Contacteer ons of spring binnen op Raas van Gaverestraat 67b in Gent.

Ontdek onze groepsbegeleidingen, en evenementen.

Het laatste nieuws en interessantste weetjes over de wereld van adoptie.

Ontdek een hulpverlener bij jou in de buurt via deze handige adoptiekaart.

Wil je meer weten?

Hier vind je meer informatie over uiteenlopende thema's zoals belang van het kind, specifieke ondersteuningsbehoeften, nazorg, opvoeding, identiteit en herkomst.

Freeze-reactie bij adoptiekinderen: Wat kan je doen?

  • Geschreven door Kristina Vanremoortel op dinsdag 13 februari 2024 in de categorie Trauma.
Bevriezen als enige verdedigingsmechanisme

Bevriezen is een automatisch verdedigingsmechanisme als reactie op een stressvolle ervaring. Hoe we precies reageren op een stressvolle ervaring, is verschillend per situatie en per persoon.
Voor personen die geen of inadequate steun (= niet afgestemd op de noden) ondervonden als baby, is het mogelijk dat de freeze-reactie de voorkeursreactie geworden is in stressvolle situaties (lees ook dit artikel). Voor baby’s en jonge kinderen is de deze reactie immers vaak de enige manier om zichzelf te beschermen.

Soms lijkt de freeze-reactie van je kind niet in verhouding te staan tot de gebeurtenis (bv. je geeft een opmerking of een opdracht en je kind bevriest). Dit komt omdat het stressresponssysteem van je kind gesensibiliseerd (= extra gevoelig) is geraakt door wat er in het verleden is gebeurd, al dan niet in combinatie met andere factoren zoals genetische kwetsbaarheid en persoonlijkheidskenmerken.

Als je merkt dat je kind regelmatig bevriest, verstart of verstijft, neem dan contact op met een hulpverlener gespecialiseerd in trauma. Deze hulpverlener kan helpen om triggers in kaart te brengen die een freeze-reactie uitlokken, leren hoe hiermee om te gaan alsook met je kind werken aan hetgeen er onderliggend speelt.

Wat kan je doen als je kind op het punt staat om te bevriezen?

Er zijn verschillende, zogenaamde 'aardingstechnieken' die je je kind kan laten doen of die je kind zelf kan doen als het voelt dat het wegglijdt:

  • Laat je kind 5 seconden rustig inademen en 5 seconden rustig uitademen.
  • Laat je kind 5 dingen opnoemen die het kan horen, 4 dingen die het kan zien, 3 dingen die het kan voelen, 2 dingen die het kan ruiken en 1 ding dat het hij kan proeven.
  • Laat je kind 3 groene / blauwe / rode / … dingen die het ziet opsommen.
  • Laat je kind terugtellen van 100, eventueel in sprongen van 3.
  • Stimuleer de zintuiglijke prikkeling van je kind door het iets te drinken of eten te geven, door het zijn handen te laten wassen, een kersenpitkussen te laten vasthouden, …
  • Stimuleer de zintuiglijke prikkeling door een ‘sensorisch spel’ te spelen, bv. met een balletje over het lichaam rollen, met zand spelen, te dansen ...
  • Ga jullie huisdier halen en laat je kind het dier aaien.
Wat kan je doen als je kind bevriest?

Als je kind zich al in een freeze-toestand bevindt en je weinig of geen contact meer kan maken, blijf dan rustig.

  • Reageer empathisch. Spreek je kind met een zachte, kalme stem toe.
  • Zeg op een rustige manier de naam van je kind en probeer oogcontact te maken.
  • Beschrijf wat je ziet gebeuren. Vertel je kind wat je ziet bij hem en dat je er voor hem bent.
  • Raak je kind zachtjes aan.
  • Als je kind dit normaal gezien als aangenaam ervaart, streel zijn gezicht, zijn haren of geef een knuffel. Of sla een dekentje om je kind en koester het.
  • Begin zeker niet te roepen of je kind door elkaar te schudden om door te dringen.
  • Samen kunnen jullie ontdekken welke technieken werken en welke niet. Een hulpverlener kan jullie hierin bijstaan.

Is deze tekst herkenbaar voor jou en zoek je ondersteuning? Neem contact op met een nazorgmedewerker van Steunpunt Adoptie. We bekijken wat we voor jou kunnen betekenen en/of zoeken naar een goede doorverwijzing.

Tekst: Kristien Wouters

Laatst aangepast: februari 2024

Inzicht in stressresponsen (fight, flight, freeze) volgens de polyvagaaltheorie

  • Geschreven door Kristina Vanremoortel op dinsdag 13 februari 2024 in de categorie Trauma.

Hieronder lichten we de basisprincipes van de polyvagaaltheorie van Porges (1994) toe. Hoewel er kritiek bestaat op de theorie (vooral op de fysiologische processen die het beschrijft), kan de polyvagaaltheorie o.a. helpen om gedrag te begrijpen tijdens en na stressvolle ervaringen. We verduidelijken met een voorbeeld.

Als er gloeiendheet water uit de kraan komt, trekken we snel onze handen terug. Als we op de fiets zitten en er plots een auto van rechts komt, remmen we of wijken we uit. Sommige mensen zullen verstijven of heel hard roepen als ze een grote spin zien. Andere mensen vallen flauw als ze bloed zien.

Als we ons in een gevaarlijke of plotse stresssituatie bevinden, neemt ons overlevingsinstinct het over. Dit gebeurt spontaan. Onze zintuigen pikken informatie op en ons lichaam reageert hier razendsnel op, zonder dat we erbij nadenken. Het autonoom zenuwstelsel speelt hierin een belangrijke rol. Dit zenuwstelsel functioneert buiten onze wil om (vandaar 'autonoom') en regelt een aantal onbewuste functies zoals hartslag, ademhaling en spijsvertering.

Hoe we precies reageren, is verschillend per situatie en per persoon. Vluchten, vechten en bevriezen zijn de meest bekende stressresponsen (ook wel traumaresponsen genoemd), maar er zijn ook andere reacties mogelijk zoals hulp of troost zoeken, gehoorzamen, pleasen, flauwvallen, …

Drie autonome systemen

Stephen Porges is een Amerikaans psychiater en neurowetenschapper die de polyvagaaltheorie ontwikkelde in 1994. Hij deed onderzoek naar de werking van ons autonoom zenuwstelsel, meer bepaald naar de nervus vagus, een zenuw met verschillende takken (vandaar ‘poly-vagaal’) die verbonden zijn met alle levensnoodzakelijke organen.

Volgens de theorie is ons autonoom zenuwstelsel voortdurend bezig met het scannen van prikkels van binnenuit (uit ons lichaam) en buitenaf (uit onze omgeving). Op basis van deze informatie schatten we onbewust in of een situatie veilig, gevaarlijk of levensgevaarlijk is, waarna ons lichaam reageert. Porges noemt dit neuraal proces van onbewust informatie verzamelen en beoordelen ‘neuroceptie’ en stelt dat dit proces zich aanpast aan de ervaringen die we meemaken (bv. je bent ooit gebeten door een hond en vermijdt nu alle honden).

Volgens de polyvagaaltheorie brengt het autonoom zenuwstelsel ons in drie verschillende, neurofysiologische toestanden, afhankelijk van de mate van dreiging die we detecteren:

  1. Als we ons veilig voelen, is ons sociaal betrokkenheidssysteem of ventrale vagale systeem actief. Het systeem verbindt de hersenen, het hart, de longen en het gezicht. Als dit systeem actief is, kunnen we interageren, communiceren en verbinding maken met anderen en zoeken we ook naar sociale verbinding en contact om ons veilig te blijven voelen. Het systeem zorgt ervoor dat we - onbewust - delen hoe we ons voelen en dat we de gevoelens van anderen kunnen inschatten op basis van gelaatsuitdrukking, oogcontact en prosodie. Door hier vervolgens op in te spelen, ontstaat er een gevoel van verbondenheid en wederzijdse regulatie.
  2. Als we geen steun bij anderen vinden of de dreiging te groot is, wordt ons sympatisch zenuwstelsel geactiveerd. Dit systeem mobiliseert ons bij gevaar: onze hartslag verhoogt, onze ademhaling versnelt en onze spieren krijgen extra suikers. Tegelijkertijd worden minder belangrijke functies, zoals ons spijsverterings- en voorplantingsstelsel, op een lager pitje gezet. Zo is ons lichaam klaar om te vechten of vluchten.
  3. Als het gevaar zo groot is dat we niet kunnen vechten of vluchten, dan treedt ons dorsale vagale systeem in werking. Dit systeem verbindt de hersenen, het hart en de longen met alle organen die zich onder het middenrif bevinden, zoals de maag, nieren en darmen. Dit systeem immobiliseert ons: ons metabolisme vertraagt, onze hartslag daalt en onze ademhaling stokt. We bevriezen of verlammen in een ultieme poging om onszelf te beschermen. Soms gaat dit gepaard met dissociatie. Dit is het gevoel los te staan van je lichaam, alsof je er vanop een afstand naar kijkt.

Rekening houdend met een hiërarchie in stressresponsen, schakelen we dus tussen deze drie toestanden afhankelijk van de mate van dreiging die we detecteren. Volgens de polyvagaaltheorie reageren we eerst vanuit ons sociaal betrokkenheidssysteem, onze ‘steunreflex’: we zoeken hulp, steun of troost bij anderen om een gevoel van veiligheid te bekomen of te behouden. Echter, als dit ons niet in veiligheid brengt of de dreiging te groot is, hebben we geen andere keuze dan terug te vallen op andere overlevingsmechanismen: vechten, vluchten (mobilisatie) of bevriezen (immobilisatie).

Impact van stressvolle en traumatische ervaringen op het autonoom zenuwstelsel: een voorbeeld

B. is afgestaan bij de geboorte en geadopteerd toen hij slechts enkele maanden oud was. Er is weinig bekend over zijn leven voorafgaand aan de adoptie, maar we weten dat B. een aantal ingrijpende ervaringen meemaakte (vondeling waarbij onduidelijk is hoe lang hij alleen lag vooraleer hij gevonden werd, meerdere verplaatsingen gekend en daardoor meerdere verlieservaringen, geen voorspelbare zorg ontvangen).

Doordat B. in de eerste periode van zijn leven geen of inadequate steun (= niet afgestemd op zijn noden) heeft ontvangen, werd zijn ‘steunreflex’ onderdrukt. Want hoewel B. in het begin weende om hulp, troost of steun bij anderen te vinden wanneer hij zich onrustig voelde, leerde hij al snel dat dit niet leidde tot een gevoel van veiligheid. Vaak werd er door de volwassenen in zijn leven slechts kort of helemaal niet gereageerd wanneer hij huilde. Er was geen sprake van co-regulatie (= een veilige zorgfiguur die het kind ondersteunt bij het reguleren van zijn zenuwstelsel).

B. leerde met andere woorden niet dat anderen een bron van veiligheid kunnen zijn. Hij leerde om in stressvolle situaties vanuit andere verdedigingsmechanismen te reageren: als baby keerde hij in zichzelf en sloot hij zich af om veiligheid te zoeken. Dit verdedigingsmechanisme werd zijn voorkeursreactie. In plaats van te communiceren en verbinding te zoeken bij stress of gevaar, schiet B. in een fight-flight-freeze respons. De focus van zijn systeem is verschoven van verbinding naar bescherming.

Doordat zijn sociaal betrokkenheidsysteem minder goed ontwikkeld is, kan B. bovendien moeilijker inschatten of iets al dan niet ‘veilig’ is. Zo interpreteert hij signalen soms verkeerd (bijvoorbeeld: een neutraal gezicht wordt sneller gezien als een boos gezicht).

Op latere leeftijd heeft B. moeite met het behouden van vriendschappen en het aangaan van liefdesrelaties. Hij wil heel graag in verbinding gaan, maar als mensen te dichtbij komen, trekt hij zich terug. Hij laat niets meer van zich horen en soms zoekt hij ook bewust ruzie op. Als baby heeft hij geleerd dat anderen niet veilig zijn, waardoor hij als volwassene (onbewust) pogingen van vrienden en partners om te verbinden afwijst. Hij lukt hem niet om zichzelf bloot te geven aan anderen.

De polyvagaaltheorie kan B. (en zijn netwerk/mensen in omgeving) inzichten bieden in trauma(herstel): psycho-educatie over de werking van het autonoom zenuwstelsel en waarom hij zo reageert, maar ook inzichten in het reguleren van het autonoom zenuwstelsel zoals lichaamsoefeningen om het lichaam tot rust te brengen.

Is deze tekst herkenbaar voor jou en zoek je ondersteuning? Neem contact op met een nazorgmedewerker van Steunpunt Adoptie. We bekijken wat we voor jou kunnen betekenen en/of zoeken naar een goede doorverwijzing.

Voor meer informatie over de polyvagaaltheorie, de invloed van traumatische ervaringen op onze gezondheid en traumaherstel, kan je de webinar van Eva Verween bekijken (Webinar on demand).

Tekst: Kristien Wouters

Laatst aangepast: februari 2024

Hoe reageert ons brein op stressvolle en traumatische ervaringen?

  • Geschreven door Kristina Vanremoortel op maandag 12 februari 2024 in de categorie Trauma.

Hieronder lichten we twee modellen toe die in de klinische praktijk vaak gebruikt worden om inzicht te geven in ons brein, stressreacties en trauma’s. De werking van ons brein en lichaam is complex. De hieronder beschreven modellen zijn dan ook vereenvoudigde en deels theoretische weergaven van de werkelijke anatomie en fysiologie. Ze kunnen ons echter helpen begrijpen hoe ons brein reageert op stressvolle ervaringen en bij trauma. Inzicht daarin biedt houvast. We verduidelijken met een voorbeeld.

Ons drieledig brein

Volgens de ‘triune brain’ theorie (triune betekent 3-in-1) van Paul MacLean (1952, 1990), een Amerikaans neurowetenschapper, bestaat ons menselijk brein uit drie delen die overeenkomen met verschillende stadia van evolutionaire ontwikkeling: het reptielenbrein, het zoogdierenbrein en het menselijke brein.

  • Het reptielenbrein is het oudste brein en bevindt zich diep in de hersenen. Het omvat o.a. de hersenstam en basale ganglia en zorgt ervoor dat we kunnen overleven. Het regelt vitale levensfuncties (zoals onze hartslag en ademhaling) en bevat basisinstincten (zoals de drang naar drank en voedsel en automatische overlevingsreacties op dreiging of gevaar).
  • Het zoogdierenbrein, ook wel het limbisch systeem genoemd, ligt boven het reptielenbrein. Het bevat structuren zoals de amygdala, hippocampus en hypothalamus en is verantwoordelijk voor emoties en sociaal gedrag. Het ontvangt zintuigelijke signalen van het reptielenbrein en vertelt ons vervolgens wat we wel en niet leuk vinden, gebaseerd op eerdere positieve en negatieve ervaringen die we in ons geheugen hebben opgeslagen.

Het reptielen- en zoogdierenbrein samen noemen we het emotionele brein. Het is de taak van ons emotionele brein om ons welzijn en veiligheid in de gaten te houden. Dit gebeurt onbewust.

  • Het menselijke brein of de neocortex is het buitenste deel van de hersenen. Het zorgt ervoor dat we kunnen redeneren, plannen, reflecteren, fantaseren en beslissen. Ook stelt het ons in staat om ons in te leven in een ander en empathie te tonen.

Credits: Designua

Hoewel het driedelige breinmodel van MacLean de wetenschappelijke toets niet doorstaat (bv. het is geen accuraat model voor de evolutie van onze hersenen, het onderbelicht de sterke verbondenheid tussen de verschillende delen van het brein), kunnen we dit model gebruiken om op eenvoudige manier stressreacties (zoals vechten, vluchten en bevriezen) te helpen plaatsen.

Sequentiële structuur van het brein

Bruce D. Perry, ook een Amerikaans neurowetenschapper en psychiater, geeft onze hersenen weer als een omgekeerde driehoek met vier lagen, waarbij onze hersenen zich van onder naar boven ontwikkelen.

  • De onderste laag is de hersenstam. Dit deel van het brein stuurt vitale levensfuncties aan (zoals onze hartslag en ademhaling). Er is geen bewust nadenken en heeft geen besef van tijd (cf. ‘reptielenbrein’ van MacLean). 
  • De tweede laag zijn de tussenhersenen die zorgen voor rust en regelmaat. De tussenhersenen zijn betrokken bij het reguleren van functies in het lichaam, waaronder eetlust en beweging.
  • De derde laag is het limbisch systeem en is betrokken bij emotie en gehechtheid.
  • De cortex bovenaan zorgt ervoor dat we kunnen denken, plannen, taal hebben … Dit deel van het brein heeft wel tijdsbesef. Als dit deel actief is, kunnen we terugdenken aan het verleden en vooruitkijken naar de toekomst.

Dit model stelt dat elke ervaring van onder naar boven wordt verwerkt, via de driehoek omhoog. Om bij het bovenste, ‘slimme’ deel te geraken, moeten we door het lagere, ‘niet zo slimme’ deel heen. Hierdoor ontstaat een steeds uitgebreidere en gedetailleerde versie van de ervaring.

Eenzelfde ervaring kan verschillende reacties uitlokken in de verschillende delen van het brein. Zo kan in een stresssituatie de onderste laag ervoor zorgen dat je hartslag omhooggaat, de tussenhersenen dat je je lichaamshouding aanpast, je limbisch systeem dat je je angstig voelt en je cortex dat je weet welke woorden je moet gebruiken.

Alleszins interpreteren de lagere delen van ons brein als eerste de binnenkomende zintuiglijke informatie en kunnen zij dus als eerste reageren. We reageren en voelen met andere woorden voor dat we nadenken.

Impact van stressvolle en traumatische ervaringen op het brein: een voorbeeld

S. is geadopteerd op 4-jarige leeftijd. Vanaf het prille begin van haar leven heeft zij onder grote druk gestaan (vanwege een onveilige situatie voorafgaand aan adoptie, vanwege het gevoel van afgewezen zijn en op niemand echt te kunnen vertrouwen, vanwege het meermaals weggehaald worden uit haar vertrouwde wereld en het terechtkomen in een wereld die compleet vreemd is …). Doordat het brein in de eerste levensjaren nog in volle ontwikkeling is, spelen ervaringen die S. dan opdeed een onevenredig grote rol in de organisatie van haar brein.

Al toen S. in de baarmoeder zat, waren de lagere delen van haar brein bezig met het sorteren en opslaan van persoonlijke ervaringen. Ook na de geboorte bleef het brein van S. verbanden leggen tussen verschillende zintuiglijke prikkels en gevoelens, en bewaarde het deze in haar geheugen. Zo werd een ‘persoonlijk codeboek’ gevormd dat S. helpt om de wereld te begrijpen. Voor het ene kind betekent oogcontact: ‘Ik geef om je, ik ben geïnteresseerd in jou.’ Voor S. betekent het: ‘Ik ga tegen je roepen.’

Elk deel van de hersenen en elk biologisch systeem in je lichaam kan op een bepaalde manier veranderen als reactie op een ervaring. Deze veranderingen worden niet alleen bepaald door de gebeurtenis, maar ook door allerlei andere factoren zoals genetische kwetsbaarheid, de ontwikkelingsfase waarin de gebeurtenis plaatsvond en aanwezige beschermende factoren ten tijde van de gebeurtenis.

Bij S. zorgde de chaos, angst en onvoorspelbaarheid in haar beginjaren er alvast voor dat haar stressresponssysteem zich aanpaste. Haar stressresponssysteem reageert nu gevoeliger. Het treedt sneller in werking dan bij kinderen die een vrij gewoon leven genoten.

Wanneer de leerkracht haar aanspreekt over een rekeningoefening die S. fout heeft gemaakt, komt deze zintuiglijke informatie in de onderste delen van haar brein binnen, waar de info gekoppeld wordt aan eerder opgeslagen herinneringen. Voor S. raakt de gebeurtenis aan een traumatische herinnering en haar stressrespons wordt geactiveerd.

S. bevriest. In plaats van na te gaan waar de fout zit (cortex), kan ze niet meer nadenken en is niet in staat om de oefening te maken. Ook wanneer de juf haar wil helpen, krijgt ze geen woord uitgebracht. Haar ademhaling versnelt, ze voelt haar hart kloppen in haar keel. S. heeft deze reactie vanuit haar emotionele brein niet onder controle. Het gebeurt niet uit vrije wil. Het is haar brein dat haar geleerd heeft om zichzelf op deze manier te beschermen. Wat eerst adaptief gedrag was, is nu maladaptief.

Voor S. en haar leerkracht is deze respons verwarrend. S. heeft geen duidelijk afgebakende, narratieve herinnering om haar reactie te verklaren, omdat haar neurale netwerken destijds nog niet rijp genoeg waren om een narratief geheugen te vormen (wie, wat, wanneer, waar). De lagere delen van haar brein vormden een associatie, maar de paniek bij S. wordt ervaren als iets willekeurig, iets dat losstaat van een eerdere ervaring.

Als de informatie eindelijk haar cortex bereikt, kan S. bijsturen, maar een van de gevolgen van een stressrespons is dat die systemen in de hogere delen van het brein juist blokkeert. Pas wanneer S. terug helemaal tot rust kan komen (met hulp van anderen), kan ze terug nadenken.

Is deze tekst herkenbaar voor jou en zoek je ondersteuning? Neem contact op met een nazorgmedewerker van Steunpunt Adoptie. We bekijken wat we voor jou kunnen betekenen en/of zoeken naar een goede doorverwijzing.

Bron/leestip: Wat is je overkomen? Gesprekken over trauma, veerkracht en herstel. - O. Winfrey & B. Perry

Tekst: Kristien Wouters & Katherine D'Hoore

Laatst aangepast: februari 2024

Tips en advies bij traumasensitief opvoeden

  • Geschreven door Sigrid Jacobs op dinsdag 13 juni 2023 in de categorie Trauma.

Zoek je meer informatie over traumasensitief opvoeden? Op onderstaande websites vind je artikels, blogposts, video’s, podcasts, vormingen … over zorgen voor getraumatiseerde kinderen en kinderen met hechtingsmoeilijkheden.

Leony Coppens (klinisch psycholoog)
Inge Vandeweege (pleegzorger en auteur van ‘Een (h)echte uitdaging’)
Esther Groenewegen (auteur van ‘Als hechten niet vanzelf gaat’)

EMDR-therapie bij adoptiekinderen met een trauma

  • Geschreven door Kristina Vanremoortel op donderdag 25 maart 2021 in de categorie Trauma.

(eerder verschenen in VAG-magazine)

Een kindrapport geeft een eerste papieren indruk van het kind dat jij een nieuwe opvoedingskans wil geven. Dergelijke dossiers geven helaas vaak een zeer beknopte achtergrond. In sommige gevallen klopt de informatie misschien ook niet helemaal. Je merkt dan pas later na de aankomst dat er iets speelt in je kind waar je de vinger niet op kan leggen. De spreekwoordelijke rugzak zit overvol en je kind toont dit in de vorm van probleemgedrag.

PTSS

Dit probleemgedrag kan een signaal zijn van stress na een zeer ingrijpende gebeurtenis, bv. een natuurramp, seksueel misbruik, fysiek geweld, getuige van een overlijden… Dergelijke trauma’s kunnen diepe sporen nalaten. Fragmenten van de gebeurtenis komen te pas en te onpas naar boven en zijn ontzettend ontwrichtend, zowel voor je kind als voor jou. Er kan sprake zijn van aanhoudende stress na een trauma ofwel een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
Zuid-Afrikaanse hechtings- en traumadeskundige dr. Renée P. Marks legt het uit als volgt: “Trauma zet zich vast in het brein zonder dat het brein dit kan ‘archiveren’ en het de juiste plek kan geven. De herinnering aan de gebeurtenis is daarvoor te overweldigend. Vaak is het zo dat kinderen onbewust van die traumatische herinneringen proberen af te komen door middel van probleemgedrag, maar dat lost uiteindelijk niets op.”

PTSS bij kinderen kan – net als bij volwassenen – tot uiting komen door nachtmerries en flashbacks of door heftige reacties op bepaalde prikkels die met het trauma te maken hebben. Kinderen lijken voortdurend alert te zijn en zijn daardoor meer prikkelbaar en ervaren concentratieproblemen. Jongere kinderen kunnen dit ook tonen in hun spel. Soms is de link tussen het gedrag en het spel duidelijk, soms helemaal niet en is er verder onderzoek nodig. Een ander symptoom is vermijdingsgedrag, bv. het vermijden van bepaalde personen, plaatsen of gespreksonderwerpen. Kinderen kunnen zich sociaal terugtrekken en minder positieve emoties uiten. Vaak zijn er hevige schommelingen in het humeur en is er sprake van verminderde interesse in activiteiten. Tot slot kunnen kinderen na een ingrijpende gebeurtenis regresseren ofwel gedrag stellen uit een vroegere ontwikkelingsfase, bv. plots weer bedplassen na een hele periode van zindelijkheid, vaker huilen en de ouder aanklampen, dwangmatig gedrag…

EMDR

EMDR, ofwel Eye Movement Desensitization and Reprocessing, kan een oplossing zijn voor posttraumatische stress. Deze methode werd in 1989 ontwikkeld door de Amerikaanse psychologe Francine Shapiro. Zij ontdekte zeer toevallig een samenhang tussen snelle oogbewegingen en traumaverwerking. Shapiro voelde zich bezorgd en gespannen. Tijdens een wandeling merkte ze dat deze gevoelens plots minder sterk aanwezig waren en ze zich opgelucht voelde. Ze realiseerde zich dat ze spontaan snelle oogbewegingen had gemaakt terwijl ze dacht aan alles dat haar bezorgd maakte. Deze ervaring gaf haar het idee dat snelle oogbewegingen je beter laten voelen. De maanden erop onderzocht ze deze hypothese. Eerst door middel van experimenten op zichzelf, nadien op vrienden en familie en tenslotte op cliënten die bij haar in therapie waren. In 1987 voerde ze haar eerste klinisch onderzoek waarbij ze de techniek toepaste op vrijwilligers en later Vietnamveteranen. Twee jaar later publiceerde ze haar resultaten.

  • Hoe verloopt EMDR?

EMDR is een kortdurende, geprotocolleerde therapievorm, een behandeling die met andere woorden volgens vaste stappen verloopt. Als het gaat om een trauma na een éénmalige ingrijpende gebeurtenis, dan zijn vaak enkele sessies nodig om de draad weer op te pikken. Bij een langdurig trauma en een complexere problematiek duurt de behandeling langer.
Om zicht te krijgen op hoeveel sessies er ongeveer nodig zijn, zal de therapeut eerst enkele gesprekken wijden aan de voorbereiding. Tijdens deze gesprekken wordt de levensloop van de cliënt besproken, de problematiek bevraagd en eventuele tegenindicaties bepaald om zo tot een behandelplan te komen. In deze voorbereidingsfase zal de therapeut ook informatie geven over wat hij zal doen en waarom. Hij zal de cliënt uitgebreid uitleggen wat hij kan doen om zijn emoties zo goed mogelijk de baas te blijven.
Na deze voorbereidingsfase start de therapeut de EMDR-techniek. Hij vraagt de cliënt om terug te denken aan de traumatische gebeurtenis en daarbij het ergste beeld op te roepen. De cliënt moet hierbij zijn negatieve gedachten en gevoelens opnoemen en beschrijven welke lichamelijke prikkels hij ervaart. De therapeut vraagt de cliënt ook om de positieve gedachte te vertellen die hij zou willen krijgen.
Vervolgens start de verwerkingsfase of desensitisatie. De cliënt moet de gebeurtenis opnieuw oproepen, maar nu in combinatie met een afleidende prikkel. De therapeut zwaait bijvoorbeeld heen en weer met enkele vingers. Deze prikkel kan ook een geluidje zijn dat in een hoofdtelefoon afwisselend links en rechts speelt. Bij kinderen wordt soms gevlinderd door afwisselend op de schouders te tikken of de bovenbenen. Deze afleidende prikkels hebben als doel het verminderen van de ervaren stress om zo zelfs het meest traumatische herinneringsbeeld te neutraliseren. Dit meet de therapeut door telkens weer de cliënt te laten bepalen hoe eng het beeld is op een schaal van bijvoorbeeld 0 tot 10.

Er wordt gewerkt met sets van dergelijke afleidende prikkels. Tussen elke set wordt er even rust genomen en zal de therapeut de cliënt vragen welke gedachten, gevoelens of lichamelijke prikkels naar boven komen. Vaak verandert er wat. Na elke set moet de cliënt zich concentreren op de meest opvallende verandering, waarna nieuwe sets volgen tot het beeld geen spanning meer oproept.

  • Hoe (goed) werkt het?

Uitvoerig onderzoek in de afgelopen decennia maakt van EMDR een wetenschappelijk onderbouwde methode. Ze wordt gezien als even effectief in vergelijking met traumagerichte cognitieve gedragstherapie, die internationaal aanbevolen wordt als aangewezen therapie bij de behandeling van PTSS (Diehle et al., 2014).

Hoewel EMDR dus in tussentijd stevig onderbouwd is, blijft er discussie over hoe deze therapie juist werkt. Wat maakt deze methode zo effectief? Er zijn verschillende hypothesen. Een eerste veronderstelt een verstoring tussen de linker- en rechterhersenhelft als gevolg van het trauma. Dit blokkeert de gebruikelijke emotionele verwerking waardoor de traumatische ervaring onverwerkt opgeslagen blijft. Kort gesteld zouden oogbewegingen (of een andere bilaterale, links-rechts, stimulatie) deze verstoring opheffen. Dit zorgt ervoor dat de twee hersenhelften weer samenwerken en verwerking van het trauma mogelijk wordt.
Een andere hypothese is die van het werkgeheugen. Het ophalen van herinneringen – zoals een trauma – belast het werkgeheugen. Het volgen van de zwaaiende vingers van de therapeut door middel van oogbewegingen kost eveneens werkgeheugen. Omdat zowel het ophalen van herinneringen als het volgen van de zwaaiende vingers energie vraagt van het werkgeheugen verliest de herinnering aan intensiteit. De oogbewegingen zorgen er dus voor dat het trauma minder levendig en negatief wordt; en daardoor minder traumatisch.

Een derde hypothese verwijst naar de gelijkenis met de oogbewegingen tijdens de REM-slaap. In deze fase van onze slaap verwerken onze hersenen de ervaringen van de voorbije dag. Indrukken en belevenissen worden gelinkt aan informatie uit oudere netwerken van ons langetermijngeheugen en hierin opgeslagen. Het idee is dat de oogbewegingen bij EMDR steunen op hetzelfde proces van informatieverwerking als in onze REM-slaap. Zo maakt EMDR het mogelijk om de geheugenfragmenten die samen de traumatische herinnering vormen (bv. indrukken via onze zintuigen, gedachten, gevoelens…) te verwerken door ze te integreren en vervolgens op te slaan.

Wat kan je als ouder doen?

Hoe jonger het kind, hoe meer de ouders betrokken worden bij de behandeling. Soms zijn ouders zelfs aanwezig bij de therapie. Bij hen voelt het kind zich veilig. Bovendien kunnen ze belangrijke informatie geven over de evolutie van de klachten van hun kind.

Als ouder kan je ook naast de therapie veel doen voor je kind. Een grote beschermende factor voor PTSS bij kinderen is de empathie van de ouders, wat een uitdaging kan zijn wanneer je kind probleemgedrag stelt. Volgens hechtings- en traumadeskundige Marks is het belangrijk om te proberen te begrijpen en af te vragen waar het gedrag vandaan komt. Wat vertelt je kind met zijn gedrag? Door zelf een open en empathische houding aan te nemen vergroot je als ouder de kans op openheid bij je kind. Een kind dat zich begrepen voelt, zal zijn pijn durven delen. Omgekeerd zal je door telkens en alleen afwijzend te reageren op probleemgedrag een negatief zelfbeeld voeden bij je kind dat zich gefaald voelt. Een sensitief-responsieve houding bij de ouders laat toe gevoelens en gedrag zonder oordeel te benoemen.

Twee ouders delen hun ervaring

”Aan het begin van het 3de leerjaar stelde mijn zoon zeer agressief gedrag. Hij toonde ook faalangst. Er volgde een opname in de kinderpsychiatrie. Hier werd de diagnose reactieve hechtingsstoornis gesteld. We kregen een doorverwijzing naar een EMDR-therapeut. De sessies konden heftig zijn. Soms wou mijn zoon niet aangeraakt worden. Dan werkte de therapeut met elektronische eitjes die trillen.
EMDR was voor ons een invasieve, maar effectieve therapie. De goede samenwerking met de therapeut speelt hierbij een heel belangrijke rol. Mijn zoon heeft een soort van klik gemaakt. Het lijkt alsof er een last van zijn schouders is gevallen. Hij zit nu in het buitengewoon onderwijs. Zijn diagnose is veranderd in PTSS.”

”Onze zoon kreeg al 4 jaar begeleiding van een orthopedagoog om te werken aan zijn gedragsmoeilijkheden. In samenspraak met de kinderpsychiater hebben we besloten om EMDR te volgen. Zo zou hij een preverbaal trauma kunnen verwerken. Op voorwaarde dat wij als ouders betrokken bleven, hebben we samen de stap gezet. We zijn ongeveer 4 maanden wekelijks op therapie geweest. Dit was zeer intens en confronterend.
De effecten op lange termijn moeten we nog afwachten. Mijn zoon wordt nog boos, maar hij geeft aan dat hij vanbinnen wel nog weet wat hij doet. Het voelt voor hem alsof er meer plaats is in zijn hoofd om moeilijke dingen te begrijpen.”

EMDR in België

Op de website www.emdr-belgium.be kan je een therapeut vinden. Op deze site vind je ook meer info over EMDR als therapie. Bekijk zeker de FAQ’s. Die geven zinvolle antwoorden op vragen als ‘vanaf welke leeftijd kan EMDR bij kinderen toegepast worden’, ‘hoelang duurt een EMDR-behandeling bij kinderen’ en ‘kan EMDR doeltreffend zijn in het geval van adoptie’.
Op de website van de EMDR-vereniging in Nederland (www.emdr.nl) kan je onder andere filmpjes bekijken die uitleg geven hoe een therapeut (bij kinderen) te werk gaat. Er zijn ook kinderen die getuigen over hun ervaring met EMDR.

Psychotherapie wordt deels terugbetaald. Vraag bij je ziekenfonds na hoeveel zij juist vergoeden.

Bronnen

http://www.emdr.be
http://www.emdr-belgium.be/
http://www.emdr.nl/
http://reneewolfs.com/blog/2014/10/begrip-grootste-cadeau-voor-kind-met-trauma/
http://reneewolfs.com/blog/wp-content/uploads/2014/10/InterviewRenee-P-Marks-Adoptiemagazine2014.pdf
http://www.emdr.nl/wp-content/uploads/2015/10/EMDR_Folder_Clienten.pdf
Diehle, J., Schmitt, K., Daams, J., Boer, F., & Lindauer, R. (2014). Effects of psychotherapy on trauma-related cognitions in posttraumatic stress disorder: A meta-analysis. Journal of Traumatic Stress, 27, 257-264.
P.G. Zimbardo, R.L. Johnson, A.L. Weber (2005). Psychologie: een inleiding. Pearson Education Benelex: Amsterdam.

Negatieve gevolgen van langdurige stress

  • Geschreven door Sigrid Jacobs op maandag 8 juni 2020 in de categorie Trauma.

De werking van ons brein en lichaam is complex. De hieronder gegeven informatie is een vereenvoudigde en deels theoretische weergave van de werkelijke anatomie en fysiologie. Het geeft een basisinzicht in hoe onze hersenen reageren op (langdurige) stress en wat hiervan de gevolgen kunnen zijn.

Ons drievoudige brein

Volgens de theorie van Paul MacLean, een Amerikaans neurowetenschapper, bestaat ons menselijk brein uit drie delen: het reptielenbrein, het zoogdierenbrein en het menselijke brein.

• Het reptielenbrein is het oudste brein. Het bevindt zich diep in de hersenen (meer bepaald in de hersenstam) en zorgt ervoor dat we kunnen overleven. Het is heel gevoelig voor gevaar, regelt vitale levensfuncties zoals onze hartslag en ademhaling en bevat basisinstincten zoals de drang naar drank en voedsel. Het reptielenbrein is verantwoordelijk voor alles wat een baby kan: eten, slapen, huilen, ademen, pijn en honger voelen …

• Het zoogdierenbrein, ook wel het limbisch systeem genoemd, ligt boven het reptielenbrein. Het is verantwoordelijk voor onze emoties en ons sociaal gedrag. Het ontvangt zintuigelijke signalen van het reptielenbrein en vertelt ons vervolgens wat we wel en niet leuk vinden en wat wel en niet belangrijk is om te overleven. Dit gebeurt onbewust. Het baseert zich hiervoor op onze eerdere positieve en negatieve ervaringen gelegen in de hippocampus.

Het reptielen- en zoogdierensysteem samen noemen we het emotionele brein. Het is de taak van ons emotionele brein om ons welzijn en veiligheid in de gaten te houden.

Het menselijke brein of de neocortex is het buitenste deel van de hersenen. Het omvat ongeveer 30% van onze hersenmassa en zorgt ervoor dat we kunnen analyseren, plannen, reflecteren, fantaseren en beslissen. Ook stelt het ons in staat om ons in te leven in een ander en empathie te tonen. Vanaf het tweede levensjaar ontwikkelen de frontale kwabben van het menselijke brein zich aan een snel tempo.

Ons stresssysteem

Via onze zintuigen nemen we waar wat er rond ons gebeurt. Deze zintuiglijke informatie komt binnen in de thalamus, een gedeelte van het emotionele brein, dat de info samenvoegt en doorgeeft in twee richtingen.

Enerzijds gaat de informatie naar de amygdala, dat deel uitmaakt van ons onbewuste, emotionele brein en informatie van onze zintuigen koppelt aan emoties, zoals angst en blijdschap. Anderzijds gaat de informatie naar de frontale kwabben, die deel uitmaken van ons bewuste, menselijke brein.

De eerste weg naar de amygdala is enkele milliseconden sneller dan de tweede weg naar de frontale kwabben. Het zorgt ervoor dat we razendsnel kunnen reageren op gevaar, nog vooraleer we goed en wel beseffen wat het gevaar juist is (daarvoor hebben we onze frontale kwabben nodig). Als de amygdala een gevaar detecteert, stuurt het onmiddellijk een signaal naar de hypothalamus en de hersenstam, zodat er stresshormonen vrijkomen (denk aan cortisol en adrenaline) en ons lichaam klaar is voor actie (denk aan een verhoogde hartslag, bloeddruk en bloedsuikerspiegel). Een alarmsysteem is afgegaan en heeft ons klaargemaakt om te vechten, vluchten of - als het echt niet anders kan - bevriezen, ook wel de fight, flight, freeze respons genoemd. Eens het gevaar geweken is, keert ons lichaam normaal gezien terug naar zijn oorspronkelijk staat.

De amygdala oordeelt niet over het type gevaar: het maakt enkel een globale inschatting of iets positief of negatief is. Als het alarm vals blijkt te zijn, is het de tweede weg naar de frontale kwabben die ons hiervan bewust maakt en een automatische fight, flight, freeze respons tegenhoudt.

Voorbeeld: Je wandelt op een voetpad en plots hoor je vlakbij een auto toeteren. Dit geluid komt binnen in de thalamus die het doorgeeft aan de amygdala. De amygdala koppelt de informatie aan de emotie angst en schat de situatie niet veilig in: een luid getoeter is alarmerend! De amygdala geeft het signaal verder door naar de hypothalamus en hersenstam waardoor er stresshormonen vrijkomen en ons lichaam klaar is voor actie. We kijken op en zijn klaar om aan de kant te springen. Dit alles gaat zo razendsnel dat je je hiervan niet bewust bent. Wanneer de informatie via de tweede weg enkele milliseconden later toekomt in je menselijke brein, besef je dat je veilig op het voetpad aan het wandelen bent en dat je tante in de auto zit. Je automatische reactie om te rennen wordt tegengehouden en in plaats daarvan zwaai je naar je tante.

Drie stressreacties

Ieder van ons ervaart stress. Hierop zijn drie reacties mogelijk: een positieve, een tolereerbare en een toxische stressreactie.

  • Een positieve stressreactie is een tijdelijke reactie waarbij onze focus versmalt, onze hartslag versnelt en er een matige toename is in de hoeveelheid stresshormonen die we aanmaken. Gebeurtenissen zoals de eerste nieuwe schooldag of het krijgen van een inenting kunnen een positieve stressreactie uitlokken. Na de gebeurtenis keren ons brein en lichaam snel terug naar hun normale toestand.
  • Een tolereerbare stressreactie activeert ons intern alarmsysteem sterker. Gebeurtenissen zoals het overlijden van een grootouder of een ongeval kunnen een tolereerbare stressreactie uitlokken. Als de gebeurtenis beperkt is in de tijd en op de belangrijke voorwaarde dat we steun vinden bij anderen, kan ons brein en lichaam herstellen.
  • Een toxische stressreactie activeert ons stressreactiesysteem langdurig. Het kan uitgelokt worden wanneer we een zeer sterke, herhaaldelijke en/of langdurige tegenslag te verduren krijgen. Denk hierbij aan vroegkinderlijke trauma's zoals fysieke of emotionele mishandeling, chronische verwaarlozing of middelenmisbruik door een ouder.

In het omgaan met stress spelen andere personen een belangrijke rol: we kunnen meer aan als we een steunend netwerk hebben. Voor kinderen zijn volwassen hechtingsfiguren cruciaal. Wanneer een kind onrust ervaart, kunnen wij het geruststellen waardoor het stressniveau daalt en het kind positieve stressreacties ontwikkelt. Deze positieve stressreacties worden dan de standaard. Wanneer een dergelijke figuur echter ontbreekt en de onrust extreem, herhaaldelijk of langdurig is of veroorzaakt wordt door de persoon die ons moest geruststellen, kan ons brein en lichaam beschadigd raken. Er is sprake van een trauma dat een toxische stressreactie veroorzaakt, wat nadelige langetermijngevolgen heeft voor onze gezondheid.

Negatieve gevolgen van langdurige stress

Stresshormonen zijn niet slecht: ze zorgen ervoor dat we onszelf (en anderen) kunnen verdedigen en volhouden in moeilijke situaties. Denk maar aan hulpverleners die na een ramp blijven doorwerken of brandweerlui die uitzonderlijke prestaties leveren.

Uit onderzoek blijkt echter dat getraumatiseerde personen grote hoeveelheden stresshormonen blijven aanmaken, lang nadat het gevaar geweken is. Het alarmsysteem blijft aanstaan en ons lichaam keert niet meer terug naar de oorspronkelijke staat van rust. Dit maakt ons vatbaar voor een hele resem aan stressgerelateerde ziektes, zowel mentaal (bv. depressie, angststoornis, verslaving), fysiek (bv. hart- en vaatziektes, spijsverteringsproblemen) als gedragsmatig (bv. irriteerbaarheid).

Als ons alarmsysteem continu aanstaat en ons lichaam stresshormonen blijft aanmaken, stijgt de kans op hart- en vaatziekten (door een verhoogde hartslag en bloeddruk) en diabetes type 2 (door een verhoogd bloedsuikergehalte). Deze ziektes verhogen op hun beurt de kans op andere aandoeningen. Ook kan een teveel aan het stresshormoon cortisol leiden tot o.a. overgewicht, slaapmoeilijkheden, osteoporose, spieratrofie en de ziekte van Cushing. Bij kinderen kan een teveel aan cortisol leiden tot een vertraagde ontwikkeling en achterblijvende groei. Daarenboven heeft langdurige stress een ontregelend effect op ons immuunsysteem. Het maakt ons meer vatbaar voor virussen en infecties, activeert latent aanwezige virussen en verhoogt het risico op auto-immuunziektes, zoals lupus, multiple sclerose en reumatoïde artritis. Wanneer mensen chronisch boos of bang zijn, kan constante spierspanning daarnaast leiden tot spasmen, rugpijn, migraine, fibromyalgie en andere vormen van chronische pijn.

Verder blijkt uit onderzoek dat langdurige stress de functie en structuur van onze hersenen kan veranderen. Onze hersenen zijn plastisch: er worden nieuwe verbindingen tussen hersencellen gelegd, terwijl overbodige worden verwijderd. Vooral in de vroege kindertijd zijn onze hersenen zeer plastisch, waardoor stresservaringen in het bijzonder bij kinderen een negatief effect kunnen hebben op de hersenstructuur. Zo blijkt dat in gevallen van ernstige, chronische verwaarlozing het emotioneel brein veel verbindingen aanmaakt, terwijl het menselijke brein (nodig om o.a. te analyseren, denken en meeleven) minder verbindingen legt. De amygdala in het emotionele brein wordt overgevoelig, waardoor we signalen verkeerd interpreteren en vervolgens te heftig reageren. Daarnaast worden er minder verbindingen gelegd tussen verschillende hersendelen, waardoor het moeilijker wordt om emoties (in het emotioneel brein) te reguleren (door het menselijke brein). Bovendien blijkt dat chronische stress leidt tot schade in de hippocampus: cellen worden vernietigd. Dit tast ons geheugen en leervermogen aan.

Verder kan het stressysteem zodanig verstoord zijn, dat stress niet langer wordt ervaren. Dit beïnvloedt de ontwikkeling van moreel gedrag bij kinderen: als we iets doen dat wordt afgekeurd door anderen, creëert dit normaal gezien stress, maar als het stresssysteem niet meer geactiveerd wordt doordat ons stresssysteem het heeft 'opgegeven' en dit signaal bovendien niet naar ons menselijke brein wordt gestuurd doordat de verbindingen niet werden gelegd, is het moeilijker om ons aan wetten en regels te houden. Dit verklaart ook waarom straffen niet goed werkt: straffen creëert geen of weinig stress bij een afgevlakt stresssysteem, waardoor er minder of niet geleerd wordt. Het belonen van gewenst gedrag en toelichten van situaties (bv. kinderen leren signalen te zien, uitleggen welk effect bepaald gedrag kan hebben op anderen en hoe ze wel kunnen handelen) werkt dan beter om gedrag aan te passen.

Deze video van het Center on the Developing Child (Harvard University) vat kort samen wat het gevolg is van extreme, herhaaldelijke of langdurige stress op de hersenontwikkeling van een kind.

Overigens toont epigenetisch onderzoek aan dat toxische stress een invloed heeft op welke genen worden af- en aangezet. Dit heeft dan weer een effect op onze toekomstige stressreacties. Bovendien kunnen deze genen doorgegeven worden aan volgende generaties.

Behandelwijzen

Er zijn verschillende behandelwijzen die bijdragen aan het verwerken van een traumatisch verleden. Denk aan EMDR, cognitieve gedragstherapie, sensomotorische psychotherapie en neurofeedback. Bessel van der Kolk, psychiater en wereldautoriteit in traumaverwerking, omschrijft deze uitgebreid in zijn boek Traumasporen. Hij stelt dat traumatherapie zich moet richten op het herstellen van het evenwicht tussen het emotionele brein en het menselijke brein, zodat we terug het gevoel hebben dat we controle hebben over ons eigen leven. Hierbij is er niet alleen aandacht voor het cognitieve nodig, zodat we begrijpen wat er gebeurd is en waar bepaalde gevoelens vandaan komen. Er moet minstens evenveel aandacht besteed worden aan emoties en lichamelijke sensaties, want begrijpen waarom we ons zo voelen verandert nog niet hoe we ons voelen. Door meer zelfbewustzijn te creëren over wat we voelen en hier vervolgens bijvoorbeeld ademhalingsoefeningen of mindfulnesstechnieken tegenover te zetten, kunnen we ons alarmsysteem beïnvloeden en kalmeren.

In zijn recensie van het boek Traumasporen vat traumaspycholoog Erik de Soir het samen als volgt: "Van der Kolk onderscheidt in essentie drie behandelwijzen: (1) van buiten naar binnen, door te praten en opnieuw in verbinding te gaan met anderen en te begrijpen wat er aan de hand is, terwijl de herinneringen aan het trauma verwerkt worden; (2) door medicatie, die erop gericht is om misplaatste alarmreacties stop te zetten; en (3) van binnen naar buiten, door het lichaam de kans te geven ervaringen op te doen die op een diep en intuïtief niveau contrasteren met de emoties en fenomenen die bij het trauma horen. Het is moedig om te stellen dat een combinatie van deze drie behandelvormen het meest aangewezen is en dat meditatie, yoga en andere lichaamsgerichte vormen van behandeling de cognitieve gedragstherapie van blootstelling moeten aanvullen."

Van der Kolk benadrukt dat er niet een meest geschikte behandelingsformule voor trauma is. Wat herstellend werkt voor de ene, werkt mogelijks niet herstellend voor de andere. We moeten zelf ontdekken wat helpt en wat niet, en het is de taak van een traumatherapeut om dit samen met ons te verkennen.

Tot slot is de rol van een ondersteunend netwerk niet te onderschatten. Onze hechtingsrelaties zijn onze grootste bescherming tegen trauma. Herstellen van trauma doen we dan ook in een relationele context waarbij we ons verbonden voelen met (een) ander(en). Als het trauma heeft plaatsgevonden in een relationele context (bv. afgestaan zijn door een ouder) bemoeilijkt dit ons herstel. Herstel start dan met het erkennen van hetgeen we hebben meegemaakt en hoe dit ons leven nu beïnvloedt om langzaamaan de deur open te zetten voor verbinding.

Auteur: Kristien Wouters, educatief medewerker

Bronnen:

  • de Soir, E. (2017). Een open pleidooi voor multidimensionale traumatherapie, https://erikdesoir.be/wp-content/uploads/2017/07/traumasporen.pdf
  • National Scientific Council on the Developing Child (2005/2014). Excessive Stress Disrupts the Architecture of the Developing Brain: Working Paper No. 3. Updated Edition. Retrieved from www.developingchild.harvard.edu
  • Van der Kolk, B.A. (2016). Traumasporen: het herstel van lichaam, brein en geest na overweldigende ervaringen. Everseen, Nederland: Uitgeverij Mens!