiteit en zelfbeeld (Phillips, 2010). Partners kunnen hierbij een belangrijke ondersteunde rol spelen (Greco et al. 2015). In onderzoek van Conrick (2020) vertellen verschillende moeders dat hun adoptiestatus een nadelige invloed heeft op hun zelfbeeld en daardoor het moederschap bemoeilijkt.

Zara: “Toen mijn zoon geboren werd en ik hem zag slapen, overkwam mij een enorm sterk besef van hoe magisch en perfect zo’n pasgeboren baby is. Ik zag mezelf altijd als een vergissing, maar mijn zoon was op geen enkele manier een vergissing. Door hem besefte ik dat ik dat ook niet was. Als ik mezelf een mislukking zou noemen, zou ik hetzelfde zeggen over mijn zoon. Dat klopte niet.”

Lydia: “Mijn gevoel van zelfwaarde is niet dat. Ik denk dat ik mijn laag zelfbeeld onbewust een stukje doorgaf aan mijn kinderen. Dat is iets waar ik recent pas ben achter gekomen. Nature, nurture. Je geeft je kind van alles mee en daar was ik niet mee bezig voor ik zwanger werd.”

Tomas: “Mijn kinderen zijn een mix van mijn vrouw en ik. Het is deels door hen dat ik mijn ‘hybride’ samenstelling aanvaard heb. Ik heb Aziatisch DNA gemixt met een Europese opvoeding. Mijn kinderen hebben die mix ook en dat wordt gewaardeerd door de omgeving. Zij vallen op in de positieve zin. Vroeger wou ik blank zijn en mijn Aziatische afkomst zoveel mogelijk verstoppen. Nu zie ik er de toegevoegde waarde van in.

Daarnaast wakkerde het ouderschap mijn interesse in mijn herkomst aan. Als je kinderen krijgt, verplaats je je voor een stuk opnieuw in het kind zijn. Bij mij kwamen er dan vragen zoals ‘Hoe zou het zijn geweest als ik bij mijn geboorteouders was opgegroeid?’ Momenteel is mijn verlangen om terug te gaan en de cultuur beter te leren kennen weer wat afgezwakt. Het is permanent aanwezig, maar op dit moment minder prominent.

Ik voel wel het verlangen om de Indonesische cultuur mee te geven aan mijn kinderen. Al is het nu nog een stukje ‘verplicht’ en moet ik het misschien verkopen als een reis met witte stranden, mooi weer en lekker eten (lacht). Mijn kinderen zullen later waarschijnlijk aangesproken worden over hun afkomst. Als ze daar dan over kunnen vertellen en dat als een positief aspect zien van hun identiteit, maakt hen dat sterker. Ik vind het dus belangrijk voor hun identiteitsontwikkeling dat ze dat meekrijgen. Bij mij is dat proces pas begonnen toen ik al een stuk in de dertig was. Ik wil dat voor hen versnellen.”

Tekst: Kristien Wouters met grote dank aan de getuigenissen van buddy’s Annick (India), An Sheela (India), Lydia (België) en Tomas (Indonesië) van a-Buddy. De getuigenis van Zara Phillips (Verenigd Koninkrijk) is online te raadplegen.

Bronnen:
- Conrick, J. E. (2020). Being adopted and being a mother. Adoption & Fostering, 44(1), 56–74. DOI: 10.1177/0308575920902598
- Greco, O., Rosnati, R. & Ferrari, L. (2015). Adult Adoptees as Partners and Parents: The Joint Task of Revisiting the Adoption History. Adoption Quarterly, 18(1), 25-44. DOI: 10.1080/10926755.2014.895468
- Moyer, A. M. & Juang, L. P. (2011). Adoption and Identity: Influence on Emerging Adults’ Occupational and Parental Goals. Adoption Quarterly, 14(1), 1-17. DOI: 10.1080/10926755.2010.481707
- Phillips, Z. (2010). Adoptees as Parents. Psychoanalytic Inquiry, 30, 94–101. DOI: 10.1080/07351690903200200
- Sherr, L., Roberts, K. J. & Croome, N. (2019). Parenting concepts and experiences of adults abandoned as infants. Vulnerable Children and Youth Studies, 14(1), 36-49. DOI: 10.1080/17450128.2018.1554866
- Vanspauwen, N., Sermijn, J. & Loots, G. (2021). Wanpraktijken bij transnationale adoptie. 2. Rapport bevraging geadopteerden & adoptieouders. https://www.opgroeien.be/nieuws-en-pers/nieuws/rapport-expertenpanel-interlandelijke-adoptie-in-vlaanderen

Publicatiedatum: maart 2022

Mijn mama/papa is geadopteerd

  • Geschreven door Sigrid Jacobs op maandag 21 maart 2022 in de categorie Netwerk.

Er wordt vaak stilgestaan bij geadopteerden, eerste ouders en adoptieouders en wat adoptie voor hen betekent. Maar wat met hun omgeving? Welke impact heeft dit op bijvoorbeeld de kinderen van geadopteerden? Welke vragen stellen zij zichzelf? Aan het woord zijn Danai en Emilie, beiden dochter van een geadopteerde. Ze vertellen hoe de adoptie van hun mama of papa hun leven beïnvloedt.

Wie?

Danai is 21 jaar en student. Haar mama werd in 1976 geadopteerd uit India. Haar papa is wit en in België geboren. Ze is enig kind. In de familie was ook een geadopteerde nonkel, de broer van haar mama. Hij werd geadopteerd uit Chili en stierf negen jaar geleden.

Emilie werkt en is 27 jaar. Haar vader kwam in 1964 vanuit India naar België. Haar mama is wit en in België geboren. Ze heeft een jongere zus. Haar papa stierf toen ze 16 jaar was. Ze heeft nog een tante die ook uit India geadopteerd werd, de zus van haar papa.

Emilie en Danai ontmoetten elkaar via a-Buddy.

Impact van adoptie

Sinds enkele jaren zijn Danai en Emilie meer bezig met de adoptie van hun mama en papa, en de impact ervan op hun eigen leven. Ze zijn op zoek naar dat deeltje van hun identiteit waarop ze geen antwoorden vinden: wie vormt mijn biologische familie in India? Wat van mijn persoonlijkheid maakt me Indisch? Tot welke kaste behoorde mijn mama/papa? Welke religie hadden ze? Waarom werden ze afgestaan? …

Danai: “Mijn mama is op een heel andere manier bezig met haar adoptie dan ik. Ze leek er vroeger nooit echt last van te hebben, of stond er niet bij stil. Na mijn geboorte was ze er iets meer mee bezig. En nu is het een zoektocht van ons allebei. Het is iets waar we allebei mee worstelen, maar dan op een volledig andere manier. Ik ben enorm op zoek naar het stukje India in mij en mijn moeder stoot dat net af.”

Begin 2020 ging Emilie voor het eerst naar India, 10 jaar na het overlijden van haar vader. “Ter plaatse is het allemaal heel snel gegaan.  Het was van het ene naar het andere. Zo bezocht ik op de eerste dag al onmiddellijk een weeshuis en de dag erop het weeshuis waar mijn vader verbleef. Dus het is niet vreemd dat ik de reis niet ten volle beleefde. Ik voelde me wel keigoed in India en had er echt een thuisgevoel. Ook omdat mensen me niet aanspraken met de vraag van waar ik kom – iets wat ik in België zo vaak tegenkom. Cultureel gezien voel ik me half-Indisch. Ik behoor tot dat volk. Ik zou heel graag om de zoveel jaar opnieuw naar India gaan.”

Danai herkent het gevoel van thuiskomen in India, al voelde ze zich er ook toerist: “Ik worstelde tijdens de reis vaak met mijn half-half-identiteit. Ik voel me meer Indisch dan Belgisch. Wat vreemd is, want ik ben maar één keer in India geweest, waar ik net werd gewezen op dat Belgische stukje van mijn identiteit. Ik werd wél vaak gevraagd van waar ik kom. Wellicht omdat mijn papa erbij was en mijn mama een veel donkerdere huidskleur heeft dan ik. Je bent dus het een, maar ook het ander. Je bent beide. Dat maakt het moeilijk om je met iemand te identificeren.

Emilie: “Ik heb met mijn vader nooit echt over roots kunnen praten, over dat stukje India in onze identiteit. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik 9 was en daarna woonde mijn vader in Frankrijk. Dus ik heb hem de laatste jaren van zijn leven niet zo vaak gezien. Ik vermoed dat mijn vader het erg moeilijk had met zijn adoptie. Ik voel het aan alles. Er ligt een soort taboe op het gespreksonderwerp ‘de adoptie van mijn papa’ en al zijn emoties daarbij, nog steeds. Gesprekken met mijn mama en oma, de mama van mijn papa, helpen me om mijn beeld over mijn vader te construeren.”

Danai heeft altijd een goede band gehad met haar mama, al verliep het na het overlijden van haar nonkel minder goed: “Toen ik twaalf was, kreeg mijn mama’s broer kanker. Hij was ook geadopteerd, uit Chili, maar had het veel moeilijker met zijn adoptie. Na zijn overlijden was mama er minder voor me. Door therapie is ze meer gaan stilstaan bij haar adoptie, en ik weet dat ze worstelt met zelfdodingsgedachten. Da’s heel hard om te horen en om te weten. Ik begrijp haar aan de ene kant heel goed, maar aan de andere kant totaal niet. Ik kan me gewoon ook niet voorstellen hoe het moet zijn je ouders niet te kennen.”

Ik denk dat trauma’s intergenerationeel doorgegeven worden,” zegt Emilie. “Sowieso ben ik ervan overtuigd dat mijn vader trauma’s had. Dat kan niet anders als je leven op de manier start zoals bij hem het geval was. Ik heb soms het gevoel dat hij mij die trauma’s doorgegeven heeft.

Ik heb veel vragen en voel een enorme drang om mijn Indische familie te zoeken, maar ik weet niet hoe of waar te beginnen. Papieren zijn er niet meer … Het gaat over leven met het feit dat er misschien ergens familie in India naar jou op zoek is, terwijl jij hen zoekt, op een ander continent. Je kan dat niet overbruggen. Da’s heel frustrerend. Je eigen identiteit construeren is heel moeilijk als je niet alle deeltjes van die puzzel hebt.”

“Ik geloof daar ook in, in het intergenerationeel doorgeven van trauma’s. Zo heb ik een deel van de verlatingsangst van mijn moeder geërfd,” merkt Danai op. “Ik ben wel heel blij dat we nu in een wereld leven waarin het mogelijk is over je gevoelens en trauma’s te praten, wat vroeger heel wat minder was. Adoptie en alle vragen errond mochten vaak de oppervlakte niet raken.”

Representatie

“Je vindt in België niet altijd de nodige representatie. Ik had wel mijn tante, maar geen rolmodellen uit India. En de personages die je in tv-series ziet, zijn ook zodanig stereotiep dat je er geen goed gevoel van krijgt. Denk maar aan Raj uit "The Big Bang Theory", of Apu uit "The Simpsons". Doorheen mijn kindertijd en jeugd internaliseerde ik dat racisme. Het werd genormaliseerd. Ik maakte er zelf mopjes rond. En nu, sinds een paar jaar, besef ik dat die ‘mopjes’ niet normaal zijn. Ik behoor niet tot de witte meerderheid en ben gaan lezen en opzoeken over India. Ik ben blij dat ik mezelf die positieve connotatie over India gegeven heb.”

Emilie krijgt nu nog af en toe te maken met racistische uitspraken. “Vijf jaar geleden kreeg ik de boodschap ‘ga terug naar je eigen land’ naar mijn hoofd geslingerd. Dat was een kantelpunt voor mij: ik ben niet Belgisch. Ik hoef niet uit te leggen dat het een enorme impact gehad heeft.”

Danai: “Soms krijg je de vraag van waar je bent. Dan bedoelen ze niet de stad of gemeente waar je woont. Mensen bedoelen dat niet verkeerd, maar ze staan gewoon niet stil bij de lading die de vraag draagt. Het lijkt een simpele, normale vraag, maar ze kan zo’n grote impact hebben. De mensen benadrukken zo dat je niet van hier bent. Terwijl dat in se geen racistische uitspraak is of niet zo bedoeld wordt, maar je krijgt wel de boodschap dat je hier niet thuishoort.”

“Zelf kwam ik nog niet veel in aanraking met racisme, maar één herinnering zal me altijd bijblijven: in het lager onderwijs moest ik altijd zwarte piet spelen van mijn vriendinnen, ‘omdat ik een beetje bruiner ben’. Dat deed me beseffen dat ik niet wit was, dat ik anders bekeken werd. Het is heel confronterend om er op die jonge leeftijd op gewezen te worden.”

“Dat is heel belangrijk voor adoptieouders en kandidaat-adoptieouders om mee te nemen,” vindt Emilie. “Adoptieouders moeten beseffen dat ze een kind met een andere cultuur in huis nemen. Die cultuur moet ook een plekje krijgen in de opvoeding. Je adopteert niet enkel het kind, maar ook heel zijn verleden: de rugzak van tijdens de zwangerschap t.e.m. de adoptie én zijn cultuur. Het is zo belangrijk om voor de juiste rolmodellen te zorgen waaraan het kind zich kan spiegelen.”

Danai beaamt dit. “En het stopt niet bij het adoptiekind zelf. Het gaat verder. Zoals wij er zijn: kinderen van geadopteerden, ook op ons heeft de adoptie een impact. Het gaat dus niet enkel over het verleden, maar ook over de toekomst.

Belang van lotgenotencontact

Danai: “Twee weken geleden hebben we elkaar voor het eerst gezien. Ik voelde een verbondenheid die ik nog met niemand anders gevoeld heb. Je begrijpt elkaar volledig. Het is helemaal anders om met Emilie te praten over adoptie en de impact ervan dan met vrienden die geen geadopteerde ouder hebben. Zij kúnnen het niet begrijpen, want ze zitten niet in die situatie.”

Emilie: “Ik was ook op zoek naar lotgenoten als kind van een geadopteerde. Net voor de eerste lockdown ging ik voor het eerst naar India, op symbolische wijze tien jaar na het overlijden van mijn vader. Het was zowel een deel van mijn rouwproces als een zoektocht naar een deel van mijn roots. De hele coronaperiode heeft ervoor gezorgd dat ik meer aan zelfreflectie deed. Ik had veel vrije tijd, waardoor ik enkele maanden na de reis aan het fotoalbum begon. Ik voelde de nood om iets met mijn gevoelens en gedachten te doen. Daarom heb ik via Instagram een berichtje gestuurd naar a-Buddy, omdat ik graag contact wou met een ander kind van een geadopteerde.”

Danai was ook op zoek naar dat contact. “Die behoefte kwam er ook na mijn reis naar India. Er voelde iets niet goed. Ik probeerde dat gevoel te verdringen, omdat ik vond dat ik het recht niet had me zo te voelen. Voor mijn mama moet het namelijk nog tien keer erger zijn. Ondertussen heb ik dat gevoel aanvaard. Het mag er zijn.

Voor geadopteerden en kinderen van geadopteerden vinden ze vooral transparantie noodzakelijk en de mogelijkheid hebben om te weten van waar je komt. Emilie: “Bij mijn vader was de conclusie dat zijn papieren verbrand zijn. Ik heb nood aan de waarheid. Het gaat over het recht te weten wie je bent. Als ik Indische mensen op straat zie, dan kijk ik altijd en denk ik: wie weet is iemand familie van me.”

Sommige vragen die ik me stel, zijn dezelfde als die die geadopteerden zichzelf stellen. Ik wil ook gewoon heel graag mijn Indische familie vinden. Transparantie is voor beiden de hoogste nood.”

Emilie en Danai benadrukken dat ze geen slachtoffers willen spelen van geadopteerden. Ze onderschatten de gevoelens en gedachten van geadopteerden, eerste ouders en adoptieouders niet en vinden veel gelijkenissen in de vragen die zij zichzelf kunnen stellen. “Maar adoptie heeft ook een grote impact op wie ik ben en hoe ik me voel. Soms voelt het wel een beetje alsof ik geadopteerd ben,” vertelt Emilie. “En dat mag niet onderschat worden,” vult Danai aan. “We hebben ook heel veel vragen waar onze ouders het antwoord niet op hebben of hadden. En een andere huidskleur hebben, dat heeft gewoon een impact.”

Tekst: Margot Dupont

Publicatiedatum: oktober 2021

Samenvatting onderzoek: Romantische relaties bij geadopteerden (2021)

  • Geschreven door Kristina Vanremoortel op donderdag 25 maart 2021 in de categorie Netwerk.

Ervaren volwassen geadopteerden romantische relaties anders dan hun niet-geadopteerde leeftijdsgenoten? En welke factoren zijn hierop van invloed? Begin 2021 publiceerden drie onderzoekers van de Universiteit van Aix-Marseille hierover een studie.

Uit eerdere onderzoeken blijkt dat er een verband is tussen gehechtheid, mentale gezondheid en romantische relaties. Zo heeft een onveilige gehechtheid een negatieve invloed op huwelijkstevredenheid in de algemene populatie (Muraru & Turliuc, 2012) en hebben gelukkig gehuwden een betere mentale gezondheid dan ongehuwde leeftijdsgenoten (Chapman & Guven, 2016). Daarnaast blijkt uit onderzoek dat geadopteerden gemiddeld gezien meer moeilijkheden ervaren op vlak van gehechtheid en mentale gezondheid dan niet-geadopteerden.

De onderzoekers wilden daarom nagaan of geadopteerden meer problemen ervaren in hun romantische relaties dan niet-geadopteerden én welke factoren hierin een rol spelen. Dit laatste werd namelijk nog maar weinig onderzocht.

Vragenlijsten

De studie werd gevoerd in Frankrijk. Er namen 220 geadopteerden en 220 niet-geadopteerden deel. De groep geadopteerden bestond voor 25% uit binnenlands geadopteerden, voor 77% uit vrouwen en de gemiddelde leeftijd was 35 jaar. Om de groepen goed met elkaar te kunnen vergelijken, zorgden de onderzoekers ervoor dat de groepen gelijkwaardig waren op vlak van geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, opleidingsniveau en tewerkstelling.

Alle deelnemers vulden vijf vragenlijsten in. Deze zelfrapporteringsvragenlijsten peilden naar:

  1. gehechtheid,
  2. mentale gezondheid,
  3. veerkracht,
  4. dyadische aanpassing en
  5. betrokkenheid.

‘Dyadische aanpassing’ en ‘betrokkenheid’ meten de kwaliteit van en tevredenheid met romantische relaties. Zo peilen deze vragen naar dyadische aanpassing: ‘Hoe vaak wordt er samen gelachen tussen u en uw partner?’, ‘Hoe vaak werken u en uw partner elkaar op de zenuwen?’, ‘In welke mate zijn u en uw partner het eens of oneens over huishoudelijke taken?’ en peilen deze vragen naar betrokkenheid: ‘In hoeverre zou u ook willen doorgaan met deze relatie wanneer de relatie er slecht voor staat?’, ‘Acht u het mogelijk dat u verliefd wordt op een andere persoon in het komende jaar?’, ‘Hoe verhoudt uw relatie zich tot een ideale relatie?’

Daarnaast verschaften de geadopteerde deelnemers informatie over hun leven voor en na hun adoptie, ook wel preadoptieve en postadoptieve kenmerken genoemd.

De preadoptieve kenmerken zijn:

  • Leeftijd bij adoptie (in maanden, van 1 maand tot 18 jaar oud)
  • Type adoptie (buitenlandse of binnenlandse adoptie)
  • Verblijf in instelling(en) vóór adoptie (ja of nee)
  • Duur van verblijf in instelling(en) (in maanden, van 1 maand tot 10 jaar)
  • Adoptie met biologische broers of zussen (ja of nee)

De postadoptieve kenmerken zijn:

  • Aanwezigheid van adoptiebroers of -zussen (ja of nee)
  • Burgerlijke staat van de adoptieouders (gescheiden of nog samen)
  • Contact met de biologische familie (ja of nee)
Resultaten

Verschillen tussen geadopteerden en niet-geadopteerden

In eerste instantie gaan de onderzoekers na welke verschillen er zijn tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen.

Op vlak van dyadische aanpassing en betrokkenheid verschillen de groepen niet: geadopteerden voelen zich even tevreden, betrokken en toegewijd in hun romantische relaties als niet-geadopteerden. Hoewel uit eerder onderzoek blijkt dat geadopteerden minder snel trouwen en intieme relaties aangaan (Tieman et al., 2006), zijn ze dus niet minder tevreden of toegewijd eens ze een relatie hebben. Deze bevinding ligt in lijn met ander onderzoek waar men geen verschil vond in huwelijkstevredenheid tussen geadopteerden en niet-geadopteerden (Feeney et al., 2007 en Deluca Bischop et al., 2019).

Verder zijn er geen verschillen tussen de twee groepen op vlak van mentale gezondheid en veerkracht, maar wel op vlak van gehechtheid. Geadopteerden rapporteren minder veilig gehechtheid te zijn, maar ervaren hun romantische relaties toch als even positief dan niet-geadopteerden. De onderzoekers geven hiervoor meerdere verklaringen. Zo zou het verschil tussen geadopteerden en niet-geadopteerden op vlak van veilige gehechtheid niet groot genoeg zijn om significante gevolgen te hebben op hun romantische ervaringen. Een andere verklaring is dat veilige gehechtheid verschilt van context tot context en dat dit niet zomaar valt door te trekken naar de context van romantische relaties.

Factoren die romantische ervaringen bepalen

In tweede instantie gaan de onderzoekers na welke factoren de romantische ervaringen van geadopteerden bepalen. Kan men de romantische ervaringen van geadopteerden voorspellen op basis van gehechtheid, mentale gezondheid, veerkracht, preadoptieve kenmerken of postadoptieve kenmerken?

Uit de studie blijkt dat een veilige gehechtheid en een goede mentale gezondheid positief bijdragen aan dyadische aanpassing (kwaliteit) bij geadopteerden.

Ook blijkt contact met de biologische familie voorspellend te zijn voor romantische relaties, maar dit verband is iets ingewikkelder. Enerzijds hebben geadopteerden met contact met hun biologische familie een slechtere score voor dyadische aanpassing. De onderzoekers opperen dat dit vanwege een onveiligere gehechtheid zou kunnen zijn. Eerder onderzoek (Irhammar & Bengtsson, 2004) toont namelijk aan dat geadopteerden die zoeken naar hun herkomst meer onveilig gehecht zijn dan degenen die niet zoeken. Anderzijds scoren geadopteerden met contact met hun biologische familie beter op betrokkenheid in romantische relaties. Contact met de biologische familie heeft een positief effect op zelfvertrouwen en het vermogen om in verbinding te gaan met anderen (Pacheco & Eme, 1993, Müller & Perry, 2001), waardoor deze geadopteerden meer toegewijd zouden kunnen zijn in hun romantische relaties.

Met betrekking tot wat er vóór de adoptie gebeurde, voorspelt geen enkel kenmerk de ervaring van romantische relaties. Hoewel uit eerder onderzoek blijkt dat kenmerken zoals leeftijd bij adoptie en verblijf in instellingen voorafgaand de adoptie een invloed hebben op gehechtheid en mentale gezondheid bij geadopteerde kinderen, is het mogelijk dat deze preadoptieve kenmerken geen rechtstreeks effect hebben op romantische relaties bij volwassen geadopteerden. Hiervoor is meer onderzoek nodig.

Conclusie

Hoewel geadopteerden hun romantische relaties niet anders ervaren dan niet-geadopteerden, dragen een veilige gehechtheid en een goede mentale gezondheid bij aan positieve romantische ervaringen. Dit benadrukt het belang van een veilige gehechtheid, een goede mentale gezondheid en veerkracht van geadopteerden als beschermende factoren.

De meeste pre- en postadoptiekenmerken zijn niet gerelateerd aan de romantische relaties van geadopteerden. Mogelijks beïnvloeden die romantische relaties niet rechtstreeks of hebben deze kenmerken minder tot geen invloed op lange termijn.

Tot slot blijkt uit de resultaten dat er meer aandacht besteed moet worden aan de behoeften van geadopteerden in hun zoektocht naar hun biologische familie, omdat dit gevolgen heeft op hun romantische relaties.

Bron: Despax J., Bouteyre E., Pavani J. (2021). Adoptees’ Romantic Relationships: Comparison with Nonadoptees, Psychological Predictors and Long-Term Implications of the Adoption Pathway. Adoption Quarterly, 24(4):1-26. doi: 10.1080/10926755.2021.1884154

Tekst: Kristien Wouters