Contacteer ons of spring binnen op Raas van Gaverestraat 67b in Gent.

Ontdek onze groepsbegeleidingen, en evenementen.

Het laatste nieuws en interessantste weetjes over de wereld van adoptie.

Ontdek een hulpverlener bij jou in de buurt via deze handige adoptiekaart.

Interessant nieuws & boeiende blogartikels

Open adoptie in de praktijk: het verhaal van Fien

  • donderdag 25 april 2024 in de categorie Verhaal.

Open adoptie in de praktijk: het verhaal van Fien

Wanneer je meer dan twee ouders hebt

Meerouderschap is een belangrijke basisgedachte bij adoptie. Het betekent dat meer dan één of twee ouders of opvoedende figuren in het leven van de kinderen en jongeren belangrijk zijn en het maakt het mogelijk om alle betrokken partijen binnen adoptie te erkennen, indien zij dat wensen en met de nuance dat elke situatie individueel bekeken wordt.

Hoe ziet meerouderschap binnen adoptie er in de praktijk uit? Als er vanaf of kort na de adoptie contact ontstaat tussen adoptieouders, geadopteerde en eerste ouders, hoe krijgt dit dan vorm? En hoe beleeft iedereen dit? In deze verhalenbundel getuigen verschillende adoptiebetrokkenen over hun ‘open adoptie’.

Het verhaal van Fien

Mijn naam is Fien en ik groeide op in een gezin met een mama en papa. Ik ben de oudste thuis. Ik kreeg eerst een zus die we na 4 maanden moesten afgeven. Haar mama besliste om niet voor adoptie te tekenen. Een halfjaar later kwam mijn broer erbij. Hij werd ook geadopteerd.

Ik kan mij niet actief herinneren dat mijn zus terug naar haar biologische mama ging, maar het had wel een impact. Op het allerlaatste moment, het moment dat mijn ouders haar teruggaven, was ik er niet bij. Achteraf bekeken zouden mijn ouders dat nu anders hebben aangepakt. Ik had een zus en van de ene op de andere dag was ze weg. Ik kon dat niet goed plaatsen.

Ik was sowieso al een heel aanhankelijk kind, maar die gebeurtenis heeft mijn scheidings-, verlatings- en bindingsangst nog aanweziger gemaakt. In die mate dat ik – zelfs in het middelbaar – bij het vertrek op schoolreis tranen met tuiten huilde. Ook nu als volwassene heb ik het nog lastig met afscheid nemen. Het blijft een struikelblok.

Mijn adoptieouders zijn altijd heel open geweest over mijn zus, mijn verhaal en over het verhaal van mijn broer. Blijkbaar zag ik een zwangere vrouw aan de schoolpoort en vroeg ik aan mijn mama of ik ook in haar buik had gezeten, waarop ze antwoordde van niet. Voor mij was dit toen voldoende, maar we kregen dit dus met de paplepel mee. Ook heb ik als jong kind blijkbaar lang gedacht dat iedereen twee mama’s had. Mijn ouders hebben mij dan moeten vertellen dat dat niet het geval is. Naarmate ik ouder werd, groeide mijn begrip en kennis stap voor stap.

Dagen zoals moederdag of feestdagen waren niet per se dagen waarop ik meer met adoptie bezig was, want mijn adoptie heeft altijd heel hard gespeeld. Het stond altijd redelijk op de voorgrond en was een deel van wie ik ben. Ik vond het nooit erg om erover te praten en was er heel open over. Iedereen mocht mij altijd alles vragen.

Afstandsverhaal

Ik ben binnenlands geadopteerd en heb het geluk dat mijn adoptieouders mijn biologische mama verschillende keren ontmoet hebben: tweemaal in het ziekenhuis en tweemaal in mijn eerste levensjaar vooraleer mijn mama voor afstand tekende. Mijn adoptieouders hebben mijn mama daardoor veel kunnen vragen, waardoor ik van kleins af aan veel wist.

Mijn biologische mama was vooraan in de twintig toen ze zwanger werd. Ze had een vaste relatie, maar die sprong af nog voor dat ze wist dat ze zwanger was. Alleen een kind opvoeden was geen optie voor haar. Abortus evenmin. Mijn mama is dan beginnen te zoeken naar oplossingen en kwam bij Gewenst Kind terecht, één van de toenmalige binnenlandse adoptieorganisaties. Hun werking matchte met wat mijn mama wou: zij wilde dat ik direct bij een warm gezin terechtkwam, terwijl er bij andere organisaties geen directe plaatsing mogelijk was. De afstandsname was voor haar loodzwaar, maar ze wou mij een leven geven dat zij op dat moment niet bieden kon.

Verlangen naar contact

Mijn mama vroeg jaarlijks om foto’s. Zo zag ze mij toch een beetje opgroeien. Omgekeerde stuurde ik als tiener een tweetal mails naar Adoptiehuis (Adoptiehuis is sinds december 2016 de enige binnenlandse adoptiedienst in Vlaanderen en het resultaat van een fusie tussen vier adoptieorganisaties, waaronder Gewenst Kind, nvdr.) met vragen voor mijn mama, maar de antwoorden die ik terugkreeg waren redelijk beperkt.

Op een bepaald moment verhuisde mijn mama naar het buitenland en liet ze dit weten aan Adoptiehuis. Voor mij was dat een teken van hoop dat ze misschien ooit zou openstaan voor een ontmoeting. Anders zou ze het niet laten weten, dacht ik.

Al in de lagere school zei ik dat ik later mijn mama wou ontmoeten. Ik moest alleen wachten tot ik 18 jaar was. Dat was de regel. Voor mij was die leeftijdsgrens arbitrair. Ik was er al veel eerder klaar voor. Op een gegeven moment had ik het gevoel dat ik onnodig aan het wachten was. Dat steeds maar geduld moeten hebben moet je dan ook weer een plaats geven.

Gelukkig kijkt men nu meer naar de maturiteit van het kind in plaats van enkel naar de leeftijd. Ook omkadering van het kind speelt in mijn ogen een belangrijke rol. Mijn adoptieouders steunden me altijd in de keuze om haar op te zoeken. Ze hebben mijn broer en mij altijd gezegd: “Doe het als je dat graag wil. Wij zijn hier om je te ondersteunen.” Dat maakte de stap gemakkelijker.

Uiteindelijk zag ik mijn mama voor de eerste keer toen ik 19 was. Ik was 18 jaar geworden in de coronaperiode en zette alles rond de ontmoeting pas erna in gang. Ik wilde absoluut fysiek afspreken en niet online, maar mijn mama woonde ondertussen dus niet meer in België. Ik wou niet dat een ontmoeting geannuleerd werd door coronamaatregelen, dus ik wachtte.

Hoewel ik al heel veel wist via mijn adoptieouders, vond ik het belangrijk om het verhaal rechtstreeks van mijn biologische mama te horen. Ik wou ook weten of het oké ging met haar. Dat waren mijn belangrijkste drijfveren om haar te ontmoeten. Sowieso lijkt het me normaal dat je wil weten waar je vandaan komt. Het is een wit puzzelstukje dat je wil inkleuren. Verder zou ik wel zien wat eruit het contact voortkwam. In het beste geval heb ik er een soort van extra tante bij, dacht ik.

Eerste ontmoeting

Die eerste ontmoeting met haar was heel bijzonder. Ik ging met veel zenuwen naar de afspraak. Mijn adoptieouders zaten ondertussen op een terrasje om de hoek, klaar om mij op te vangen als het nodig zou zijn.

De ontmoeting werd begeleid door Adoptiehuis en mijn mama was al toegekomen toen ik aankwam. Toen ik mijn mama zag, had ik het gevoel dat ik haar kende, terwijl ik wist dat ik haar nog niet eerder had gezien. Ik zag haar al op oude foto’s en in de aanloop naar de ontmoeting hadden we enkele mails uitgewisseld via Adoptiehuis, maar dat was het.

Het eerste wat we deden, was kijken wat we gemeen hadden met elkaar. Daarna zijn we beginnen te babbelen en plots was het drie uur later. Het was een fijn gesprek en het was keitof om haar te zien.

Op dat vlak heb ik eigenlijk het droomscenario. Behalve dat ik tot mijn 18e heb moeten wachten, verliep alles ongelooflijk vlot. Op het einde van die eerste ontmoeting wisselden we elkaars nummer uit. Dat was snel, maar Adoptiehuis stond daar ook achter aangezien mijn mama in het buitenland woonde en we elkaars deur dus niet konden platlopen. Daar probeerde Adoptiehuis ons toch voor te behoeden.

Contact na de eerste ontmoeting

Een jaar later ben ik naar mijn mama gereisd en ontmoette ik haar partner. Toen ik mijn mama voor het eerst zag, was het voor mij belangrijk om te weten of haar partner van de afstandsname ter adoptie wist. Ik wou weten of ze iemand had om haar verhaal mee te delen, want mijn mama heeft het nooit gezegd tegen haar familie. Gelukkig was dat het geval. Zij heeft ook iemand nodig waarbij ze steun kan vinden.

Nu sturen we elkaar af en toe een berichtje en beeldbellen we met elkaar. Soms is dat wekelijks, soms is dat maandelijks. Het hangt er wat vanaf, maar het loopt spontaan. Doordat mijn mama best ver weg woont, is het soms moeilijk om het ritme van de dag op elkaar af te stemmen. Zij heeft haar leven daar, ik heb mijn leven hier. Een goed moment vinden om te bellen is dan minder evident. Daar loop ik soms wel tegenaan.

Mijn insteek was altijd dat ik er in het beste geval een soort van extra tante bijhad, maar nu vind ik het moeilijk om een etiket op haar en onze relatie te plakken. Dat hoeft voor mij ook niet. We komen goed overeen, ik ben tevreden met hoe het loopt en ik ben blij dat ik haar überhaupt heb kunnen ontmoeten.

Biologische vader

Ik wist vroeger niet of mijn biologische vader wist dat hij een kind had. Dat zorgde ervoor dat ik mij op een bepaalde manier naar hem toe ben gaan verhouden, waardoor ik nu niet de behoefte heb om hem te ontmoeten. Via mijn biologische mama weet ik ondertussen dat hij pas zeer laat van de zwangerschap wist, maar dat hij er niets mee te maken wou hebben.

Ik ben benieuwd naar hoe hij eruitziet. Mijn biologische mama gaat daarom proberen om een recente foto van hem door te sturen, maar verder verlang ik niets van hem. Het lijkt me ook verloren energie. Hij heeft altijd gezegd dat hij niets met mij te maken wou hebben en tussen de lijnen door lees ik dat de kans zeer klein is dat dit ooit zal veranderen.

Meerwaarde van contact

Het contact vult voor mij een bepaalde leegte op rond mijn verleden. Ik wou weten waar ik vandaan kwam en weten of ik op haar leek, niet alleen fysiek maar ook qua doen en laten. Dat kon ik alleen weten door haar eens te ontmoeten.

Nu vind ik het fijn dat het contact ook behouden kan worden. Uiteindelijk is het toch de persoon die je op de wereld heeft gezet en daardoor is ze automatisch een stuk van je leven. Je betekent op een bepaalde manier toch veel voor elkaar.

Het zou leuk zijn als we elkaar nog eens fysiek kunnen zien, maar echte verwachtingen heb ik niet. Ik weet ook dat zij mij vooral niet wil pushen in dingen. In het begin durfde ze mij bijvoorbeeld niet te veel te vragen of voor te stellen om te bellen, terwijl ik dat helemaal niet erg vond. Ik denk dat zij schrik had om mij weg te duwen en daardoor bepaalde dingen niet deed en extra voorzichtig was naar mij toe.

Open adoptie doen werken

Bij een open adoptie moet het kind het centrale punt zijn. Een kind moet goed weten wat die van welke persoon mag en kan verwachten. Die duidelijkheid moet er zijn. Zonder die basis lijkt een open adoptie mij niet te kunnen werken. Zeker voor een jong kind kan een open adoptie anders snel heel verwarrend zijn.

Een leeftijdsgrens voor contact is voor mij niet nodig. Het is vooral belangrijk dat er gekeken wordt naar het kind en de context in het geheel. Daarnaast is een goede professionele begeleiding belangrijk. Het maakt het voor adoptieouders gemakkelijker om hun kind de zoektocht te laten aangaan als zij weten dat hun kind goed geholpen, ondersteund en begeleid wordt.

Uiteraard moet er een algemene sfeer van openheid zijn binnen het adoptiegezin. Al van jongs af aan. Ik heb die openheid in ons gezin altijd als heel positief ervaren. Het is ook het gemakkelijkst zo. Een goed moment om moeilijke dingen te vertellen, is er toch nooit.

Verder kan het heel veel betekenen voor een geadopteerde als je als geboorteouder het dossier van je kind zo volledig mogelijk maakt, met een (oude) foto van jezelf en met de medische familiale voorgeschiedenis. Als je er als geboorteouder voor openstaat om vragen te beantwoorden en je kan dit meegeven aan Adoptiehuis is dit heel waardevol voor een kind. Ik denk dat een volledig dossier en een deur die op een kier staat al genoeg kan zijn en rust kan geven voor veel kinderen. Ik besef dat het niet in elke situatie mogelijk of wenselijk is om contact te hebben, maar ik weet hoeveel ik haal uit het contact met mijn mama. Ik gun het iedereen.

Uit liefde gemaakt en weggegeven

Ik besef dat dit mijn verhaal is en dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is. Hoe mooi mijn verhaal ook is en hoe belangrijk ik het ook vind om uit te dragen dat het zo kan, is het belangrijk om mensen bewust te maken van wat adoptie is.

Iedere persoon heeft een eigen steen in zijn rugzak. Bij mij is dat adoptie, bij iemand anders is dat iets anders. Ik kies er wel voor om daar positief in te staan en de mooie kanten te zien. Puntje bij paaltje ís mijn adoptieverhaal ook een heel positief en mooi verhaal. Ik ben uit liefde gemaakt. Ik ben uit liefde weggegeven. Ik ben met liefde opgevangen. Ik heb contact kunnen leggen met mijn biologische moeder en dat contact loopt vlot en is aangenaam.

Deel je ook graag jouw ervaring met open adoptie? We zoeken nog naar getuigenissen van eerste/geboorteouders. Interesse? Mail naar kristien.wouters@steunpuntadoptie.be.

Open adoptie in de praktijk: het verhaal van Whitney

  • donderdag 28 maart 2024 in de categorie Verhaal.

Open adoptie in de praktijk: het verhaal van Whitney

Wanneer je meer dan twee ouders hebt

Meerouderschap is een belangrijke basisgedachte bij adoptie. Het betekent dat meer dan één of twee ouders of opvoedende figuren in het leven van de kinderen en jongeren belangrijk zijn en het maakt het mogelijk om alle betrokken partijen binnen adoptie te erkennen, indien zij dat wensen en met de nuance dat elke situatie individueel bekeken wordt.

Hoe ziet meerouderschap binnen adoptie er in de praktijk uit? Als er vanaf of kort na de adoptie contact ontstaat tussen adoptieouders, geadopteerde en eerste ouders, hoe krijgt dit dan vorm? En hoe beleeft iedereen dit? In deze verhalenbundel getuigen verschillende adoptiebetrokkenen over hun ‘open adoptie’.

Het verhaal van Whitney

Mijn naam is Whitney. Ik was 5 jaar toen ik geadopteerd werd uit Haïti. Intussen ben ik er 34.

Mijn adoptiegezin bestond uit mijn ouders en een oudere zus die ook geadopteerd was uit Haïti. Mijn zus was de lieveling van iedereen. Ze was lief en vrolijk. Iedereen wilde haar vriendin zijn. Voor mijn ouders was ze de perfecte dochter.

Ook ik was heel blij met zo’n zus. Ze nam me vaak in bescherming. Ik keek naar haar op.

In de zomer van 2000, ik was toen 10 jaar, ontdekten de artsen dat mijn zus kanker had. In februari 2001 is ze gestorven. Achteraf bleek dat ze een soort kanker had met een afwijking die veel voorkomt in Haïti, maar die hier niet zo gekend is.

Het kwam hard aan toen ze stierf. Ik dacht in die periode wel eens dat de dood de verkeerde dochter was komen halen. Mijn zus was door iedereen zo geliefd.

Na haar overlijden wilden mijn ouders opnieuw adopteren. Ze hadden contact met een weeshuis in Haïti waar er een broer en een zus verbleven die er al enige tijd waren. In augustus 2001 – 6 maanden na de dood van mijn zus – vertrok mijn mama naar Haïti om hen op te halen. Mijn broer was toen 6 jaar, mijn nieuwe zus 4.

Dit ging veel te snel. Ik was mijn zus amper kwijt en ik had er al een nieuwe broer en zus bij. Bovendien was ik nu ineens de oudere zus. Ik kreeg niet de tijd om te rouwen of het verlies te verwerken.

Mijn ouders verwachtten dat alles vlot zou verlopen. Er ontstond al snel een nieuwe dynamiek. Mijn jongste zus kreeg de rol van mijn oudere zus. Zij werd het ‘keppekindje’, het lievelingetje. Mijn broer daarentegen was de boeman. Ik liep er een beetje tussenin en moest iedereen opvangen.

Openheid thuis

Mijn ouders hebben er altijd naar gestreefd om het contact met mijn biologische ouders te behouden. Er stonden altijd foto’s van mijn biologische familie in onze living. Toch werd er nooit over gepraat. Er was contact, maar waarom dat contact er was, is niet iets dat besproken werd.

Toen ik als kind zei dat ik mijn biologische familie soms miste, vroegen ze of het hier niet goed genoeg was voor mij misschien. Sindsdien heb ik zulke dingen nooit meer benoemd.

Ik heb me thuis nooit echt veilig gevoeld. Dingen vragen of uitspreken, je emoties op een veilige plaats durven te uiten, zulke dingen lagen moeilijk. Mijn papa was een strenge man die, denk ik, weinig vertrouwen in ons had. Mijn mama probeerde goed te doen, maar ze hemelde mijn zus altijd op.

Ik heb als volwassene lange tijd geen contact gehad met mijn adoptiegezin. Het was voor mij gewoon geen gezonde, stabiele situatie. Sinds mijn dochter er is, heb ik opnieuw contact met hen. Dat doe ik voornamelijk voor haar. Ik weet wat het is om geen familie rond je te hebben en ik wil dat ze een oma en opa in de buurt heeft.

Contact met biologische familie

Om mij te adopteren is mijn papa mij komen halen in Haïti. Ik heb maar kort in een weeshuis verbleven, mijn biologische papa kwam me vaak bezoeken. Voor ik naar België kwam, heeft mijn adoptiepapa mijn biologische ouders daar ontmoet. Toen ik vertrok, zijn zij afscheid komen nemen.

In het begin verliep het contact met mijn familie vooral door brieven. Toen ik in België aankwam (op mijn 5 jaar), sprak ik Creools en een beetje Frans. Nu beheers ik totaal geen Creools meer. Mijn ouders zijn vertalers en kunnen goed Frans. Dus ofwel stelden we samen de brieven op, ofwel schreef ik een brief en vertaalden zij die. Die brieven waren er voornamelijk rond mijn verjaardag.

Later ben ik vooral via sociale media beginnen te communiceren met mijn biologische familie. Dat heeft het contact vergemakkelijkt. Nu hoor ik hen ongeveer 1 keer per week.

Een vloek en een zegen

Ik heb het contact met mijn biologische familie altijd als een vloek en een zegen ervaren. Ik was blij dat ik hen kende en met hen kon communiceren, maar tegelijk was ik ongelukkig thuis en vroeg ik me vaak af waarom ik niet bij hen kon zijn.

Na mij kregen mijn biologische ouders nog een kindje dat in het gezin is gebleven. Zij kon blijven en ging gewoon naar school, dus waarom had ik het gezin dan moeten verlaten?

Het was en is het voor mij moeilijk om te beseffen dat zij daar allemaal samen zijn en ik hier ben, zo ver van hen verwijderd. De liefde die zij hebben, ga ik nooit ervaren en zal er hier nooit zijn. Het contact met hen is dus altijd dubbel, want het wijst mij op iets dat mij ontnomen of ontzegd werd.

Ook omgekeerd is er een vorm van jaloezie. Mijn oudste zus is jaloers dat ik hier ben, in een rijk land, met meer kansen, terwijl zij daar in slechtere omstandigheden leeft. Ik probeer haar dan uit te leggen dat het westerse leven ook niet alles is. En dat ik liever bij mijn familie zou zijn dan hier alleen te zijn. Ja, ik heb meer kansen dan zij op materieel vlak ooit zullen hebben, maar de liefde die zij van elkaar hebben, is mij zoveel meer waard dan het leven hier.

Dat de situatie in mijn adoptiegezin onveilig aanvoelde, heb ik hen nooit willen vertellen. Ik wil niet dat mijn biologische ouders zouden denken dat ze de verkeerde keuze hebben gemaakt. In mijn contact met hen probeer ik te doen alsof alles in orde is. Dat, en de taalbarrière, zorgt ervoor dat het contact per definitie oppervlakkig is.

Ik heb nog nooit durven vragen aan mijn mama hoe het voor haar was om mij af te staan. Ik zit wel met die vragen in mijn hoofd, maar de drempel is nog te groot om het haar ook effectief te vragen. Vooral door de taalkloof. Diepgaandere gesprekken daarover blijven moeilijk.

Financiële verzoeken

Als tiener durfde ik al eens te denken dat mijn familie mij had afgestaan om hun geldmachine te zijn. In plaats van bezorgd te zijn om mij, vroegen ze om geld of om een iPhone op te sturen naar Haïti. Dat wilde ik niet. Ik dacht: als het alleen maar om het geld te doen is, hoeft die band voor mij niet meer. Als tiener was ik op zoek naar de bevestiging dat ze mij graag zagen, maar ik kreeg vooral vragen over materialistische zaken.

Ook later heb ik wel eens gedacht (én gezegd) dat het contact voor mij zou stoppen als het enkel om financiële gunsten ging. Het begon voor mij zo zwaar te wegen dat ik in die periode wat afstand nam van mijn biologische ouders. Vooral mijn zussen hebben toen kwaad gereageerd.

Een paar maanden later hebben we opnieuw contact gekregen toen mijn papa gezondheidsproblemen had. Sindsdien steun ik hen financieel om de medische kosten te dekken.

Wat voor mij heel helend was, was mijn ontmoeting met mijn familie in Haïti. Toen ik in 2016 naar Haïti reisde, heb ik ervaren hoe het is, die liefde, die connectie. Het was voor mij het dichtste dat ik kon komen bij ouderlijke en familieliefde, bij hoe het normaal zou moeten zijn. Nu ik dat ervaren heb, neem ik hen die financiële vragen niet langer kwalijk. Ik heb gevoeld dat ik geliefd ben. Ik weet nu dat ze aan me denken, dat ze mij graag zien om wie ik ben.

Afstand ten opzichte van mijn adoptieouders

Als ik nu terugkijk op mijn jeugd, weet ik dat mijn adoptieouders gehandeld hebben naar hun capaciteiten. Ze hebben hun best gedaan. Hun liefde is er altijd geweest, op een of andere manier, maar door wat er gebeurd is, is iedereen altijd op afstand gebleven van elkaar. We hebben elkaar nooit écht leren kennen.

Onlangs zat ik met mijn papa in de auto. In zo’n situatie merk ik dat hij bevestiging zoekt dat hij een goede papa is geweest. Ik kan hem die niet geven. Hij zegt dan ook: “Jullie kennen mij eigenlijk niet.” Vroeger was er daar geen ruimte voor. Hij was altijd boos, hij riep voortdurend. Hij vertelde nooit leuke dingen. Het is nu pas dat hij dingen begint te delen over zichzelf. Het is door zulke dingen dat je iemand leert kennen, maar dat is te laat voor mij nu.

Omgekeerd kent hij me evenmin. Hij kent mij enkel als mijn beschermingsmechanisme, mijn timide façade, als een stille persoon die verantwoordelijkheid neemt. Ik probeerde thuis zo min mogelijk ruimte in te nemen, deels uit angst om niet onder mijn voeten te krijgen.

Het is vooral een aanvaardingsproces: die afstand is er nu en het is oké op deze manier, op dit niveau dat we elkaar kennen. Het is spijtig dat het zo is, maar je kan de tijd niet meer terugdraaien. We maken er het beste van zoals het nu is. De dynamiek is nu eenmaal zo.

Je hebt je adoptieouders, je hebt je biologische ouders. Eigenlijk had ik 4 ouders, maar geen enkele die een echte ouderrol vervulde. Familie is een pijnlijk woord voor mij. Mijn vrienden zijn eigenlijk de personen die mij het beste kennen. De komst van mijn dochter heeft me wel innerlijke rust gegeven.

Terugkijken op open adoptie

Ik heb me altijd vastgehouden aan het feit dat ik chance heb dat ik mijn biologische familie tenminste ken. Bij veel andere geadopteerden is dat niet het geval. Je wil niet klagen, want je kent je familie. Maar als je ze kent, komt er daar een verantwoordelijkheid bij.

Ik moet geen moeite doen om te weten waar ik vandaan kom, ik heb het altijd ter beschikking. Toch heb ik ook niet alle informatie: de taalbarrière tussen mij en mijn ouders en mijn wens om hen niet te kwetsen laat minder ruimte om te claimen waar ik recht op heb. Ik wil bovendien zo weinig mogelijk mensen lastigvallen met mijn problemen.

Als ik terugblik op het contact met mijn biologische familie, zijn het vooral de financiële vragen die ik vroeger het moeilijkst vond. Als volwassen persoon kan ik dat beter relativeren en wil ik hen ook helpen op financieel vlak, maar daar is een heel proces aan voorafgegaan. Ik moest eerst leren om mezelf te aanvaarden als geadopteerd persoon. Ik moest aanvaarden dat de situatie nu eenmaal zo is, én dat mijn familie me wél graag ziet.

Hoe dan ook zal het altijd een tweestrijd zijn. Je begint je allerlei bedenkingen te maken: als ik een reisje maak, ga ik het dan wel op Instagram zetten waar mijn zussen me volgen? Ga ik tout court wel op vakantie? Het voelt ongemakkelijk om geld uit te geven en daarmee uit te pakken, terwijl je weet in welke armoede je familie leeft.

Kansen en uitdagingen in open adoptie

Om een open adoptie te laten werken, zou ik zeggen dat het belangrijk is om de verwachtingen van de biologische ouders te bevragen en te kijken of die enigszins matchen met je eigen verwachtingen of die van de adoptieouders. Volgens mij is het belangrijk om realistische verwachtingen te hebben en te weten waar je aan toe bent.

Als adoptieouder moet je je de vraag stellen of je er klaar voor bent om met je kind over de biologische ouders te praten. Ga je je gekwetst voelen als je kind praat over zijn/haar biologische ouders? De veiligheid om open over alles en alle gevoelens te praten is heel belangrijk. Ik heb die veiligheid altijd gemist in mijn jeugd.

Soms denk ik: beseften mijn adoptieouders wel dat ik al vijf jaar van mijn leven ergens anders opgroeide, bij andere mensen, andere normen en waarden heb meegekregen? Ik moest mijn taal, mijn naam, mijn identiteit volledig aanpassen. Hier noemt iedereen me Whitney, maar in Haïti ben ik Jasmine. Jasmine is de naam die mijn biologische familie me gaf en ik zou nooit willen dat zij ook Whitney zouden gebruiken.

Ik denk dat de rol van de biologische ouders er vooral in bestaat om het kind te zeggen dat het graag gezien is. Ook langs die kant zou er emotionele veiligheid moeten zijn.

Nu ik zelf ouder ben, besef ik maar al te goed dat je als ouder niet altijd weet wat je aan het doen bent. Het ouderschap is uitdagend, maar als je veel liefde te bieden hebt en empathisch bent, kan je een veilige situatie creëren en meegroeien met je kind. Als je je zelf niet goed in je vel voelt, is het moeilijk om er te zijn voor je kind.

Deel je ook graag jouw ervaring met open adoptie? We zoeken nog naar getuigenissen van eerste/geboorteouders. Interesse? Mail naar kristien.wouters@steunpuntadoptie.be.

Gezocht en (niet) gevonden: Debora vertelt

  • donderdag 16 juni 2022 in de categorie Verhaal.

Gezocht en (niet) gevonden: Debora vertelt

We hebben het snel over het zoeken naar, vinden van en contact hebben met eerste ouders, maar niet iedereen moet zoeken, kan vinden of heeft contact. In deze reeks vertellen verschillende geadopteerden hoe zij dit ervaren.

Debora | 54 jaar | °België | medeoprichter Binnenlandsgeadopteerd.be | getuigenis Het Gevoel Geadopteerd | lid stuurgroep Afstammingscentrum | lid Raad van Bestuur Adoptiehuis

“Vanaf midden september zijn er veel foto's van mij”

Ik ben geboren op 25 juli 1967 in Mortsel. De eerste foto die ik van mezelf heb, dateert van mijn thuiskomst in de tweede week van september van dat jaar. Vanaf dan zijn er veel foto's van mij. De zeven weken ervoor lag ik in het ziekenhuis van Mortsel. Of dat vermoed ik toch. Over die periode weet ik niets.

Ik groeide op in een zeer gewoon, middenklasse milieu in Diest als enig kind. Mijn mama was onderwijzeres, mijn papa bediende op het stadshuis. Ik kreeg een degelijke opvoeding met aandacht voor tact, beleefdheid en respect voor alle levende wezens. We hadden het niet breed, maar ik kwam niets tekort. Van kleins af aan mocht ik veel doen: tekenschool, turnkring, volleybal, tennis, muziekschool, dictie. Ik kon zo ontdekken wat me energie gaf en wat ik niet graag deed. Daar ben ik mijn ouders dankbaar voor. Eén keer per jaar gingen we naar de Ardennen of de zee. Heel klassiek.

“Adoptie was heel ons leven het grote taboe”

Op mijn veertiende vertelden mijn ouders dat ik geadopteerd was. Het was een heel kort gesprek. Ik was compleet overdonderd. Op tien minuten tijd stortte mijn wereld in. Ik ben naar mijn kamer gelopen om in stilte in mijn bed te wenen en dat was het. Nadien is er nooit meer over gepraat. Adoptie was heel ons leven het grote taboe. Het was de grote olifant in de kamer.

Na deze impactvolle mededeling voelde ik me dom dat ik het niet eerder had gezien. Mijn adoptieouders hadden gitzwart haar en felblauwe ogen, terwijl ik blond haar en groenbruine ogen heb. Zij waren a-sportief, heel gestructureerd en sterk administratief, terwijl ik sportief, creatief en soms complete chaos ben. Sociale contacten waren erg belangrijk voor me, maar er kwam bij ons zelden iemand op bezoek. Ik begrijp nu dat mama me een beetje afschermde en me graag voor zichzelf had, maar ik moest volk rondom me hebben.

“Ik denk dat mama schrik had dat ze mij zou kwijtraken”

Mijn adoptiemama werd op haar veertiende wees. Ze was nadien deels op internaat en deels door oubollige, heel conservatieve tantes opgevoed. Ondanks dat ze superkatholiek was en nooit over adoptie sprak, was mama best progressief. Als je destijds trouwde, stopte je met werken en werd je huisvrouw, maar mijn mama bleef lesgeven. Zij voedde mij op met het idee: zorg ervoor dat je je onafhankelijkheid hebt in het leven. Daar ben ik blij om en ik geef die boodschap door aan mijn kinderen. Diest was toen al een multiculturele stad en mama ging bij Turkse en Marokkaanse families aankloppen om hen te motiveren hun kinderen naar de kleuterklas te sturen. Zij zag doodgraag kindjes, dat weet ik. Ze deed niets liever dan in het eerste studiejaar staan en die kleine pagadders leren lezen en schrijven.

Ik denk dat mijn mama niet over de adoptie wou praten, omdat ze zelf geen band meer had met haar ouders. Zij waren overleden en mama wilde mij zeker ook niet kwijt. Aan niets of niemand. Uit schrik dat ik terug afgenomen zou worden.

“Op de dag dat de bevalling was uitgerekend, gebeurde er niets”

Er was een hele periode waar ik niet met adoptie bezig was. Ik ging studeren aan de unief en op die leeftijd veranderde er veel: liefjes, eerste job, eerste appartementje, tweede appartementje, een huis kopen … Toen ik dertig was, werd ik voor het eerst zwanger. Mijn man wou al enkele jaren aan kinderen beginnen, maar ik voelde me daar niet eerder klaar voor: angst om zwanger te worden, een baby in mijn buik te dragen die er dan uit moest, zat er diep in. Nu denk ik dat dit misschien wel een doorgegeven trauma was dat ik onbewust doormaakte.

Ik had een zeer vlotte zwangerschap. Alles liep perfect. Alleen op de dag dat de bevalling was uitgerekend, gebeurde er niets. Ik ging bijna twee weken over tijd. Ik denk dat ook dat psychologisch was.

Enkele dagen na de bevalling is het normaal dat je de ‘babyblues’ hebt en veel weent. Ik had dat ook, maar twee maanden later was ik nog altijd aan het wenen.

Het duurde even vooraleer ik een psycholoog vond waarmee het klikte. Hij raadde me aan om op zoek te gaan naar mijn roots. We dachten, zoals veel mensen denken, dat die zoektocht wel zou meevallen, omdat ik in België geadopteerd was.

“Plots kreeg ik telefoon van de adoptiedienst met de vraag of ik kon gaan zitten”

Op mijn geboorteakte stond de naam van mijn biologische moeder en haar toenmalige adres. Via telefoonboeken had ik al het een en ander opgezocht. Gelukkig voelde ik intuïtief aan dat het niet verstandig zou zijn om zelf initiatief tot contact te nemen en liet ik dat door de adoptiedienst doen.

De adoptiedienst verstuurde mijn biologische moeder een standaardbrief. Daarin werd verwezen naar een vriendin die na zoveel jaar contact wilde opnemen. Een partner of familielid die niet op de hoogte was, kon er niets uit afleiden, maar op basis van de data zou zij wel weten over wie het ging.

Er kwam geen reactie, dus ongeveer drie maanden later verstuurde de adoptiedienst dezelfde brief, ditmaal aangetekend. Dat was toen de geijkte methode. Plots kreeg ik telefoon van de adoptiedienst. De medewerker vroeg of ik kon gaan zitten. Toen wist ik al dat het geen goed nieuws zou zijn.

Blijkbaar had er nog nooit iemand zo woest gereageerd als mijn moeder. Ze had gezegd: “Ik heb haar afgestaan, ik heb haar moeten afstaan en ik wil nooit nog iets met haar te maken hebben.” Verder wou ze niets vertellen.

“Ik vond een verzegelde enveloppe en dacht: nu ga ik het vinden!”

In de jaren nadien zocht ik op eigen houtje naar meer informatie. Soms intensief, soms eerder passief. Het was nooit een continue zoektocht.

In 2010 is mijn papa overleden en in 2013 mijn mama. Toen ik het appartement van mama leegmaakte, vond ik een dikke enveloppe, afgestempeld en verzegeld. Ik dacht: nu ga ik het vinden! Ik liet die enveloppe enkele dagen onaangeroerd, want het was te emotioneel om meteen te bekijken: zou hier alle informatie instaan die ik zocht? Ik moest het even laten bezinken.

Ik wilde namelijk weten of mijn moeder getekend had voor de afstand, of ik broers of zussen had, wie mijn vader was … Maar de enveloppe bevatte enkel mijn geboorteakte, een document van de familieraad, gerechtspapieren, een kopij van de adoptie in het staatsblad en de aankondiging daarvan. Er zat niets persoonlijks in: geen brief van mijn biologische mama, geen foto. Niets, niets, niets.

“Het was zeventien jaar later, dus er kon veel gebeurd zijn”

Intussen had ik een andere psycholoog. Zij begeleidde me om opnieuw via de adoptiedienst contact te zoeken met mijn moeder. Het was zeventien jaar later, dus er kon veel gebeurd zijn.

Dezelfde procedure werd gehanteerd en mijn biologische moeder reageerde op dezelfde manier: gewone brief, niets, aangetekend schrijven, woeste reactie. Ik was nu voorbereid en had een lange en korte vragenlijst opgesteld voor haar. Ze wou nadenken over de korte lijst en antwoordde uiteindelijk op enkele vragen, maar dat hield niet veel in. Intussen weet ik ook dat het weinige dat ze deelde leugens waren.

“Aan mijn broer stelde ik de vraag of hij kon achterhalen wie mijn vader was”

Ik ging verder op zoek. Iemand die erg vertrouwd was met online zoektochten vond stambomen met mijn moeders naam op. Ik bleek nog een broer en zus te hebben. Met mijn man en dochter zocht ik heel intens naar hen. Ik heb mijn broer en zus toen één keer samen ontmoet. Het was niet de hereniging waarop ik hoopte.

Een half jaar na die eerste ontmoeting stelde ik mijn broer de vraag of hij kon achterhalen wie mijn vader was. Nog eens een half jaar later namen we opnieuw contact op. Mijn broer vertelde dat ze hun ouders, die ondertussen al lang gescheiden waren, hadden aangesproken. Zij hadden bevestigd dat wij drieën dezelfde vader hadden.

Mijn moeder is toen heel kwaad geworden. Een advocaat stuurde een brief naar de adoptiedienst  met de mededeling dat juridische stappen zouden ondernomen worden als ik nog contact zou opnemen met ‘haar’ kinderen. Hoewel ik wist dat ze geen juridische grond had om op te staan, kwam dat emotioneel hard binnen. Het feit dat mijn biologische mama zo’n dreigement aan mij - toch ook één van ‘haar’ kinderen - uitte, deed pijn. Ik heb daar echt van afgezien. 

“Ik hoef geen cadeau, maar ik zou graag willen dat je een DNA-test doet”

Ik wou mijn vader graag ontmoeten. Hij moest erover nadenken, maar uiteindelijk zagen we elkaar voor het eerst op 23 december 2014. Dat was mijn kerstcadeau. Ik zal het altijd onthouden. Voortaan viel Kerstmis voor mij op 23 december in plaats van 25 december.

We hadden een heel fijn eerste gesprek en bleven elkaar zien. Maandelijks gingen we iets eten. Dat was altijd gezellig. Toen ik in 2018 jarig was, zei ik hem: “Ik hoef geen cadeau, maar ik zou graag willen dat je een DNA-test doet.” Ik twijfelde er niet aan dat ik zijn dochter was, maar ik wou het formaliseren, ook een bewijs op papier zien dat hij mijn vader was.

Het antwoord was niet wat ik verwacht had. Hij had me altijd heel erg geapprecieerd en gewaardeerd, erkend en herkend, maar onder invloed van zijn omgeving ging het plots over een mogelijke erfenis. Het was pijnlijk dat plots geld en erfenissen ter sprake kwamen, maar ik wist dat ik geen enkel recht had omwille van mijn volle adoptie. En ik had trouwens ook geen interesse in een erfenis of wat dan ook. Voor mij telde alleen de emotionele band, niet de materiële relatie. Eens heel die erfeniskwestie juridisch uitgeklaard was en hij voldoende zekerheid had dat ik geen aanspraak kon maken op een erfenis, deed hij een DNA-test via MyHeritage.

“Uiteindelijk zoek je naar herkenningspunten, denk ik”

Uit de test bleek dat wij 0,0 DNA deelden. Ik dacht: er is een fout gebeurd, dit is een goedkope, commerciële test. Om er zeker van te zijn dat mijn staal niet verwisseld was, kreeg ik de zus van mijn biologische moeder zo ver om ook een test te doen. Ik overdonderde haar waarschijnlijk met mijn vraag, maar met haar had ik wel een match en ook met mijn eigen zoon.

Ik bleef twijfelen aan die commerciële testen. Ik praatte er lang over met mijn man. Uiteindelijk betaalde ik 850 euro voor een DNA-test in een academisch ziekenhuis. Die test bevestigde dat we geen familie waren: 0,0% kans. Toen moesten we het wel geloven.

Voor mijn zogenaamde vader was dat ook verschrikkelijk. We hadden inmiddels een band opgebouwd en hij twijfelde er niet aan dat ik zijn dochter was. Ik heb nog steeds contact met hem. Als hij mijn vader was geweest, was het goed gekomen.

Ik hoor geadopteerden regelmatig zeggen dat ze geen DNA-test moeten doen, want dat de uiterlijke kenmerken duidelijk zeggen dat ze familie zijn. Daar zou ik mee opletten. Uiteindelijk zoek je naar herkenningspunten, denk ik. Wij zagen ook dingen, wij dachten ook dat het niet anders kon. Vandaar de grote twijfel en de tweede test.

“Totaal onverwacht kreeg ik van mijn biologische moeder het bericht dat ze mij wou zien”

We wilden mijn broer en zus - halfjes vanaf nu - persoonlijk op de hoogte brengen, maar zij wilden geen nieuwe ontmoeting, dus ik schreef hun een e-mail. Mijn biologische moeder zette ik in cc. Totaal onverwacht kreeg ik van haar het bericht dat ze mij wou zien. “Nu ga je het eindelijk weten”, zei iedereen, maar zelf had ik dat gevoel niet. Toen ik haar zag, werd dat bevestigd.

Mijn biologische moeder keek door mij, niet naar mij. Ze lachte niet en stelde mij geen enkele vraag, toonde geen enkele interesse in mij of ‘haar’ kleinkinderen. Ik ben een gevoelig type en durf emotioneel te reageren, maar ik bleef superkalm. Ik heb geen één woord luider gezegd dan het ander en ik heb toen niet geweend.

Mijn moeder bleef volhouden dat de DNA-resultaten fout waren en zei dat de analyse van de tests verkeerd was. Ze bleef liegen, bijvoorbeeld over het feit dat ze nooit geweten had of ik een jongen of een meisje was, terwijl ze wel degelijk aan andere mensen verteld had dat ze een meisje had gekregen. En zo nog een hele resem andere feiten, waarvan ik pertinent wist dat ze niet waar waren.

Het was niet de bedoeling van het gesprek geweest om nog meer leugens te horen. Ik sprak haar aan met mevrouw en beëindigde het gesprek. Waar ik die kracht vandaan haalde, weet ik nog altijd niet. Maar deze ene afspraak gaf me wel rust in mijn wens om contact te hebben met mijn moeder.

“De foto waar ik zocht naar mijn biologische vader ging viraal”

Eind 2019 plaatste ik op Facebook een foto van mezelf waarin ik een boodschap vasthield: ‘Ik ben geboren als Lydia Moyaert op 25/07/’67 in Mortsel. Ik zoek mijn biologische vader.’ Die foto ging viraal. Er kwamen drie tips uit: drie namen van mannen. De eerste tip liep dood, maar de tweede tip was heel snel bingo.

Mijn biologische vader bleek overleden te zijn in 2015. Toen het tot me doordrong dat mijn eerder gevonden ‘zogenaamde’ vader niet mijn papa was, had ik het voorgevoel dat mijn echte biologische papa dan niet meer zou leven. Het bleek waar te zijn. Toen ik ontdekte wie hij was, was de euforie dat ik hem eindelijk gevonden had groter dan de teleurstelling dat hij overleden was. Nadien kwam de pijn wel. Hij werd uitgestrooid, dus er is geen graf, helemaal niets. Ik kan geen afscheid nemen.

Mijn vader bleek twee zonen te hebben, halfbroers van mij. Zij waren ook overleden. Ik kwam in contact met de weduwe van één van hen, een heel lieve mevrouw. Zij bezorgde mij vele foto's en verhalen over mijn vader. Alles wat ik nog over hem kan vinden, is zeer welkom. Van de weduwe kreeg ik een brievenopener met de naam van het transportbedrijf van mijn biologische vader. Objectief gezien is het niets waard, maar voor mij is het een relikwie.

Mijn vader was een succesvol, internationaal ondernemer. Ik heb foto's van hem waar hij contracten ondertekent in Saudi-Arabië en Dubai. Vaak veronderstelt men dat je biologische familie arm was en je adoptiegezin rijk, maar bij mij was dat niet het geval. Ik wil dat wel eens doorprikken.

“Er was nog een buitenechtelijk kind was: een zoon”

De weduwe van mijn halfbroer vertelde me dat er nog een buitenechtelijk kind was: een zoon. Zij gaf me zijn naam. Toen ik 's nachts in bed lag, dacht ik plots aan een onverklaarde DNA-match die ik had met een jonge Franstalige vrouw waar ik totaal niet van wist hoe ze gelinkt kon zijn met mij. Dat was heel speciaal: we waren genetisch overduidelijk familie, maar wisten niet op welke manier. Elk spoor van stambomen liep dood. Ik herinnerde me dat haar vader dezelfde voornaam had, dus ik vroeg haar om zijn volledige naam. Haar papa bleek mijn halfbroer te zijn. En ik kende hem.

Ik krijg er nog altijd kippenvel van als ik eraan denk: mijn halfbroer was een vroegere collega van mij. We werkten op een andere locatie, maar zaten allebei in het management. Elk jaar gingen wij drie dagen op managementmeeting en dat eindigde met een party. Ik heb nog met hem gedanst. Ik zat met hem in vergaderingen. Ik had de perfecte mogelijkheid om met hem te babbelen. Dat weet ik nu sinds anderhalf jaar. Hij heeft dat nooit geweten, want hij overleed in 2019.

“Dat mijn halfbroers juist ervoor gestorven zijn, vind ik heel erg”

Mijn drie halfbroers langs mijn papa's kant zijn in 2017, 2018 en 2019 overleden. Allemaal juist voor mijn Facebookpost. Dat vind ik heel erg. De weduwe zegt dat mijn halfbroer van niets wist, maar dat hij me met open armen zou hebben ontvangen. Dat doet deugd om te horen, maar het is niet hetzelfde als zelf met hem te kunnen babbelen. Dat zal nooit lukken.

Het contact met mijn halfbroer en -zus langs de kant van mijn moeder is niet zoals ik gewild had. Ook dat doet pijn. Ik heb mijn adoptieouders zo dikwijls gevraagd om een broertje of zusje, maar heb het nooit gekregen. Dat verwijt ik hen eigenlijk wel, dat zij er nooit voor gezorgd hebben dat ik niet alleen zou zijn wanneer zij zouden sterven. Ik ben de enige overlevende Mattys. Dat snijdt. Ik kan me extreem eenzaam voelen, zowel door mijn adoptiefamilie als door mijn biologische familie.

“Zwijgen doet niet verdwijnen, het laat je alles opkroppen”

De voorbije jaren waren emotioneel heel turbulent, maar nu voel ik me in evenwicht. Ik kan het plaatsen. Helemaal rond zal de cirkel nooit zijn, denk ik. Het zal altijd een zachte worsteling blijven. Soms word ik geraakt door heel domme dingen, dan schieten de tranen in mijn ogen en dan weet ik dat het er nog zit. Het kan ineens opkomen. Vooral de pijn van de eenzaamheid en de leugens zitten er nog, maar ik heb het hoe langer hoe meer onder controle. Ik heb vooral geen verwachtingen meer, terwijl ik vroeger héél veel verwachtingen had.

De drang om mijn biologische moeder te ontmoeten is volledig weg. Daar ben ik blij om. Wat zij meemaakte, moet ongelooflijk zwaar zijn geweest, maar ze deed niets met haar trauma en dat verwijt ik haar. Zwijgen doet niet verdwijnen, het laat je alles opkroppen. Stel dat mijn moeder mij op haar sterfbed wil zien, dan weet ik niet of ik daarop zou ingaan. Hoe zij gelogen heeft doet mij nog altijd pijn en is onacceptabel voor mij. Het vertrouwen is volledig weg. Ik denk niet dat het nog ooit hersteld kan worden. Als ze mij had gezegd: “Kijk Debby, één gesprek krijg je, dit is de waarheid en laat me nu”, dan had ik dat zo veel meer geapprecieerd dan de jarenlange lijdensweg van ontgoochelingen die het nu is geweest.

Het was een uitputtingsslag voor mijzelf, maar ook voor mijn man en kinderen. Ook zij zijn onrechtstreeks het slachtoffer van al die leugens en die moeilijke periodes. Ik hoop van harte dat mijn verhaal geboorteouders die mogelijk ook met een geheim rondlopen toch inspireert - zelfs al is het heel moeilijk en zien ze er enorm tegenop - om wat gebeurd is te durven vertellen.

“Het heeft me rust gebracht”

Men zegt dat trauma’s worden doorgegeven aan het nageslacht tot iemand er doorgaat. Ik wou er doorgaan, het verwerken zodat mijn kinderen dat niet moesten doen. Binnen ons gezin zijn we altijd heel open geweest over alles wat adoptie betreft. Ik heb een heel lieve, begripvolle man die mij gedurende al die jaren heel erg steunde. Hij temperde me als ik te enthousiast was en stimuleerde me op andere momenten.

Ik ben blij dat ik heb doorgezet. Het geeft me rust. Ik ben er een beetje een beter mens van geworden. Ik zal niet snel oordelen of veroordelen, want ik weet niet wat anderen meemaakten, wat er in hun hoofd speelt. Dat is iets mooi dat ik er heb uitgehaald. Ik ben veel zachter geworden. Absoluut.

Intuïtie is niet alles en ik weet niet wat de toekomst brengt, maar ik heb het gevoel dat er ooit nog een broer of zus gaat opduiken. Een ander buitenechtelijk kind langs de kant van mijn papa. Eigenlijk hoop ik het. Iemand die leeft.

Heb je concrete zoekvragen? Het recent opgerichte Afstammingscentrum is de centrale toegangspoort voor zowel binnenlands als buitenlands geadopteerden die vragen hebben over de eigen afstamming. Ook eerste ouders en adoptieouders kunnen bij het Afstammingscentrum terecht. Je kan hen bereiken via info@afstammingscentrum.be of op 09 277 04 43 (weekdagen 14:00 – 16:00).

Gezocht en (niet) gevonden: Binita vertelt

  • donderdag 24 maart 2022 in de categorie Verhaal.

Gezocht en (niet) gevonden: Binita vertelt

We hebben het snel over het zoeken naar, vinden van en contact hebben met eerste ouders, maar niet iedereen hoeft te zoeken, kan vinden of heeft contact. In deze reeks vertellen verschillende geadopteerden hoe zij dit ervaren.

Binita | 29 jaar | °Nepal | buddy bij a-Buddy

“Ik voelde: dat moet gebeuren, maar ik liet het nog niet helemaal toe”

Adoptie zit nog niet zo heel lang in mijn hoofd. Ik was er niet al vanaf het begin mee bezig. Het kwam pas toen ik in de twintig was. Ik studeerde en dacht na over mijn leven: wie ben ik en waar wil ik naartoe?

Ik woon sinds mijn vier jaar in België. Op mijn vijftiende gingen we tijdens de paasvakantie voor het eerst terug naar Nepal. Ik zat toen in het vierde middelbaar. Mijn adoptieouders hadden altijd gezegd dat ze een ticket zouden boeken wanneer ik er klaar voor was. Normaal gezien gingen we het jaar ervoor al, maar het hele gebeuren maakte me emotioneel waardoor we de reis hebben afgelast. Het jaar erna dacht ik: we doen dat gewoon en we zien wel.

Ik heb die reis in een waas beleefd. Mijn ouders planden alles en dat vond ik prima. Ze boekten de reis, het hotel, een bezoek aan mijn familie, hier en daar een uitstap. En ik deed alles mee zonder het heel bewust te ervaren of erover na te denken. Ik kan me er weinig van herinneren. Ik voelde precies: dat moet gebeuren, maar ik liet het nog niet helemaal toe. Pas achteraf sijpelde het binnen en begon ik erbij stil te staan. Oké, wat was dat nu eigenlijk?

“Ik woonde daar zonder mijn adoptieouders, nog voor hen”

Er zijn me altijd drie vage beelden bijgebleven uit Nepal. Twee daarvan zijn uitgeklaard door mijn biologische vader en zus toen ik terugging. Zij konden me zeggen wat die beelden waren.

Het deed me wel wat om te beseffen dat het geen dromen, maar herinneringen waren. Ik was al vier jaar bij mijn adoptie, maar toch vergeet ik soms dat ik ook een leven in Nepal had. Die beelden leiden tot het besef dat ik daar effectief was. Ik woonde en leefde daar zonder mijn adoptieouders, nog vóór hen. 

Eén beeld bestaat uit mijn biologische zus, nog een paar kinderen en ik die op het dak staan van een leem gebouw. Het dak is plat en er staan tafel en stoelen op. Ik vertelde dit aan mijn zus en zij zei dat dit het huis van onze nonkel was. Die nonkel heeft twee zonen en wij woonden er drie maanden nadat onze biologische moeder wegging.

Een ander beeld is van mijn biologische vader en ik in de bergen met een auto. De auto zat vast, want we moesten een stuk te voet. Ik kreeg een angstig gevoel bij dat beeld, maar het bleek te kloppen. Toen mijn adoptieouders mij kwamen halen, moesten mijn biologische vader en ik naar een bergdorp waar je alleen naartoe kon vliegen met een rammelig vliegtuigje voor maximum 10 personen. De heenvlucht was zo turbulent dat ik ontzettend angstig werd, waardoor we voor de terugrit naar Kathmandu een auto met chauffeur namen. Dat was langs de bergflanken zonder echte wegen en dus best gevaarlijk.

Het derde beeld blijft voorlopig onverklaard. Het klinkt nogal idyllisch, maar dat beeld bestaat uit een veld met in het midden een hutje op palen of een soort verhoog. En ik ben daar met een vrouw. Mocht ik er zelf een verhaal bij verzinnen, dan is die vrouw mijn biologische moeder, maar voor hetzelfde geld is het iemand anders of is het zelfs geen echte herinnering. Dat weet ik niet. Het is een vaag ding in mijn hoofd en ik vrees dat dat nooit zal verklaard worden.

“Mijn biologische moeder is een ontbrekend puzzelstuk waarover niemand iets kwijt wil”

Mijn adoptie was open in die zin dat mijn adoptieouders daar open over waren, niet in de zin van mijn biologische moeder. Zij leeft blijkbaar nog, maar niemand wil over haar praten. Dat is een zwart gat, een ontbrekend puzzelstuk in mijn verhaal.

Mijn biologische vader hertrouwde na mijn adoptie. Iedereen beschouwt zijn nieuwe vrouw als mijn biologische moeder, terwijl dat niet zo is. Zijzelf verzint ook verhaaltjes over mij van ‘jij als baby dit en jij als baby dat’, maar zij was er toen niet. Het is dus open langs de kant van mijn adoptieouders, maar niet langs de kant van mijn biologische familie.

In mijn dossier staat er weinig over mijn familie in Nepal. Ik heb maar een paar documenten en daarin staat de naam van mijn vader en het feit dat hij mij met toestemming laat adopteren. Er staat ook een vrouwennaam in, waardoor ik even in shock was toen ik mijn dossier enkele jaren geleden voor het eerst las. Ik dacht dat het de naam was van mijn biologische moeder en dat ik haar naam dus al die tijd al had. Maar ik checkte het bij mijn neef die iets of wat openstaat om daarover met mij te communiceren. Hij zegt dat mijn biologische moeder helemaal niet zo heet en gaf me haar voornaam. Ik was blij om eindelijk de naam van mijn biologische moeder te kennen, maar weet nog steeds niet wie de vrouw is die mijn dossier heeft ondertekend.

Verder staat er in mijn dossier dat ik geadopteerd ben vanwege armoede. Er was amper geld om mijn drie jaar oudere zus naar school te sturen en ik zou een straatkind geworden zijn.

Nadat ik ben geadopteerd, klom mijn familie omhoog op de sociale ladder. Mijn vader hertrouwde met een vrouw uit een degelijke familie en vond een job. Samen bouwden ze een huis, waarvan ze ook delen verhuren. Mijn zus behaalde een diploma, mede dankzij de financiële steun van mijn adoptieouders.

“We hadden echt genoten van het samenzijn, zeker van de momenten met de neven en nichten”

Toen wij de eerste keer teruggingen naar Nepal, had ik amper tijd om te bekomen van het feit dat ik terug in Nepal was. Mijn biologische familie kwam vrij snel naar het hotel en in de lobby zag ik hen voor het eerst terug.

De dagen erna kwamen zij opnieuw langs of gingen wij bij hen op bezoek. Daarna stelden ze voor om een nacht bij hen te logeren, wat we deden, en mijn zus bleef ook eens slapen in het hotel. Mijn zus en ik konden slechts gebrekkig met elkaar communiceren in het Engels, maar het was tof om elkaar gewoon te leren kennen in het zijn en doen. We zagen elkaar niet elke dag, maar zeker om de twee dagen.

Bij het afscheid was ik heel emotioneel, maar op dat moment kon ik daar geen woorden aan geven. Ik kende hen nog niet helemaal, maar had hen een beetje leren kennen. En dat was tof, maar ook te kort. We hadden echt genoten van het samenzijn, zeker van de momenten met de neven en nichten. Ik ging naar Nepal met de gedachte dat ik een vader en een zus had. Plots was er een hele familie van nonkels, tantes, neven en nichten die zich mij herinnerden, terwijl ik zelf niemand herkende.

“Omwille van de taalbarrière liep het contact ook na mijn adoptie via die contactpersoon”

Toen mijn adoptieouders mij adopteerden, ontmoetten ze mijn biologische vader, zus en enkele vriendjes waarmee ik speelde, maar geen andere familieleden. Mijn biologische vader en zus spraken geen Engels op dat moment, dus het contact verliep via een contactpersoon: een Nepalese vrouw die instond voor adopties in Nepal.

Omwille van de taalbarrière liep het contact ook na mijn adoptie via die contactpersoon. In het begin was dat enkel tussen mijn adoptieouders en mijn biologische vader. Mijn adoptieouders schreven een brief in het Engels, stuurden die naar de contactpersoon, zij vertaalde het voor mijn biologische vader en schreef een brief in het Engels terug.

Mijn ouders schreven wat ik later wilde worden of hoe mijn punten waren op school. En mijn biologische vader schreef dat ze goed voor mij moesten zorgen en dat hij hen heel dankbaar was. Ook schreef hij dat het hindoeïstisch geloof voor hem belangrijk was, maar uiteindelijk voedden mijn ouders me christelijk op. Eens om de twee jaar ongeveer was er contact, maar dat ging nooit over emotionele of diepgaande zaken of over adoptie in het algemeen.

“De keren dat er contact was, was dat vooral om even te verbinden over de werelddelen heen”

Rond de periode dat we teruggingen naar Nepal, vroeg mama of ik de brieven zelf wilde schrijven. Mijn ouders hadden contact gehouden, maar nu ik ouder was en zelf Engels kon, was het aan mij om dat al dan niet te onderhouden. Omdat mijn Nepalese zus ondertussen een beetje Engels kon en Facebook had, besloot ik contact te houden met haar en ook met een aantal neven die ik ontmoette tijdens de terugreis.

Veel meer dan af en toe een ‘Hi, how are you?’ en ‘I am fine and you?’ was dat niet. De keren dat er contact was, was dat vooral om even te verbinden over de werelddelen heen, denk ik. Zo voelen van: hey, we zijn er nog alletwee, we zijn met totaal andere dingen bezig, maar we zijn er wel. Meer was er op dat moment niet nodig.

“Ik had het Nepalese gedeelte aanwezig laten zijn, maar er nooit verbinding mee gezocht”

Achteraf bekeken, was ik op dat moment misschien ook een beetje in de war. Ik was 16, 17 jaar en me heel bewust van hoe ik eruitzag. Ik was bezig met mijn vrienden en hoe ik in de groep lag. Ik wou het Nepalese gedeelte geen aandacht geven. Dat paste niet bij mijn idee van mooi, leuk en populair zijn. Totaal niet. Al die onzekerheden zorgden ervoor dat ik er niet bij wou stilstaan.

Pas een paar jaar later begon ik dat deel van mezelf te accepteren. Ik had het laten aanwezig zijn, maar er nooit verbinding mee gezocht. En zo kwam ik in mijn twintiger jaren in een rush. Ik begon te lezen, wisselde uit met een jeugdvriend die ook uit Nepal geadopteerd was en kwam in contact met andere geadopteerden.

Op een bepaald moment kreeg ik echt de drang om naar Nepal te gaan. Ik zei tegen mijn lief: “Ik moet nu naar Nepal, laten we daar naartoe gaan!” En hij was helemaal fan. Ik werkte toen bij de Dienst voor Maatschappelijk Onderzoek die de screening doet van kandidaat-adoptieouders en dat versterkte het verlangen om te graven in mijn eigen verhaal.

“Ik wou alles wat ik niet wist ineens wel weten”

In 2019 (toen was ik 27) vertrokken we voor een maand. De voorbereidingen waren megastresserend voor mij. De vorige keer had ik alles ondergaan en er naar mijn gevoel niet alles uitgehaald. Daarom was ik nu heel bewust bezig met voorbereiden en nadenken wat ik wilde bereiken. Maar terwijl ik dat deed, besefte ik steeds meer dat ik niets wist, ook al was ik daar geweest.

Ik wist dat mijn vader en biologische zus er waren en dat zij een nieuw gezin hadden, maar ik wist niets over mijn adoptie. Of het waarom. Of mijn biologische moeder. Dat zorgde voor stress. Het was alsof mijn leven pas begon vanaf mijn vierde. Ik ben dan geadopteerd en vanaf dan weet ik wat zij deden in hun leven in Nepal, maar wat er daarvoor gebeurde, is een blinde vlek.

Ik had veel stress en kreeg een maagontsteking, maar ik deed toch verder. Ik wou snel gaan, mijn schade inhalen en alles wat ik niet wist ineens wel weten. Ik vertelde mijn biologische familie dat ik kwam. Mijn zus had een kindje gekregen, dus ik was superblij dat ik er kort na de bevalling zou zijn. En dan ben ik met heel veel verwachtingen en ideeën naar daar gegaan.

“Door hun dagelijks leven te zien en volgen, hoopte ik met hen te connecteren”

We logeerden vijf dagen in het huis van mijn biologische vader, zijn nieuwe vrouw en hun zoon. Die zoon, mijn halfbroer, ontmoette ik al toen ik vijftien was, maar hij was toen nog heel jong. Ondertussen was hij twintig. Hij kon wat Engels en vertaalde voor ons.

Bij mijn biologische familie logeren was hét plan om meer te weten te komen over mijn verleden. Ik hoopte met hen te kunnen connecteren en een gevoel van herkenning van familieband te ontwikkelen, wat zou helpen om een dieper gesprek te voeren. Vlakaf de vraag stellen ging niet, maar als ik daar een week was en we leerden elkaar beter kennen, zou er misschien veiligheid ontstaan om het daarover te hebben.

In werkelijkheid ging het niet zo. Al mijn vragen werden afgeblokt. ‘Je moet geen vragen stellen over vroeger.’ ‘Dat doet er niet meer toe.’ ‘Dit is je mama.’ Ik werd telkens teruggeduwd. Ze zeiden nooit expliciet dat ze er niet over wilden praten, maar het was op andere manieren duidelijk dat dat niet kon. Zo wees mijn biologische vader naar zijn vrouw en zei hij dat dat mijn mama was. Dan dacht ik: maar jij durft! Hij weet dat ik weet dat dat niet zo is en iedereen die op dat moment in de kamer was, wist het ook. Toch deed iedereen alsof zij mijn moeder was. Ik kwam met meer vragen terug dan toen ik naar daar ging.

“Mijn zus begreep het, maar het is niet dat zij daarin troost bood”

Ik zag mijn zus maar twee keer tijdens die reis. Haar pasgeboren kindje had zorgen nodig en zij moest daardoor vaak naar het ziekenhuis. Ik stuurde haar wel via Messenger dat ik het moeilijk had en meer wilde weten over mijn eerste vier jaar, maar dat niemand bereid was om daarover te praten. Zij antwoordde dat ze het begreep en dat ik maar moest sturen als ik er nood aan had, maar dat was het. Het is niet dat zij daarin troost bood.

Respect naar de ouders toe is belangrijk in Nepal. Daarnaast is scheiden er een taboe, dus ze communiceren daar niet over. Hoe minder mensen het weten, hoe beter. Mijn zus spreekt ook niet over de periode ervoor. Omdat ze niet kan, of wil, of mag. Ik weet het niet, maar ik deed al verschillende pogingen om iets uit haar te krijgen en dat lukte niet. Ze zegt dat ze nooit over onze biologische moeder sprak met onze vader. Zijn nieuwe vrouw spreekt ze aan als moeder.

“Ik had geen zin om het uit te leggen, want ik had niet het gevoel dat dat kon”

Mijn biologische familie was heel gastvrij. Ik wilde hen niet kwetsen of beledigen, dus ik probeerde niet te laten zien hoe moeilijk ik het had. Als mijn vriend en ik ‘s avonds alleen waren, kon ik de tranen wel laten vloeien. Het was echt heel moeilijk voor mij. Mijn week daar was zo teleurstellend. Ik had veel te veel verwacht.

Wat ik heel moeilijk vond, was dat mijn vader geen Engels kon en ik geen Nepalees. En zij verweten mij dat ik geen Nepalees kon. Ze vonden dat raar, terwijl ik dacht: dat is logisch als je geadopteerd bent. Zij namen het woord 'adoptie' ook nooit in de mond. Zij zeiden altijd dat ik in België had gestudeerd en wilden mijn identiteitskaart aanvragen in het Nepalees. Voor hen was adoptie precies iets tijdelijks, terwijl dat niet het idee van adoptie is. Maar ik had ook geen zin om hen dat uit te leggen, want ik had niet het gevoel dat dat kon. En zo is er veel in de kast gebleven.

Voor ik terugging naar Nepal schreef ik een redelijk emotionele brief aan mijn vader. Ik liet die in België vertalen door een meisje dat Nepalees sprak en wou de brief aan mijn vader geven als ik Nepal was. Dat heb ik nooit gedaan. Er was geen ruimte voor diepgaande of emotionele gesprekken. De emotionele laag werd nog niet eens aangeraakt, dus ik kon niet afkomen met zo’n brief. Dat zou niet gewerkt hebben. Ik liet het zo en nam die brief terug mee naar huis.

“Dat is óók deel van mijn geboorteland”

Na die week zijn mijn vriend en ik gaan rondtrekken. Hoewel we dagelijks berichtjes kregen, was het familiegedeelte dan even afgesloten. Acht dagen lang wandelden mijn vriend en ik met een gids in het Himalayagebergte. De focus lag op de natuur en de fysieke uitdaging in plaats van de onbeantwoorde vragen en het emotionele. Dat deed deugd, ik had dat echt nodig. Letterlijk en figuurlijk was dat het hoogtepunt van onze reis.

In de stad moest ik voortdurend uitleggen wie ik was, vanwaar ik kwam en waarom ik geen Nepalees kon, dus die trekking bracht ook op dat vlak rust. De gids vertelde over de cultuur, de gewoontes, de bergdorpjes en wat er daar allemaal was, Nepalese muziek … Ook dat is deel van mijn geboorteland.

“Doordat mijn neef iets of wat begrip toonde, zag ik een opening”

Er is een neef die even oud is als ik. Hij studeerde in India. Het cultuurverschil voelt bij hem iets kleiner aan dan bij mijn traditionele gezinsleden. Na mijn terugreis vroeg hij via Facebook wanneer ik nog eens terugkwam. Hij zei dat ik dan opnieuw kon blijven logeren. Ik heb heel eerlijk verteld dat ik mij die week niet zo goed voelde, waardoor ik dat niet meteen nog eens wou doen. En hij snapte dat wel.

Doordat hij iets of wat begrip toonde, zag ik een opening. Ik vertelde hem dat ik niets weet van voor mijn vier jaar, maar dat ik dat wel graag zou willen. Daarop begon hij informatie te geven. Hij zei dat mijn biologische moeder geen goede vrouw was, dat zij ons mishandelde. Daarnaast zocht hij tussen oude foto’s naar een foto van haar en bezorgde hij die aan mij. Ik sta ook op die foto, dus het zou kunnen dat zij effectief mijn moeder is, maar ik bescherm mezelf door er niet volledig in mee te gaan.

Ik moet ook maar aannemen dat zijn informatie klopt, maar ik weet het niet zeker. Bovendien communiceren we in gebrekkig Engels, dus misschien zijn bepaalde woorden niet altijd de juiste om iets te benoemen. Alleszins ben ik heel blij dat mijn neef iéts heeft gezegd en mijn vragen niet afblokte.

“Zij is mijn zus en ik hoorde haar op mijn verjaardag, dat besef is fijn”

Op mijn voorbije verjaardag belde ik mijn zus via Messenger. Het was de eerste keer dat ik dat durfde, maar ik dacht: waarom niet, ik doe dat gewoon! We hadden dat in al die jaren nooit gedaan terwijl dat wel kon. Mijn zus was mega-enthousiast om mij te zien. Haar kindje was erbij, dus die zag ik ook. Het was niet de typische ‘hello, how are you?’ conversatie, maar meer een gesprek onder vriendinnen. Ook al duurde het maar een kwartiertje, het besef dat ik mijn zus hoorde op mijn verjaardag was heel fijn.

Mijn halfbroer hoor ik weinig. Hij denkt dat hij mijn volle broer is en kent het verhaal van ervoor niet. Ik mag daarover ook niets zeggen tegen hem. Dat vind ik heel veel gevraagd. Sinds ik er in 2019 ben geweest, let ik erop om hem af en toe een berichtje te sturen, want hij heeft nooit begrepen waarom ik geen contact zocht. Maar voor mij is onze band niet dezelfde als die met mijn zus. Ik heb hem ervoor nooit gekend en hij weet nog minder dan ik.

Met mijn biologische vader heb ik geen contact, omdat we geen gemeenschappelijke taal hebben. Zijn vrouw stuurt heel af en toe een smiley of hartje via Messenger. Ik vind dat heel erg van mezelf, maar dat irriteert me. Ik heb niets met die vrouw. Op zich doet zij niets mis en is ze heel vriendelijk, maar ik kan er niet tegen dat zij aan iedereen laat uitschijnen dat zij mijn moeder is. Soms antwoord ik, soms negeer ik haar. Dat is misschien hard, maar ik heb geen nood aan contact met haar. Door de taalbarrière kunnen we ook niet echt communiceren, dus het heeft weinig zin.

“Het is ergens gemakkelijk om het op een cultuurverschil te steken”

Ik heb mijn vader nooit vlakaf gevraagd om mij te vertellen wie mijn biologische moeder is, waar ze is en waarom ze wegging. Ik heb al gedacht om de volgende keer een tolk mee te nemen, maar ik weet niet of het me verder zal brengen. Zal een tolk begrijpen waarom ik het wil weten? Het is een delicaat thema en respect voor de ouders is erg aanwezig, dus als mijn vader ‘nee’ zegt, dan weet ik niet in hoeverre een tolk zal willen aandringen.

Het is ergens gemakkelijk om het op een cultuurverschil te steken. Dan kan ik er weinig aan doen en moet ik het accepteren. Maar er is ook een verschil tussen traditionele en minder traditionele gezinnen. Ik sprak tijdens mijn reis met de biologische vader van een vriendin in België die ook geadopteerd werd uit Nepal. In tegenstelling tot mijn familie kon hij wel praten over adoptie en hoe het moet zijn om in België op te groeien.

Ik wil de waarden en normen van mijn familie niet door elkaar halen. Ik wil hen niet de indruk geven dat ik beter weet hoe ze iets moeten aanpakken. Aan mijn zus vertelde ik al dat ik nood heb aan meer informatie, maar dat werkte niet, dus ik weet niet hoe ik het dan wel moet verwoorden.

“Ik wil contact blijven houden”

We zijn nu drie jaar verder en ik heb precies nog niet veel meer bereikt dan toen. Ik wil heel graag binnenkort nog eens teruggaan. Ik ga geen week meer bij hen blijven logeren, maar ik wil hen wel zien en contact blijven houden. Vooral met mijn zus en neef. Zij staan het dichtst bij mij en zijn ook de enige twee familieleden aan wie ik heb geuit waar ik mee zit. Ik wil de kans om ooit het bredere plaatje te krijgen niet doen verdwijnen.

Daarnaast kreeg ik de optie van mijn adoptieouders om in contact te blijven met mijn biologische familie. Zonder te oordelen over de keuze van andere geadopteerden, vind ik dat ik daarvan gebruik moet maken. Al is het vaak moeilijk, confronterend en emotioneel niet zo gezond. Het is familie, het is een deel van wie ik ben en dat deel kan en wil ik niet zomaar negeren.

Heb je concrete zoekvragen? Het recent opgerichte Afstammingscentrum is de centrale toegangspoort voor zowel binnenlands als buitenlands geadopteerden die vragen hebben over de eigen afstamming. Ook eerste ouders en adoptieouders kunnen bij het Afstammingscentrum terecht. Je kan hen bereiken via info@afstammingscentrum.be of op 09 277 04 43 (weekdagen 14:00 – 16:00).

Op a-Search.be vind je als geadopteerde jongere allerlei informatie over het online zoeken naar, contacteren van en gecontacteerd worden door je biologische familie.

Gezocht en (niet) gevonden: Dries vertelt

  • maandag 28 februari 2022 in de categorie Verhaal.

Gezocht en (niet) gevonden: Dries vertelt

We hebben het snel over het zoeken naar, vinden van en contact hebben met eerste ouders, maar niet iedereen hoeft te zoeken, kan vinden of heeft contact. In deze reeks vertellen verschillende geadopteerden hoe zij dit ervaren.

Dries | 28 jaar | °België | buddy bij a-Buddy

“Verder dan Aalter ben ik nooit geraakt”

Ik ben geboren in Gent, opgegroeid in De Pinte en nu woon ik in Merelbeke. De eerste drie maanden van mijn leven bracht ik door bij een pleegmoeder in Aalter. Verder dan Aalter ben ik dus nooit geraakt.

Toen mijn ouders me gingen halen, werden er bloemen aan huis geleverd. Omdat zij niet thuis waren, gaven ze het boeket af bij de overbuurvrouw. Zij bezorgde het later aan mijn ouders en zei: “Er zijn bloemen geleverd, maar als ik naar het kaartje kijk, dan denk ik niet dat het voor jullie is.” De curieuzeneuzemosterdpot had het kaartje gelezen waarop stond “Proficiat met jullie zoon!” En omdat ze mijn mama niet met een dikke buik had gezien, konden de bloemen niet voor hen zijn natuurlijk.

“Je komt niet uit onze buik, maar uit ons hart”

Ik had een fijne jeugd. Rustig, weinig wetend, nietsvermoedend. Op jonge leeftijd vertelden mijn ouders dat ik niet uit hun buik kwam, maar uit hun hart. Dat was allemaal goed en hetzelfde voor mij. Ik kan me dat moment zelf niet herinneren. Blijkbaar speelde ik erna gewoon verder. Ik wist niet dat het adoptie was, maar groeide dus wel op met de wetenschap dat ik niet uit de buik van mama kwam.

Toen er later een neefje of nichtje geboren werd, kwam het ook ter sprake. Daarnaast bood het boekje Jan en Vod mij een houvast. Toen ik klein was, was buitenlandse en binnenlandse adoptie voor mij totaal iets anders. “Dat zijn andere kleurtjes, ik hoor daar niet thuis”, zei ik. In de media zag je nooit iets over witte geadopteerde kindjes, maar Jan is ook een wit personage.

In de klas wist iedereen dat ik geadopteerd was. Mijn ouders waren daar open over. Ik was daar open over. Toen ik een jaar of tien was, deed ik een spreekbeurt over adoptie. Er was een schoolbib en we moesten een boek bespreken. Ik koos Hoe Wouter Wouter werd. Dat is mijn eerste uitgebreide herinnering aan adoptie. Er zijn ook briefjes die ik aan mijn biologische moeder schreef op moederdag, maar dat kan ik me niet herinneren.

“Die vier woordjes hingen op een post-it boven mijn bed”

De naam van mijn biologische moeder was nooit een geheim, maar blijkbaar wou ik daar in de lagere school niets van weten. Daardoor werd ik me pas aan het begin van het middelbaar bewust van haar naam. Rond die periode begon ik mij vragen te stellen.

Omdat ik vragen stelde, polste mijn mama bij de adoptiedienst die mijn adoptie bemiddeld had (ondertussen bestaat deze adoptiedienst niet meer). Ze kwam terug met vier woordjes over mijn buikmama: twee uiterlijke kenmerken en twee kenmerken gelinkt aan haar interesses. Die vier woordjes schreven we op een post-it en die post-it hing lang boven mijn bed.

En ik hield er ook lang aan vast. Dan liep ik rond in Gent en zocht ik naar iemand die aan die kenmerken kon voldoen. Zou ze dat kunnen zijn? Of toch eerder die? Ik wist niet waar zij woonde, maar ik was geboren in Gent, dus als ik in Gent was, keek ik de hele tijd uit naar haar.

“Het was direct: nee, ze wil geen contact”

Rond de leeftijd van veertien werd het moeilijker. Mijn zoekvragen kwamen. Mijn mama en ik gingen samen naar de adoptiedienst, maar dat was een slechte ervaring. Ik stelde de vraag om contact en men zei onmiddellijk dat mijn moeder dat niet wou. Dat was waarschijnlijk gebaseerd op haar initiële wens toen ze mij afstond. Het kwam hard aan dat men geen moeite deed, zelfs niet alsof. Het was direct: nee, ze wil geen contact.

Door die slechte ervaring begon ik samen met mama actie te ondernemen. Ik had de naam van mijn biologische moeder, ik had de gerechtspapieren en er was internet. Mijn mama hielp altijd bij het zoeken. Ze zat er niet achter, maar steunde mij wel. Als ik vragen had, kon ik bij haar terecht of ging zij zich informeren. Het was een luxe dat zij daar zo open en hulpvaardig in was. Ik zei haar ook steeds: “Ik wil contact met mijn biologische moeder, maar jij blijft mijn moeder.”

“Het was een geruststelling om te weten hoe ze eruitzag”

Uiteindelijk vond mama een foto online waarvan we dachten dat mijn biologische moeder erop stond. De adoptiedienst bevestigde dat vermoeden, het enige waarmee ze mij wilden helpen.

Die foto betekende veel voor mij en heeft al overal gezeten, geplakt en gestaan. Ik zocht onmiddellijk naar fysieke gelijkenissen, want voor het eerst kreeg ik een idee vanwaar bepaalde fysieke kenmerken kwamen. Het was ook een geruststelling om te weten hoe ze eruitzag. Ik kon in Gent rondlopen zonder de hele tijd te denken: zou ze dat zijn?

“De nood aan contact was zo groot dat ik iets moest doen”

Mijn eerste poging om haar te contacteren was rond mijn zestiende. Ik vond haar e-mailadres en op haar verjaardag stuurde ik een anoniem bericht met ‘gelukkige verjaardag’. De nood aan contact was zo groot dat ik iets móest doen. Op die e-mail kwam nooit reactie, logisch en ik verwachtte het ook niet.

Mijn tweede poging tot contact, een drietal jaren later, was een brief. Toen ik in het vijfde middelbaar zat, schreef ik op een nacht alles uit naar haar en die oude brief verstuurde ik. Het bestond uit een envelop met envelopjes in: eentje met foto's, een briefje waarin ik me voorstelde en een meer uitgebreide brief. Ik spreidde alles om het rustig, kalmpjes aan te doen, zodat ze zelf kon kiezen wat ze wel en niet opendeed. Mijn mama en een vriendin lazen alles na. Ik had geen persoonlijk adres van mijn buikmama, dus stuurde ik de brief naar een adres waarvan ik dacht dat het zo tot bij haar zou geraken, maar ontving geen reactie.

“Het is de wet van de traagste”

Een tweetal jaar later verstuurde ik diezelfde brief naar het adres dat op mijn gerechtspapieren stond. Ik vermoedde dat mijn biologische mama daar niet meer woonde, maar haar ouders wel. Na een lezing in Museum M over de verhalenbundel Mijn ouders zijn mijn ouders niet, onthield ik een zinnetje: het is de wet van de traagste. Wie het traagst is, bepaalt het tempo. Maar ik kon toch een duwtje geven? Dus ik stuurde dezelfde brief met een verjaardagskaartje, omdat ze rond die periode verjaarde.

Achteraf bleek dat ze die brief nooit ontvangen had, op geen van beide adressen. Maar goed ook. Het was een heel emotioneel beladen brief, te zwaar om op te sturen. Zeker als eerste brief. Ondertussen kan ik zeggen dat ik weet hoe zij zich voelt en het had gigantisch slecht geweest als ze hem had gelezen.

“Dat waren geen diepgaande vragen, eerder vragen uit een vriendschapsboekje”

In 2016 zat ik bij Te Awa, een geadopteerdengroep in Gent, en daar gingen mijn oogkleppen af. Ik was niet enkel meer met mijn adoptie bezig, maar met adoptie in het algemeen. Dat maakte mijn persoonlijk verhaal draaglijker, denk ik. Ik kwam in contact met andere geadopteerden, ging naar adoptiebijeenkomsten en leerde een nazorgmedewerker kennen die het contact tussen mijn biologische mama en mij kon bemiddelen. Ik sprak met haar af en zij legde me haar methode uit. Die volgden we.

De nazorgmedewerker stuurde een aangetekende brief naar mijn mama, waarin ze vertelde dat ze een sociaal werker was. De brief werd naar mijn mama’s persoonlijke adres gestuurd. Het adres bleef voor mij onbekend, maar zo zou de brief zeker aankomen.

Na een tijdje reageerde mijn biologische moeder op de brief. Zij sprak af met de nazorgmedewerker. De afspraak was zonder mij, maar ik schreef wel een hele ‘wie ben ik’ uit en noteerde ook enkele basic vraagjes waarop ik een antwoord wou. Dat waren geen diepgaande vragen, eerder vragen uit een vriendschapsboekje, om low profile te beginnen.

Mijn buikmama antwoordde op al mijn vraagjes. Ze zei ook dat ze mijn twee brieven nooit ontvangen had. Daar ben ik dus blij om, want ze had de aangetekende brief van de nazorgmedewerker al als zeer emotioneel ervaren, terwijl daar in vergelijking met mijn brieven niets gewichtig instond.

Op het einde van het verslag over dat gesprek stond er: “Kan je ervoor zorgen dat hij mij een beetje met rust laat?” Of daar kwam het toch op neer. Mijn biologische mama verstond mijn contactverzoek, maar toch blokte ze het af. En dan heb ik haar wil om met rust gelaten te worden gerespecteerd. Ik ben dan bezig geweest met andere dingen omtrent adoptie: Te Awa, a-Buddy, VAG.

“Nee sturen was dan een teken van respect naar mij toe”

Na drie jaar borrelde mijn drang tot contact weer op. Samen met een andere nazorgmedewerker stuurde ik een brief naar mijn biologische grootouders. Daar kwam geen reactie op.

Een half jaar later stak ik dezelfde brief in hun brievenbus, maar met een kleine aanpassing bovenaan. Ik vroeg of ze zo vriendelijk zouden willen zijn om mij alsjeblieft een brief met ‘nee’ terug te sturen, zelfs als ze niet wilden antwoorden. Zo wist ik dat ik niet meer moest proberen. Nee sturen was dan een teken van respect naar mij toe. Maar ook daar kreeg ik nooit antwoord op.

Ik had graag tot een contact gekomen met hen. Briefwisseling, daarom niet face-to-face, maar dat heb ik nu achter mij gelaten. Dat was een piste en mede met een psycholoog heb ik die piste wat bewandeld.

“Het steekt dat er dingen over mij zijn die ik niet mag weten”

Ik weet waarom ik ben afgestaan. Ik heb dat altijd geweten, maar het werd definitief bevestigd toen ik mijn dossier inkeek bij het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA). Mijn ouders hadden geen dossier, enkel de gerechtspapieren, en door de slechte ervaring bij mijn adoptiedienst wilde ik mijn dossier niet bij hen inkijken. Daarom deed ik een dossieraanvraag bij het VCA. Zij vroegen mijn dossier op bij de adoptiedienst. Dat bestond uiteindelijk uit een half papiertje met daarop de reden van afstand.

Maar er is ook informatie die ik niet heb. Voordat ik de brief naar mijn biologische grootouders stuurde, werd mijn dossier overgedragen van de ene naar een andere nazorgmedewerker. Ik was bij die overdracht en mijn dossier bestond uit twee enveloppen. De inhoud van de ene envelop kende ik, de andere niet. Ik mocht er niet bij zijn toen die envelop besproken werd. Ik moest naar buiten gaan.

Dat blijft steken. Dat zijn dingen over mij die ik niet mag weten. Ik weet nog altijd niet wat erin staat en waarom ik het niet mag weten. Vorig jaar kwam ik toevallig iets te weten over de bevalling en dat was voor mij een geruststelling. Ik had dat liever al veel langer geweten.

“Ik heb impulskes, maar met respect naar haar toe”

Ik ben fiftyfifty procent blij dat ik gezocht heb. Ik heb een foto en zij heeft dat ene gesprek toegezegd. Daardoor zie ik een opening. Het geeft hoop, want het kan misschien later nog eens. Maar voorlopig is het een ‘nee’ en dat zorgt voor niet honderd procent blijheid.

Ik heb de situatie altijd heel zorgend vanuit haar kant proberen te bekijken. Ik heb van die impulskes dat ik iets moet ondernemen, maar ik doe dat met respect naar haar toe. De zoekdrang naar mijn vader daarentegen had ik welgeteld 1 week. Ik heb geen respect naar hem toe. Ik heb het zelfs lastig om het woord ‘vader’ te gebruiken. Dat is hij niet.

Bij mij was het zoekgedeelte niet moeilijk, maar het contactgedeelte wel. Dat lijkt precies iets typisch te zijn bij binnenlandse adoptie. Als ik verhalen hoor van buitenlands geadopteerden, is voor hen de zoektocht veel moeilijker, maar eens de vondst er is, worden ze bij wijze van spreken met open armen onthaald. Maar ik stel me dat waarschijnlijk te mooi voor.

“Er is een glazen wand tussen ons”

Ik zeg altijd dat er een glazen wand is tussen mijn biologische mama en mij. Ik kan ze zien staan, ik kan zelfs langs de zijkanten van die glazen wand reiken om haar aan te raken. Maar het is glas. En glas is fragiel. Dat kan breken of mooi heel blijven. En dat is het lastige. Ik kan zogezegd aan haar deur gaan staan, maar lost dat iets op? Dat is het gedeelte van mij dat rekening houdt met haar, dat zegt: ik doe het niet.

Mocht ik met haar geen rekening houden, dan zou ik haar onmiddellijk opzoeken en met haar willen babbelen. Maar dat lost niets op, dat maakt de kloof alleen groter. Dan gaat het glas kapot en komt er een stenen muur in de plaats. En dat wil ik niet. Dus ik koester wat ik al heb. Ik wil meer, maar het is een heel moeilijk padje om te bewandelen.

“Met de buddy’s en andere geadopteerden als ruggensteun, maar ik schrijf zelf”

In sommige periodes ben ik er heel weinig mee bezig, maar nu neemt het weer veel plaats in in mijn denkwereld. Mijn twee grootste steunpilaren zijn twee geadopteerde vriendinnen. Ook van mijn andere vrienden en de buddy’s van a-Buddy ervaar ik steun. Mijn adoptievader was altijd stiller dan mijn moeder als het over adoptie ging, maar ook hij staat achter mij. Hij is fier op alles wat ik al gedaan heb en hoe ik ermee omga.

Ondertussen werken de nazorgmedewerkers die mij begeleidden niet meer binnen adoptie. Voor mij is het niet zo’n probleem om te switchen qua contactpersoon, maar de persoon met wie mijn biologische moeder dat gesprek had, is ook weg. Mijn moeder kreeg een brief dat er een overdracht zou gebeuren, maar ook die persoon is er niet meer. Ik snap dat het zo gaat. Werk is werk en werk kan gedaan zijn, maar dat maakt het wel onpersoonlijk, terwijl het om heel persoonlijke dingen gaat.

Dus nu denk ik weer: ik ga het alleen doen. Met de buddy’s en andere geadopteerden als ruggensteun, maar ik schrijf zelf. Die gedachte zit in de kinderschoenen. Dat is de toekomst.

Heb je concrete zoekvragen? Het recent opgerichte Afstammingscentrum is de centrale toegangspoort voor zowel binnenlands als buitenlands geadopteerden die vragen hebben over de eigen afstamming. Ook eerste ouders en adoptieouders kunnen bij het Afstammingscentrum terecht. Je kan hen bereiken via info@afstammingscentrum.be of op 09 277 04 43 (weekdagen 14:00 – 16:00).

Op a-Search.be vind je als geadopteerde jongere allerlei informatie over het online zoeken naar, contacteren van en gecontacteerd worden door je biologische familie.

Gezocht en (niet) gevonden: Chris vertelt

  • donderdag 27 januari 2022 in de categorie Verhaal.

Gezocht en (niet) gevonden: Chris vertelt

We hebben het snel over het zoeken naar, vinden van en contact hebben met eerste ouders, maar niet iedereen hoeft te zoeken, kan vinden of heeft contact. In deze reeks vertellen verschillende geadopteerden hoe zij dit ervaren.

Chris | 25 jaar | °Filipijnen | buddy bij a-Buddy

“Ze startten een relatie, maar mama wist niet dat papa al getrouwd was”

Mijn biologische ouders leerden elkaar kennen op het eiland waar ze verbleven voor hun werk. Ze startten een relatie, gingen samenwonen en kregen twee dochters. Alles leek normaal tot na de geboorte van mijn tweede zus. Toen bleek dat papa al getrouwd was. Hij had een vrouw en één of meerdere kinderen op het eiland waar hij vandaan kwam. Mama heeft dat nooit geweten.

Ik weet niet hoe het juist uitkwam, maar papa’s vrouw kwam erachter en stelde hem voor de keuze: “Ofwel kies je voor mij ofwel is het huwelijk gedaan.” Voor mama was de keuze al gemaakt, papa moest zijn verantwoordelijkheid nemen en zorgen voor het kind of kinderen uit zijn huwelijk. En dus koos papa voor zijn vrouw, wat vrij logisch is, en mijn ouders gingen uiteen.

Na twee à drie jaar kwamen ze elkaar terug tegen. Ze gingen samen iets drinken en zeven maanden later kwam ik.

“De eerste twee maanden lag ik in een couveuse in het ziekenhuis”

Ik ben twee maanden te vroeg geboren, waarschijnlijk omdat mama strakke kleding bleef dragen om de zwangerschap te verbergen. Ze bracht mijn twee oudere zussen al onder bij mijn oma en nonkel - zij hebben altijd samengewoond - en wou niet dat zij wisten dat ze opnieuw zwanger was.

Omdat ik redelijk veel zorgen nodig had, bracht mama mij van het ene naar een ander ziekenhuis waar een couveuse was. Daar verbleef ik twee maanden tot ik volgroeid was, maar ik had nog altijd medische hulp nodig.

“Mama durfde niet toegeven dat ze me had afgestaan”

Mama had niet echt het geld - en naar mijn gevoel ook niet de goesting - om zelf een kind groot te brengen of om opnieuw een kind onder te brengen bij haar mama. Ze besloot om mij naar de zusters te brengen: een tehuis. De zusters beloofden voor mij te zorgen tot ik volledig in orde was.

Mama kwam me om de twee weken bezoeken, maar na een half jaar stopte ze daarmee. Het was genoeg voor haar en ze stond me af voor adoptie. Daarna kwam ze niet meer. Ik verbleef nog een jaar in dat tehuis. Toen ik anderhalf jaar was, adopteerden mijn ouders me.

Mijn oma wist uiteindelijk wel dat ik geboren was. Ze ging zelfs nog naar het ziekenhuis om me te bezoeken. Later vertelde mama haar dat ze mij had meegegeven met papa, omdat ik daar betere kansen had. Dat ze mij ter adoptie had afgestaan, durfde mama nooit toegeven. Mijn oma wist dus dat ik er was, maar pas sinds 2015 weet ze dat ik geadopteerd ben.

“Waarom mijn zussen niet en ik wel?”

Ik wist altijd dat ik geadopteerd was. Ik heb een oudere broer uit de Filipijnen en toen mijn ouders mijn zusje adopteerden, ging ik mee naar de Filipijnen om haar te halen. Daar heb ik nog herinneringen aan.

Mijn familie in de Filipijnen miste ik nooit echt. Ik was er niet zo mee bezig. Of misschien een beetje. Op basis van mijn dossier wist ik dat mijn papa getrouwd was en dat mijn ouders nog twee kinderen hadden. Ik had dus wel zoiets van: waarom zij niet en ik wel? Dat vroeg ik me altijd af. Ook hoe het met hen ging, maar minder. Vooral waarom.

“De vraag werd: leven ze nog?”

In najaar 2013 kwam tyfoon Haiyan. Dat was een pittige. Die beelden kwamen echt binnen. Alles was weg, alles was vernield. De regio waar ik vandaan kwam, was ook getroffen. De vraag was niet meer: hoe gaat het met hen en waarom, maar wel: leven ze nog?

Ik was zeventien en had het gevoel dat de tijd begon te dringen. Als armoede echt de reden was dat ze mij hadden afgestaan, dan woonden ze niet in een stevig huis in een chique wijk waar gebouwen bleven staan. Later kwam ik te weten dat mama ook echt in een sloppenwijk woont.

We begonnen nog niet onmiddellijk te zoeken naar mijn familie, maar kwamen in contact met een Filipijnse vrouw die hier in België woont. Zij en haar dochter woonden in de buurt en zamelden spullen in na de tyfoon. Zij waren geïnteresseerd in mijn verhaal en konden me veel bijbrengen over het land, de cultuur en de gewoontes. Er was een goed contact en in 2015 besloten we om samen naar de Filipijnen te gaan. Zij zouden me het land laten zien.

“We vonden de volledige naam van mijn biologische mama in mijn adoptiedossier en zochten via Facebook”

Een maand voor ons vertrek vroeg mama of ik mijn adoptiedossier wilde lezen. Als ik dan in de Filipijnen was en vragen had, wist ik toch het een en ander. Voor mij moest dat niet per se, maar we spraken af dat mama het zou lezen en het me zou vertellen als ze iets vond. Toen ik thuiskwam van school, zei mama dat ze iets gevonden had: de volledige naam van mijn biologische mama.

Op Facebook zochten we naar personen met die achternaam. Mama en ik stuurden een twintigtal mensen een vriendschapsverzoek. Als deze geaccepteerd werden, konden we een gesprek starten. We vroegen of ze iets wisten van een geadopteerde baby met mijn naam. Een deel van de contacten reageerde niet, een deel reageerde wel maar kon me niet verder helpen en een deel was waarschijnlijk verre familie die van niets wist.

Na een dag, het duurde echt niet lang, kreeg ik een bericht van een vrouw. Ze vroeg wie ik was en hoe mama - die haar ook een vriendschapsverzoek had gestuurd - en ik aan elkaar kenden. Het was voor mij niet onmiddellijk duidelijk dat zij mijn mama was tot ze schreef: “Sorry, please forgive me.” Dat was schrikken. Iedereen zei dat de kans dat ik iets ging vinden klein was, dus ik verwachtte het niet en zij gaf het onmiddellijk toe. Dat was heftig.

“Ze omhelsde me en ik dacht: dat is gewoon een vrouw”

Na een aantal dagen rondreizen in de Filipijnen, ontmoette ik mama voor het eerst op 4 juli 2015. Het koppel met wie ik meereisde, ging de stad in, terwijl ik kennismaakte met mama in het hotel. We praatten een uurtje of twee in de hotelkamer en skypeten met mijn ouders in België.

Ik voelde totaal geen klik met mama. Ze kwam binnen, omhelsde mij en ik dacht: dat is gewoon een vrouw. Ik knuffelde terug, maar had er geen gevoel bij. In mijn hoofd zat: dat is mijn mama, dat is mijn mama. Maar dat was enkel in mijn hoofd.

Ergens snap ik dat wel, want ik kende haar niet en herkende mezelf ook niet in haar, maar ik had gehoopt dat mijn gevoel positiever zou zijn. In internetfilmpjes nemen ze elkaar vast en beginnen ze te wenen. Die voelen precies echt dat dat hun mama is, maar ik had dat niet. Zij had dat wel bij mij. Ze heeft mij als kind in haar armen gehad en na bijna negentien jaar had ze mij terug vast, dus voor haar kwam dat wel binnen.

Later die reis bracht ik nog enkele dagen door met mama en de familie. We gingen samen naar een ander eiland waar ik mijn twee oudere zussen ontmoette. Ook ontmoette ik mijn oma, nonkel en andere familieleden. Met sommigen van hen voelde ik meteen een klik, maar met mama heb ik dat nooit gehad.

Toen ik terug in België was, bleven we communiceren via Facebook chat. Skypen deden we ook, maar daarbij voelde ik me minder op mijn gemak. Grotendeels omdat ze dan zien waar ik woon en dat botst met waar zij wonen. Zij krijgen dan al snel het idee dat je rijk bent, ook al is dat niet zo. Via chat kan je antwoorden wanneer je wil en af en toe eens een foto sturen zonder alles prijs te geven.

“Het was heel hard zoeken voor mijn biologische mama en mij”

Die paar dagen in 2015 waren niet genoeg. Daarom gingen mijn mama, zusje en ik het jaar erop terug. Mijn mama’s hadden op dat moment een hele goede band met elkaar. Ze konden ervaringen en herinneringen over mij delen. Mijn biologische mama vertelde over hoe het was toen ik geboren werd. Mijn adoptiemama vertelde hoe het was toen ik opgroeide. Die verhalen maakten hun band sterk.

We verbleven in het huis van de vriend van mijn mama. Ik was er niet op mijn gemak. Ik heb daar een paar keer een soort van uitbarsting gehad, dat ik naar buiten moest en iets had van: dit is het niet. Ik voelde me er niet welkom. Mama had verplichtingen: haar vriend verwachtte haar thuis om de was te doen en te koken. Dat klopte niet voor mij, want wij kwamen speciaal naar de Filipijnen om met haar tijd door te brengen.

Na twee weken besloten we op hotel te gaan, omdat we mama te veel moesten afgeven aan haar vriend. Het was heel hard zoeken voor mijn biologische mama en mij. Ook voor mijn adoptiemama was het dubbel. Zij bemiddelde en probeerde de rust tussen ons zo goed mogelijk te bewaren.

Uiteindelijk hadden mijn biologische mama en ik een heel emotioneel gesprek waarin alles werd verteld en alles werd uitgeklaard. Al mijn vragen, al haar vragen werden beantwoord. Ze vroeg om vergiffenis voor alles wat er gebeurd was. We lieten alles achter ons en startten met een propere lei.

“Er stond telkens iets tegenover en dat klopte niet voor mij”

In 2018 gingen mijn mama, zusje en ik opnieuw naar de Filipijnen. We logeerden weer bij mama en haar vriend, maar trokken ook redelijk veel rond en bezochten dingen. We maakten op voorhand ook afspraken. Voor ons was het oké als mama naar huis moest voor huishoudelijk werk, maar we hadden graag dat ze ook eens een volledige dag met ons doorbracht.

Echt thuis voelde ik me nog steeds niet. We mochten er blijven, maar ik kreeg het gevoel dat het vooral om geld draaide. Dan wilden ze ons ergens naartoe brengen, maar dan moesten we eerst betalen voor benzine. Of dan namen ze ons uit eten, maar moesten wij de rekening betalen. Er stond telkens iets tegenover. Dat klopte niet in mijn hoofd. Het was niet oprecht.

Mama en haar vriend werken niet. De ouders van mama’s vriend wonen in de Verenigde Staten en zij onderhouden hen financieel. Ik heb het gevoel dat mama dacht dat het geld nu ook vanuit België zou komen. Zij heeft mij als baby afgestaan ter adoptie. Het was dus niet mijn keuze om naar België te komen en hier geld te verdienen om haar financieel te onderhouden.

Ik probeerde dat te verwoorden naar mama en haar antwoord was: “Oké, dan zeg ik niets meer.” Ze wou daar niet op ingaan, alsof ik de waarheid gevonden had.

“Ik stapte met een heel slecht gevoel op de boot”

In januari 2020 ging ik alleen naar de Filipijnen. In de eerste week kwam het tot een confrontatie met mama. Ze sprak de hele week bijna niet tegen mij. Alles wat ze nodig had, ging via mijn zussen. Dat vond ik raar. Toen ik uit de auto stapte om de boot te nemen naar het eiland waar ik vrijwilligerswerk ging doen, wenste ze me geen goede reis. Wel vroeg ze of ik geld had voor haar. Ik gaf haar geld en ze vroeg om meer. Dat deed ik, maar ik stapte met een heel slecht gevoel op die boot.

Dat afscheid heeft me echt gekwetst. Ik heb zitten wenen op die boot. Ik stuurde haar een bericht dat ik het spijtig vond dat het zo gelopen was, dat ze precies enkel tegen me sprak als ze geld nodig had. Ze schreef dat ze het zo niet had bedoeld en dat ze weinig had gezegd, omdat ze me tijd wou gunnen met mijn zussen, maar dat ik haar wel geld moest geven. Het lag dus aan mij. Daarna hoorde ik niets meer van haar gedurende mijn hele reis.

De dag dat ik vertrok, kreeg ik berichten van de ganse familie in de Filipijnen en België om me een veilige vlucht te wensen. Van mama hoorde ik niets. Het eerste wat ik deed toen we landden in België was kijken naar mijn ongelezen berichten. Mama had nog steeds niets van haar laten horen en toen werd ik echt lastig. Ik stuurde haar dat ik dat erg vond. Zij antwoordde dat ik onrespectvol was geweest tegen haar. Ook had ik haar en mijn halfzusje veel verdriet gedaan door niet meer langs te komen tijdens mijn vrijwilligerswerk, terwijl ik wist dat mijn zusje daar geen probleem van maakte. Daarna blokkeerde ze mij, zodat ik niet meer kon reageren.

“Ik heb het gevoel dat ze mij een tweede keer laat vallen”

Mama blokkeerde mij tot 13 november 2020. Een tiental maanden dus. Sindsdien stuurde ze twee berichten: een bericht over de bevalling van mijn oudste zus waarvan ik al op de hoogte was en een bericht voor Kerstmis. Op mijn afgelopen twee verjaardagen vernam ik niets van haar.

Ik heb het gevoel dat ze mij een tweede keer laat vallen. Voor mij hoeft het zo niet. Ik heb geen behoefte om nog iets tegen haar te zeggen, tenzij ze zich zou excuseren. Oprecht dan, niet met het gevoel dat het om geld gaat. Maar ik denk niet dat zij mij terug wil in haar leven. Met mijn zussen heeft ze ook geen goed contact. Ik denk dat zij gewoon niet het modeltype van mama is en dat zij vooral wil genieten van het leven.

“Hij staat ervoor open om mij te ontmoeten”

Contact met mijn drie zussen heb ik wel. In 2023 studeert mijn halfzusje af. Ik wil graag teruggaan om meer tijd met haar door te brengen. Sowieso wil ik op latere leeftijd naar de Filipijnen verhuizen, er op pensioen gaan. Ik mis het land en de cultuur.

Over mijn biologische vader weet ik weinig, maar mijn zussen hebben oppervlakkig contact met hem en hij staat ervoor open om mij te ontmoeten. Ik wil graag zijn kant van het verhaal horen, het waarom. En misschien ook vragen: stel dat je alles opnieuw kon doen, zou je het opnieuw doen? Uiteindelijk kwam ik voort uit een soort van onenightstand en is hij nog altijd samen met zijn vrouw. Mama zei altijd dat ze niet wou dat we papa ontmoeten, maar wij weten niet waarom. Zij zegt dat het niet mag en dan heb je natuurlijk goesting om het juist wel te doen, want waarom mag het niet?

Papa heeft hartproblemen, dus de tijd dringt. Ik wil gaan voor het te laat is. Ook wil ik weten of wat hij heeft erfelijk is. Het dubbele is dat hij weet dat ik al een paar keer naar de Filipijnen ging, maar hij heeft nooit gevraagd om mij te zien.

“We kregen een kans, maar we deden er niets mee”

Ik heb het gevoel dat ik nooit zelf zocht, want mama deed dat eigenlijk voor mij door in mijn adoptiedossier te kijken. Daar heb ik ergens spijt van, omdat ik het oneerlijk vind tegenover andere geadopteerden. Zij doen zoveel moeite om te vinden zonder resultaat, terwijl het bij mij lukte zonder er veel voor te doen.

Maar wat ik nog erger vind, is dat mijn mama in de Filipijnen en ik een kans kregen en we daar niets mee deden. We vonden elkaar en dan gebeurde dit. Het kan nog komen, maar voorlopig is het niet de uitkomst waarop ik hoopte. Ik heb antwoorden en ik ken mijn zussen en de rest van de familie. Daar ben ik heel blij mij, maar die klik met mama was ook belangrijk. Het is jammer dat die er niet is.

Het zou mij heel goed doen als die band met papa beter zou zijn, maar als dat niet zo is en het contact met mama blijft zo, dan is het zo. Dan heb ik mijn zussen toch al. Het enige wat nog kan beteren, is dat ik mijn hele familie leer kennen. Langs mama’s kant ken ik bijna iedereen, maar langs papa’s kant wil ik dat ook weten. 

Heb je concrete zoekvragen? Het recent opgerichte Afstammingscentrum is de centrale toegangspoort voor zowel binnenlands als buitenlands geadopteerden die vragen hebben over de eigen afstamming. Ook eerste ouders en adoptieouders kunnen bij het Afstammingscentrum terecht. Je kan hen bereiken via info@afstammingscentrum.be of op 09 277 04 43 (weekdagen 14:00 – 16:00).

Op a-Search.be vind je als geadopteerde jongere allerlei informatie over het online zoeken naar, contacteren van en gecontacteerd worden door je biologische familie.

Gezocht en (niet) gevonden: Annick vertelt

  • donderdag 25 november 2021 in de categorie Verhaal.

Gezocht en (niet) gevonden: Annick vertelt

We hebben het snel over het zoeken naar, vinden van en contact hebben met eerste ouders, maar niet iedereen hoeft te zoeken, kan vinden of heeft contact. In deze reeks vertellen verschillende geadopteerden hoe zij dit ervaren.

Annick | 36 jaar | °India | oprichtster Adoptie Schakel | kindercoach | buddy bij a-Buddy

“Ondertussen zijn de beelden vervaagd, maar ze zijn er nog”

Ik was bijna vijf jaar toen mijn adoptieouders me in Zaventem kwamen ophalen. Dat was in december 1989. Anderhalf jaar ervoor bracht mijn nonkel me naar het weeshuis in Madras. Hij kwam me regelmatig bezoeken, maar na een half jaar werd ik overgeplaatst naar Calcutta. Opgroeien deed ik in Tongeren samen met een oudere broer.

In het begin vertelde ik honderduit tegen mijn ouders en oma over India. Over een blauw huis, een trein, kamers met andere kindjes … Ze wisten niet of mijn verhalen fantasie of werkelijkheid waren, maar omdat het zo gedetailleerd was, dachten ze dat er toch iets van waar moest zijn. Dus ze schreven alles neer in een boekje. Zelf wist ik het heel lang ook niet: moest ik het onthouden, droomde of fantaseerde ik?

Ondertussen zijn de beelden vervaagd, maar ze zijn er nog. Ik kan ze oproepen, zeker nu ik weet dat het echte herinneringen zijn.

“Het waren vooral andere mensen die vragen stelden”

Ik was nooit veel bezig met zoeken. Het tv-programma ‘Spoorloos’ was het van het toen ik een tiener was. Ik vroeg me af hoe die geadopteerden hun ouders konden vinden, maar als dat programma gedaan was, zette ik de gedachte weer van me af. Het waren vooral andere mensen die vragen stelden. Ging je al terug naar India? Heb je nog familie daar? Wil je hen gaan zoeken? Laat me gewoon, dacht ik. Zelf had ik enkele gegevens, maar ik ging ervan uit dat ik na al die jaren toch niets zou vinden.

Na mijn studies Kleuteronderwijs wou ik naar India gaan, maar ik kreeg een vaste aanbieding en moest in de grote vakantie mijn klas inrichten. Een reis maken of een sabbatjaar nemen, zat er niet in. Dan ben ik een relatie begonnen, gingen we samenwonen en kwam het er helemaal niet meer van.

Pas in 2016, na een miskraam en van dichtbij mee te maken hoe het contact verliep tussen mijn partner die ook geadopteerd is en zijn biologische familie, kwamen de vragen. Wat zou er met mijn mama gebeurd zijn? Stierf ze bij mijn geboorte? Op mijn papieren stond dat ze ziek was, maar klopte dat?

“Met een dertigtal geadopteerden deden we een DNA-test”

In 2017 organiseerden we vanuit Adoptie Schakel een DNA-avond met vzw Donorkinderen. We waren met een dertigtal geadopteerden die een DNA-test van 23andMe deden: spugen in een tube en dat opsturen. We kozen voor 23andMe, omdat er in die DNA-databank veel Aziatische mensen zitten en je je resultaten vandaar kan uploaden naar andere databanken. In de loop van het jaar lieten we ook andere databanken aan bod komen zoals MyHeritage.

Uiteindelijk kwamen we bijeen om de resultaten te bespreken. Heel veel geadopteerden bleken weinig resultaat te hebben. Daar schrokken we van. Je weet dat je geen hoge verwachtingen mag hebben, maar toch komt het hard aan als je enkel heel verre verwanten vindt.

Bij mij leverde de DNA-test wel iets op. Ik had een zeshonderdtal DNA-matches. Veel verre matches, maar ook enkele dichte.

“Uiteindelijk bleken die dichte matches neven en achterneven van mij te zijn”

Samen met een adoptiemama die veel weet over zoeken via DNA, stuurde ik naar die dichte matches een berichtje: we hebben zoveel zaken gemeenschappelijk, wil je eens een gesprek hebben? Er gaat veel tijd over om die contacten te leggen. Sommigen reageerden niet of wilden er niets mee te maken hebben. Anderen reageerden wel en deelden hun stambomen.

Uiteindelijk bleken die dichte matches neven en achterneven van mij te zijn. Zij woonden in Italië, Zwitserland, de Verenigde Staten, Nederland … en waren ook geadopteerd. Ze zochten naar hun vaders, nonkels van mij dus, in India. In totaal ging het om twaalf familieleden verspreid over heel de wereld.

“Plots kreeg ik het bericht: we hebben je papa gevonden!”

In maart 2018 kreeg ik bericht van één van hen: ze hadden papa gevonden! Zes maanden eerder vonden ze de nonkel die mij naar het weeshuis bracht en hij nam contact op met mijn papa. Ze waren zeker dat het mijn papa was, want toen ze in India waren voor hun zoektocht deden ze bij hem een DNA-test.

Mijn papa was ernstig ziek. Als ik hem nog wou zien, ging ik best zo snel mogelijk naar India. Dat was schrikken. Ik gaf hier les en kon niet zomaar afkomen.

Via een adoptiemoeder die rootsreizen naar India organiseert, vertrok ik in juli naar India. We gingen drie weken. Alleen wou ik niet gaan, dus samen met een geadopteerde vriendin uit India schreef ik me in voor een groepsreis. Mijn adoptieouders waren op de hoogte. Ze waren bezorgd, vroegen zich af waarom ik ging zoeken omdat ik er nooit veel naar had gevraagd, maar omarmden het. We hadden een druk reisschema, maar op twee vrije avonden in Calcutta ging ik naar mijn vader. Hij wist dat ik zou komen. Mijn nonkel had hem daarop voorbereid.

“Tranen van blijdschap liet ik, maar ook van verdriet en woede”

Mijn papa lag doodziek in bed. Doordat hij in quarantaine lag, mocht ik niet dichtbij komen. Hij had mijn pasfoto in zijn handen. Dat enige zwart-witfotootje dat in mijn adoptiedossier stak, had hij al 30 jaar op zak. Dat was echt zot. Hoe kwam hij daaraan? Voor mij was dat het bewijs dat ik zijn dochter was. Een man trad op als gids en hielp met vertalen. Er moest vertaald worden van Engels naar Hindi naar Tamil en omgekeerd. Een heel gedoe.

Ik heb toen alle emoties ervaren. En daarmee de baby in mijn buik ook, want ik was drie maanden in verwachting. Tranen van blijdschap liet ik, maar ook van verdriet en woede. Voor mij was het dubbel. Je ziet ineens eens spiegel voor je. Mijn eerste gedachte was: "Shit, die lijkt echt wel op mij." Ik wou niet op hem lijken, want ergens had ik de schuld van het afgestaan zijn bij hem gelegd. Een papa moet klaarstaan voor zijn gezin, toch?

Ik was kwaad en zei hem dat ook. “Waarom deed je niet meer moeite om mij te houden?” vroeg ik. Volgens hem lag het aan het kastensysteem, maar in mijn ogen gebruikte hij dat als excuus. Ook zouden de medicijnen om mijn astma te behandelen te duur zijn geweest, maar er waren geen geldproblemen. Was ik dus niet goed genoeg? Was ik een stout kind? Ik veronderstel dat hij lager trouwde dan hij eigenlijk mocht en dat ik daar het resultaat van ben. En dat hij niet kon hertrouwen zolang ik er was, maar het blijft onduidelijk.

Mijn papa zei dat ik kwaad mocht zijn op hem en het systeem. Hij zei dat hij misschien meer moeite had gedaan als de mogelijkheid niet bestond om je kind ergens achter te laten. Ik vond het wel mooi dat hij dat zei. Hij gaf gewoon toe dat hij van mij af wou. ‘Punt, ga verder met je leven’, zoiets.

“Mijn creativiteit heb ik van haar en dat is fijn om te weten”

Naar mijn mama vroeg ik ook. Leefde ze nog of niet? Daarop wou hij geen antwoord geven. Ik vond dat raar. Als ze dood is, kan je dat toch zeggen? Dan weet ik het en stopt het daar. Door zijn stilzwijgen vermoed ik dat ze nog leeft, maar hij wou dat niet bevestigen. Dat was zo frustrerend. Zeg het me gewoon, dacht ik. De gids vond dat ook erg.

Wat mijn papa wel vertelde, was dat mijn mama afkomstig was van Sri Lanka. Ik vroeg naar mijn huidskleur en daarop zei hij dat ik een mix was. Daarnaast kon mijn mama blijkbaar heel goed knutselen en maakte ze heel mooie schilderijen. Mijn creativiteit heb ik dus van haar. Dat is fijn om te weten.

Ik vroeg hem hoe hij zich voelde ten opzichte van mij. Hij zei dat hij blij was om mij te zien.
Volgens hem had ik het zorgend karakter van mijn mama, maar hij was nors, dus ik zei: “Jij bent dan wel heel anders.” Zijn koppigheid herkende hij dan ook weer in mij. Ik denk dat hij die confrontatie wel hard vond, zo van: dat is óók een stuk van mijn dochter. Dat vond ik er wel mooi aan, dat het hem toch iets deed.

“Toen we terugkwamen van India was ik 10 kilo afgevallen”

Mijn papa wilde me niet alle informatie geven, maar hij was ook heel moe. En ik was moe. Het was vijftig graden, het was moesson. Dan zit je daar in een kamertje met een heleboel vertalers. Je kan niet communiceren, je weet niet wie wat tegen wie zegt. Dat was echt zo vermoeiend. Ik was erna drie dagen knock-out. Mentaal woog het door, maar ik was ook ziek door de zwangerschap. Toen we in augustus terugkwamen van India was ik tien kilogram afgevallen.

Bij terugkomst stortte ik mij op mijn werk en het gewone leven. We gingen verhuizen, dus ik had genoeg afleiding. Met de geboorte van onze zoon in 2019 kwam alles daardoor dubbel zo hard binnen. Tegelijkertijd gaf hij me de kracht om door te gaan. Ik schreef veel van me af, was creatief bezig, gaf lezingen en deed workshops om het een plaats te geven.

“Ik heb nu meer vragen dan voor mijn zoektocht”

In oktober 2018 stierf mijn papa. Dat blijft dubbel. Aan de ene kant kan ik het afsluiten doordat hij gestorven is. Anderzijds had ik nog heel veel willen vragen, want nu had ik hem eindelijk gevonden. Ik dacht dat mijn vragen zouden stoppen als ik vond, maar ik heb nu meer vragen dan voor mijn zoektocht. Ik denk ook na over hoe ik zaken anders had kunnen formuleren, zodat ik meer van hem had losgekregen. Je bereidt je zo goed voor, maar dan sta je daar en denk je: verdomme, er blijft niets van over.

Maar ik ben blij dat ik mijn gevoelens heb kunnen uiten naar hem toe. En ik ben blij dat ik hem nog gezien heb. Voor mezelf en voor mijn kind. Mijn papa was ziek, dus ik wist dat ik dat moment moest gebruiken. Alles op enkele uren willen vertellen, wens ik niemand toe, maar ik heb gedaan wat ik kon doen.

“Ik heb nog halfzussen en halfbroers, maar geen interesse om hen te leren kennen”

Eens per maand spreek ik af met de nonkel die me in contact bracht met mijn papa. Hij bracht me destijds naar het weeshuis. In mijn dossier staat dat mijn vader dat deed, omdat hij wegens ziekte niet voor mij kon zorgen, maar in werkelijkheid was het mijn nonkel. Toen ik drie jaar was, zette mijn papa me bij hem af: “Zorg jij er maar voor, jij bent nog jong genoeg.” Ze waren met twaalf kinderen thuis en mijn nonkel was de jongste. Blijkbaar hield mijn nonkel het toch niet vol en bracht hij me na een half jaar naar het weeshuis.

Over mijn mama weet mijn nonkel ook weinig. We vermoeden dat ze terugging naar Sri Lanka, maar weten niet waarom. Stierf ze en is ze daar begraven? Zijn ze gescheiden en ging ze dan terug? Ik weet niet wat ik ermee moet doen. Ik heb nog halfzussen en halfbroers, maar geen interesse om hen te leren kennen. Waarom weet ik niet. Mijn papa zei dat ik geen volle broers of zussen heb, maar is dat de waarheid?

Que sera sera, maar je staat er nog dikwijls bij stil”

Als je wil zoeken, praat er dan over, maar laat je niet pushen. Luister naar verschillende verhalen. Probeer je vragen ergens te droppen. En houd je klaar voor wat je kan vinden.

De zoektochten van mijn neven draaiden niet allemaal positief uit. Drie neven vonden nog niet. Een neef vond wel, maar zijn vader wil geen contact. Andere familieleden vroegen om geld of logen over wie er familie was. Via Facebook en 23andMe heb ik contact met enkelen van hen, maar niet met allemaal. Voorzichtig zijn, daar blijf ik echt bij. Ik ging naar mijn papa zonder dat de reisbegeleiding of de groep iets wist. Ik dacht: dit is mijn gezin, ik kijk er al zo lang naar uit en ik hoef daar geen pottenkijkers bij. Maar dat was gevaarlijk en had ik niet mogen doen.

Que sera sera. Dat liedje heb ik al heel dikwijls gezongen. We zullen wel zien wat er gebeurt. Ik ben nu hier. In het heden. En we moeten verder in de toekomst. Maar je staat er nog dikwijls bij stil. Ik vond het vroeger ambetant om mijn stamboom te maken en nu ga ik daar opnieuw mee geconfronteerd worden via onze zoon. Een zoektocht doen is niet heilig voor je heling. Het komt altijd terug. Je geeft het een plaats, je gaat verder, maar het komt altijd terug.

Heb je concrete zoekvragen? Het recent opgerichte Afstammingscentrum is de centrale toegangspoort voor zowel binnenlands als buitenlands geadopteerden die vragen hebben over de eigen afstamming. Ook eerste ouders en adoptieouders kunnen bij het Afstammingscentrum terecht. Je kan hen bereiken via info@afstammingscentrum.be of op 09 277 04 43 (weekdagen 14:00 – 16:00).

Op a-Search.be vind je als geadopteerde jongere allerlei informatie over het online zoeken naar, contacteren van en gecontacteerd worden door je biologische familie.

Adoptievader David vertelt

Adoptievader David vertelt

Op 15 november 2017 stierf Jeroen, echtgenoot van David en papa van Brecht. David en Jeroen waren op dat moment dertien jaar getrouwd en vier jaar vake en papa van hun adoptiezoon Brecht. David en Jeroen hadden de afspraak om hun verhaal te vertellen telkens de vraag gesteld zou worden. Zo getuigden ze in 2016 over de adoptie van een kind met special needs voor de online leermodule van de Kind & Gezin academie. Als eerbetoon aan Jeroen en om zich aan hun afspraak te houden, deelt David ook hier het verhaal van hun gezin.

Jeroen en ik gingen Brecht halen op een ijskoude vrijdagochtend in januari. Overal lag ijzel. We moesten heel voorzichtig rijden, maar wilden niets liever doen dan plankgas geven. Brecht is onze zoon. Hij was prematuur en werd geboren met een hartafwijking. Als peuter onderging hij een openhartoperatie. Op de avond van zijn vijfde verjaardag stierf Jeroen, zijn papa, mijn echtgenoot en onze rots in de branding.

Toen Jeroen en ik elkaar leerden kennen, zagen wij ons op termijn wel met een kind. Alleen kwam dan de vraag: tijdelijk of langdurig? Jeroen wou tijdelijke opvang aan kinderen bieden of zorggezin worden, terwijl ik dacht: doe me dat niet aan, want als ik zo’n kind na enkele maanden terug moet loslaten, dan mag je me van de grond schrapen. (lacht) Uiteindelijk kozen we voor adoptie. We hebben daarin een weg afgelegd: zien we onszelf met een kind en zo ja, op welke manier? Voor mij voelde dat als de correcte manier om erover na te denken.

In 2008 startten we met de adoptieprocedure. In het buitenland kwamen wij als homokoppel niet in aanmerking, dus we kozen voor Adoptiehuis in Antwerpen. Zij gaven ons een goed gevoel, niet door te zeggen dat het allemaal in orde zou komen, maar door eerlijk en direct te communiceren over het proces. De verplichte voorbereidingscursus blijft voor mij dubbel, maar we leerden er wel twee andere koppels kennen met wie we afspraken om in contact te blijven. Als het ons zou lukken om te adopteren, zouden onze kinderen zich niet alleen moeten voelen in hun wereld en zouden ze bij elkaar terecht kunnen.

Op het moment dat ik hoorde dat we geschikt waren om te adopteren, was ik op een congres in Barcelona. Ik stond op een podium te presenteren toen mijn telefoon rinkelde. Jeroen zou me alleen bellen als er iets was, dus ik zei tegen het publiek: “Sorry, maar ik moet echt even opnemen.” En dan nam ik op en zei Jeroen: “We zijn approved om te adopteren!” Ik was dolblij. De collega’s die daar waren, lieten alles vallen en deelden in de vreugde. Zelfs onze CEO kwam me proficiat wensen. Op het vliegveld gaven de collega’s me een wit, pluchen teddybeerke cadeau. Die beer ligt nog altijd op de kamer van Brecht.

De twee bevriende koppels van de adoptiecursus stonden voor ons op de wachtlijst, wij waren nummer drie. Af en toe belden we naar Adoptiehuis met de vraag hoe ver we stonden en dan zeiden ze: “Je staat nog niet op nummer een.” Plots stond ons bevriend koppel op nummer een en kregen ze telefoon dat er een kindje voor hen was. En de week nadien het andere koppel. Het ging snel, maar toen het onze beurt was, hoorden we niets. “Het kan nog even duren”, zeiden ze. Die laatste zes maanden was het alsof de tijd stilstond. Totdat we een telefoon kregen van de twee medewerkers bij Adoptiehuis die ons altijd begeleid hadden. “Jongens,” zeiden ze, “we weten niet hoe we het moeten zeggen, maar het ziet er naar uit dat …” Ze waren zo rond de pot aan het draaien dat we vroegen: “Ja, maar wat is het nu?” (lacht) En dan verzochten ze ons om zo snel mogelijk naar hun bureau te komen, want ze hadden een kindje voor ons. Wij zijn alletwee door onze knieën gezakt van blijdschap en ongeloof. Enkele uren later hebben ze ons nog moeten terugbellen, want wij waren zo geëmotioneerd dat wij niets konden capteren van wat ze zeiden. (lacht)

Brecht heeft twee maanden in een pleeggezin gewoond voor hij naar ons kwam. Wij werden heel hartelijk ontvangen door hen, aten er taart en boterhammekes. Toen we achteraf een feestje hielden ter ere van de komst van Brecht, nodigden we zijn pleeggezin uit. Op die manier zagen zij waar Brecht terechtkwam, niet alleen bij ons, maar ook bij onze vrienden en familie. Samen rondden we dat stukje van zijn leven op een mooie manier af. Het was de eerste keer dat zij pleeggezin waren en ondanks het emotionele afscheid, sterkte die ervaring hen om opnieuw pleeggezin te worden.

Het was ijskoud op de dag dat we Brecht gingen halen. Toen we thuiskwamen, zette ik hem even in de maxi-cosi voor het raam in het zonlicht. Ondertussen belden we naar onze ouders om te zeggen dat we goed waren aangekomen. Daarna pakte ik Brecht vast en meteen kreeg ik telefoon van onze achterbuur: "David, kan jij je iets draaien?” Achter ons staat een huis met drie ramen dat uitkijkt op ons huis. De achterbuur en zijn twee dochters waren met een verrekijker in ons huis aan het turen en zwaaiden. Achteraf denk je: naar wat kijken ze nog met een verrekijker? (lacht) Maar eigenlijk was dat een heel leuk en grappig thuiskommoment. Daarna hebben we iedereen verwittigd: geef ons de tijd om die rust en band met Brecht te creëren. We wonen in een gezinswijk en het kwam meermaals voor dat de buren aan ons raam stonden: “We weten dat we hem niet mogen aanraken, maar mogen we hem eens zien?”

Eten en slapen was in het begin heel moeilijk voor Brecht. Door zijn hartafwijking kwam er niet genoeg zuurstof in zijn bloed, waardoor eten en drinken veel energie kostten. En als hij sliep, gaf zijn lichaam het signaal dat hij wakker moest worden, omdat hij zuurstof nodig had. We gingen met regelmaat naar het ziekenhuis. Toen Brecht drie en een half jaar was, was hij heel vaak wakker en moe. Plots werden we door het ziekenhuis waar we altijd met hem naartoe gingen, doorverwezen naar UZ Leuven. Een openhartoperatie bleek de enige oplossing.

In het operatiekwartier mocht maar een ouder binnen. Jeroen zei: "Ga jij maar. Brecht is op zijn gemak bij jou en ik ga dat niet aankunnen." Het was hard voor hem om ons alleen naar binnen te zien gaan. Negen uur later was de operatie gedaan en mochten we Brecht zien. Het plan was om hem na de operatie drie dagen in coma te houden. Vlak voordat we zijn kamer binnengingen, zei de hoofdverpleegkundige van de intensieve zorgen: “Brecht is wakker, we konden hem niet tegenhouden. We weten niet hoe het komt, maar heel zijn lichaam reageerde dat hij wakker wilde worden en vitaal was alles goed.” We kwamen binnen en Brecht stond direct op zijn bedje met Bumba in zijn armen. En gedurende een jaar liep alles goed.

Zoals veel koppels hadden Jeroen en ik ups and downs in onze relatie, maar wij overbrugden die putjes altijd met wimpelende vlaggen. Vaak ging dat over stommiteiten. De ochtend van het ongeval had Jeroen een nog wat koppig berichtje gestuurd: “En als Brecht van school is, heb je nog zin om samen iets te doen?”, waarop ik schreef: “Tuurlijk gaan we iets doen!” Ik was op mijn werk toen ze belden om te zeggen dat Jeroen en Brecht een ongeval hadden gehad. Ik ben hals over kop naar hen gereden. Brecht was in de handen van een vriendin die in de buurt woonde. Jeroen lag op de grond en was verdwaasd. Hij reageerde niet op vragen, maar zei dat hij het koud had en zijn benen niet voelde. De ambulance kwam toe en Brecht riep om mij. Ik zei: “Vake is nu even met papa bezig, maar ik kom zeker bij jou.” Ik ben hem dan een knuffel gaan geven en ging erna terug naar Jeroen. Jeroen herhaalde dat hij zijn benen niet kon voelen, dus ik vroeg aan de ambulancier om zijn doorbloeding te controleren. Hij deed dat en belde direct de MUG. Zij besloten om Jeroen volledig te verdoven, zodat ze de situatie van hem konden overnemen. In allerijl is Jeroen naar het ziekenhuis gebracht met Brecht en ik in de ambulance. Ze hebben Jeroen dan vrijwel direct geopereerd.

’s Middags mocht ik Jeroen zien. De situatie was heel kritiek. ’s Avonds was zijn toestand nog steeds kritiek, maar stabiel. De volgende ochtend idem. Dat gaf ons goede moed. 's Middags zeiden ze dat het iets slechter ging, maar dat het wel in orde zou komen. Omdat Brecht die dag vijf jaar werd, belde ik zijn twee peters en mijn ouders om toch maar een kaarsje te komen aansteken voor Brecht. Dan deden we tenminste iets. De beste vriend van Jeroen, een van de peters van Brecht, bleef nadien. Mocht het ziekenhuis dan ’s avonds nog bellen, konden we gaan. En om 10u 's avonds belden ze effectief, want Jeroens lever was het aan het begeven. Ik was juist buiten en moet de hele buurt bij elkaar gebruld hebben. Het ongeloof was zo groot. De beste vriend van Jeroen en ik gingen onmiddellijk naar het ziekenhuis, terwijl de overburen over Brecht waakten. Omdat Jeroen na de operatie moeilijk te herkennen was, nam ik Brecht niet mee. Achteraf had ik daar af en toe spijt van, maar ik wou het beeld dat Brecht van zijn papa had intact houden. Hoewel ik het nooit meer wil meemaken, was het mooi dat de hele dag- en nachtploeg afscheid kwam nemen van Jeroen. Zij zijn naast elkaar in een rij komen staan en brachten hem een laatste groet. Sommigen kenden ons al van de ziekenhuisperiode met Brecht.

In het begin denk je aan alle scenario's: is er een fout begaan, liep er in de operatie iets mis? Jeroen bleek een slagaderscheur gehad te hebben. Ze hebben alles gedaan wat ze konden. Brecht zat in de auto toen het gebeurde en kon erover vertellen. Jeroen zou plots niets meer gezien hebben en nog gezegd hebben dat Brecht zich moest vasthouden. Ze zijn aan vrij hoge snelheid tegen een boom op een rond punt beland, maar Brecht hield er enkel een schram aan over. In het begin zei Brecht soms: “Het is de fout van papa”, maar Brecht was zo jong. Hij snapte niet wat er gebeurd was noch waar papa was. We probeerden uit te leggen dat papa gestorven was en dat we hem daardoor niet meer zouden zien.

Jeroen stierf op een moment dat alles voor ons als jong gezin begon. Het was heel ongepland en onverwacht, van de ene dag op de andere. Ik had nog heel veel heel graag besproken met Jeroen. Hij had altijd een duidelijke visie, maar we hebben niets meer kunnen afstemmen. Hoe zie jij het? Doe ik het goed? Zijn de keuzes die ik maak ook jouw keuzes? Dat zijn de hamvragen. Ook naar het verleden toe: hebben wij het goed gedaan? Ik zal daarop nooit een antwoord krijgen en dat wringt. Jeroen was mijn ridder op het witte paard. Als de nood het hoogst was, stond hij er. Hij kon niet tegen onrechtvaardigheid. De leeftijd die Brecht nu heeft, zou hem zo goed gelegen hebben als papa.

In de periode erna wil iedereen je helpen, maar ik was heel erg bezig met overeind blijven. Voor Brecht, maar ook voor mezelf. Ik kreeg slachtofferhulp, maar voelde me compleet onbegrepen. De omslag om er terug voor te gaan, kwam uiteindelijk van Brecht. Op een gegeven moment pakte hij mij zo hard vast en zei hij: “Vake, geen angst, ik ben er ook nog om te helpen hé.” Dat heeft mij diepgeraakt. Hij was vijf. Hij moest helemaal niet helpen, maar kon zo goed lezen wat er op dat moment emotioneel speelde. Nu doet hij dat nog af en toe. Dan heb je hem vast, kijkt hij en vraagt hij: “Gaat het vake?”

Het is iets meer dan drie jaar geleden dat Jeroen gestorven is. Omdat het te moeilijk is om Jeroen te herdenken op de dag dat Brecht verjaart, herdenken we Jeroen op diens verjaardag. Dat spraken we af met de familie. Ieder jaar doen we iets symbolisch. Het eerste jaar hebben we wensballonnen opgelaten. Het jaar erna staken we kaarsen aan rond de boom die we speciaal voor hem geplant hebben aan ons huis. Vorig jaar maakten we een liedje en versierden we het graf met hartjes en handjes. Ik denk aan Jeroen op belangrijke dagen, zoals onze huwelijksverjaardag, of op momenten dat ik het meest gelukkig ben, maar soms ook op onverwachte momenten. Dan vliegt er een vogeltje voorbij en denk ik plots aan Jeroen. Brecht is vrij in hoe hij zijn papa wil gedenken. Als hij zijn graf wil bezoeken, dan doen we dat, maar ik zal hem daartoe niet verplichten. Hij mag daarin zelf beslissen. Onlangs vroeg Brecht of ik de foto van Jeroen op zijn kamer wilde weghalen. Hij zei dat hij erdoor moeilijk kon slapen, omdat hij dan te veel aan papa dacht. Dat was oké voor mij, maar ik vond het belangrijk dat Brecht de foto zelf van de muur haalde en er een plekje voor zocht. Zo neem ik het niet weg van hem en kan hij terug naar de foto grijpen als hij dat wil.

Onverwacht is Jan in ons leven gekomen. Brecht gaat elke woensdag naar mijn schoonouders, de ouders van Jeroen. Toen ik hen vertelde dat ik Jan had leren kennen, vreesde ik dat het onwennig zou zijn. Zij waren echter zo enthousiast. Ze zeiden: “Wij zijn zo content voor jou en Brecht, want wij hadden schrik dat jij alleen kwam te staan.” En Jan doet dat fantastisch. Het is fijn om hem samen met Brecht te zien. Ze komen heel goed overeen. De laatste tijd zegt Brecht soms ‘vake’ tegen Jan. Aan de ene kant vind ik dat mooi, want Brecht is heel selectief in wie hij toelaat en dat is een teken dat hij Jan ziet als een zorgfiguur. Aan de andere kant ben ik blij dat hij niet ‘papa’ gebruikt, want er is maar een papa. Ik heb altijd gezegd dat Brecht zelf moet beslissen hoe hij Jan wil noemen. “Oké vake,” zegt hij dan, “maar ‘papa’ zal het niet worden hoor, want er is maar een papa en mijn papa is in de hemel.” Jan zegt dat ik meer mag babbelen over Jeroen en de laatste tijd doe ik dat ook. Zij hebben elkaar niet gekend. Dat houdt me soms tegen om over Jeroen te praten, maar natuurlijk leert Jan hem ook kennen doordat ik over hem praat. Daarnaast is het voor mij een signaal dat ik me niet moet inhouden, dat ik er mag en kan over praten. Dat vind ik sterk van Jan.

Onlangs gingen we wandelen met een vriendin. De kinderen waren erbij en haar zoon vroeg aan Brecht of hij een mama heeft. "Ja”, zei Brecht, “ik heb een mama, maar ze kon niet voor mij zorgen en vake en papa hebben mij dan geadopteerd." "Mis je dan je mama niet?”, vroeg dat kameraadje. Brecht reageerde onbekommerd: "Neuh, ik heb vake en Jan en dat is genoeg." Jeroen en ik waren altijd vragende partij om de mama van Brecht te ontmoeten en ook Jan zou haar graag leren kennen, maar Brecht heeft er op dit moment geen behoefte aan. Zijn rugzakje is serieus zwaar geworden, maar hij is gelukkig. Ik ben gelukkig. Het is verbazingwekkend dat dat nog kan. De vraag of en waar dat rugzakje zal doorwegen, blijft bestaan, maar dat zien we nog wel. Samen maakten we al heel wat mee, moeilijke maar ook heel veel goede momenten.

*Om privacyredenen zijn de namen van de kinderen in dit interview gewijzigd.

Tekst: Kristien Wouters, educatief medewerker

Getuigenis van een adoptievader

  • maandag 15 maart 2021 in de categorie Verhaal.

Getuigenis van een adoptievader

Eerder deze maand stuurde adoptievader Jan ons onderstaande getuigenis. Het bijwonen van de jaarlijkse panelavond in Aalst en de getuigenis van zijn zoon Tomas in de recent verschenen reeks over racisme, deden Jan dieper nadenken over zijn rol als adoptievader. Wat volgt, delen Jan en wij graag met jullie.

Drieënzeventig jaren staan er op mijn teller, de toekomst oogt bijgevolg korter dan het verleden. Met een zalige lente die zonder zorgen voorbijging en een zomer die al bij al positief verliep, zag ik mij, in de herfst van mijn aardse bestaan, vlot uitbollen naar een zachte winter zonder al te veel zorgen.

Verstand komt met de jaren wordt gezegd. Ik gaf mijzelf een ruime zeven op tien. Onlangs kreeg mijn zelfbeeld echter een flinke knauw. Ik zat vast, werd verplicht tot overleg met mezelf.

Jaren vergeefs proberen, doktersadviezen zonder resultaat en vier miskramen brachten ons bij adoptie. Ruim veertig jaar geleden waren wij niet de enigen die terechtkwamen bij ‘De Vreugdezaaiers’.

Ondertussen is er heel veel gebeurd.

De wereld heeft een ander gezicht gekregen.

Wij hebben mekaar veranderd.

Ik ben een ander mens geworden.

Onze vier kinderen groeiden op in een middenklassengezin met ‘ons moeke’ als drijvende kracht. In het proces van huwelijksontplooiing en opvoeding positioneer ik mezelf graag als ‘volger’. Bij het gebruik van deze omschrijving voeg ik daar steevast aan toe: ...maar met honderd procent inzet bij een genomen beslissing. Ondertussen vraag ik mij af of ik het mij niet te gemakkelijk gemaakt heb. Was mijn inzet voldoende? Kroop ik niet te vlot weg in mijn volgersrol? Ging ik mijn verantwoordelijkheid uit de weg?

Vandaag vraag ik mij af of dát beeld bij de kinderen is blijven hangen?

De jongen hebben het nest verlaten. Ze hebben, ieder met hun mogelijkheden, gestudeerd en ze hebben dat fantastisch gedaan. Ze hebben, met uitzondering van de oudste, een goede job en de drie jongsten hebben een gezin gesticht. Missie deels gelukt, zou je dan denken.

Van ons moeke hebben wij in 2011 afscheid moeten nemen ná haar moedige gevecht tegen kanker. De lange periode van haar ziekte heeft ze, typisch voor haar inzet, gebruikt om één en ander voor haar kroost en mij te regelen.

Ondertussen prijs ik mij gelukkig in een tweede huwelijk én met tien kleinkinderen (twee pluskinderen deden daarbij hun duit in het zakje). Ná het overlijden van ons moeke heb ik al vlug besloten (kan ik dat dan toch?) dat ik het engagement van een tweede huwelijk aankon. Aanvankelijk vonden de kinderen dat ik wat vlug van stapel liep, maar dat pad hebben ze gaandeweg verlaten.

De oudste is drieënveertig geworden. Hij heeft, in februari van vorig jaar, zijn jarenlange strijd tegen het alcoholmonster verloren. En er was méér dat zijn geestelijk welzijn verziekte. Hij heeft heel veel aandacht gevraagd én gekregen. Daar hebben de drie anderen al die jaren last van ondervonden en mogelijk minder steun door ervaren.

Het feit dat in Nederland de interlandelijke adoptie onlangs werd opgeschort, heeft de polemiek hieromtrent ook naar Vlaanderen doen overwaaien. De Standaard ging via getuigenissen en met achtergrondinfo uitgebreid in op het onderwerp.

Onze jongste zoon toonde al eerder interesse en verdiepte zich in de materie. Hij nam contact met Steunpunt Adoptie, getuigde en deelde zijn ervaring. Hij nam mij mee in zijn verhaal, wat mij deed nadenken over mijn rol in het adoptieverhaal van onze kinderen.

Ik kwam tot de conclusie dat door te weinig emotionele betrokkenheid met de kinderen, zij het waarschijnlijk moeilijk hebben gehad om hun gevoelens naar mij toe te uiten. Doordat de jongste de deur op een kier zette, bleek al vlug dat ook de twee meisjes “iets” moeilijk gezegd kregen. De gedachte dat ik, als volger, teveel aan de zijlijn was blijven staan zolang moeke er was, deed mij schrikken. Ik was overtuigd dat ik het goed had gedaan en dat het, behoudens voor de oudste, allemaal wel oké was.

Ik heb mij vergist.

Voor de kinderen is het allemaal niet zo evident, alle goede bedoelingen ten spijt.

Hoog tijd voor een luisterend oor en een uitgestoken hand.

Een bezorgde adoptievader.

Als adoptiebetrokkene ben je steeds welkom bij Steunpunt Adoptie voor individuele nazorgbegeleiding. Dit is gratis. Mail ons via nazorg@steunpuntadoptie.be of bel naar 078 15 13 27.

Racisme bij geadopteerden: Naomi vertelt

  • donderdag 29 oktober 2020 in de categorie Verhaal met de tags .

Racisme bij geadopteerden: Naomi vertelt

“Hoe was het voor jou om als persoon van kleur op te groeien in België?”

Vijf volwassen geadopteerden uit China, Haïti, India, Indonesië en Rwanda beantwoorden deze vraag voor ons. Zij vertellen in deze vijfdelige reeks over hun ervaringen met racisme en de zoektocht naar hun identiteit.

Vijf belangrijke getuigenissen die we graag met jullie delen. In dit eerste deel vertelt Naomi haar verhaal.

'In de Kempen besefte ik pas echt dat ik een zwarte huidskleur had.'

Ik was vier - officieus zes - toen ik in België aankwam. Zelf weet ik het niet meer zo goed, maar mijn moeder vertelde dat ik het uitschreeuwde van angst toen ik uit het vliegtuig stapte. Ik ben geboren in Rwanda en zag hier plots allemaal witte mensen. Dat kende ik niet. Na een tijdje werd ik het uiteraard gewoon. Ik werd omgeven door witte oma’s, opa’s, tantes, neven en nichten. Wij woonden in Borgerhout, dus op straat zag ik wel zwarte en Marokkaanse mensen. Op dat vlak heb ik geluk gehad, dat ik niet de enige zwarte persoon was.

Na vier jaar in Antwerpen zijn we verhuisd naar de Kempen. Daar besefte ik pas echt dat ik zwart was. In de supermarkt staarden mensen me aan alsof ik een attractie was. Dat had ik in Antwerpen nog nooit meegemaakt. Onze overburen adopteerden twee zwarte kindjes en het eerste wat ik dacht, was: ocharme die kindjes! Misschien was het voor hen anders: hun familie was daar geboren en getogen en zij kenden veel mensen. Wij waren de buitenbeentjes van ‘t stad en pasten niet in de dorpsmentaliteit. Na vijf jaar zei ik tegen mijn mama dat ik het niet meer aankon en verhuisden we terug naar Antwerpen.

'Racisme in België is eerder subtiel en daardoor moeilijk hard te maken.'

In de jeugdbeweging en op school was er racisme, maar het was niet ‘in-your-face’. Racisme in België is eerder subtiel. Ik noem het ‘microracisme’. Het is moeilijk hard te maken. Zo kan ik mij herinneren dat ik in de jeugdbeweging eens niet mocht meespelen, omdat er zogezegd niet genoeg plaatsen waren, terwijl ze andere kinderen wel toelieten in de groep. Op school werd ik 'aap' genoemd of men maakte aapgeluidjes als ik voorbij kwam, maar dat was niet elke dag.

In het begin had ik niet door dat het racisme was. Ik voelde me er slecht door, maar deed alsof ik het niet hoorde. Of ik maakte mezelf wijs dat ik het me had ingebeeld. Dat heeft ook te maken met het feit dat mijn moeder niet geloofde dat racisme nog bestond. Ik hoor nog van andere adoptiekinderen dat hun ouders hen niet geloofden of zeiden dat het zo waarschijnlijk niet bedoeld was.

'Het zit toch niet allemaal tussen mijn oren.'

Het heeft ervoor gezorgd dat ik heel veel emoties opkropte. Voor de buitenwereld leek het alsof alles altijd heel goed ging met mij. Ik was een sociaal kind dat met iedereen praatte, maar ik voelde me niet begrepen in mijn jeugd. Ik was altijd omgeven door mensen met een andere huidskleur dan ik en kende niemand die hetzelfde had en meemaakte. Ik voelde me vaak heel eenzaam, maar de buitenwereld zag dat niet. Tot nu.

Het is pas nu dat ik steun gevonden heb, omdat ik meer zwarte vrienden heb. Geadopteerde en niet-geadopteerde vrienden. Zij ervaarden gelijkaardige dingen en zijn voor mij een bevestiging dat het toch niet allemaal tussen mijn oren zit. Dat doet veel.

Met mijn witte vrienden praat ik er minder over. Ze kunnen wel een luisterend oor zijn, maar adviezen of ervaringen delen gaat niet. Ik wil ook niet dat ze me iets kwalijk nemen. Soms zegt of doet één persoon één keer iets racistisch. Dat wil ik kunnen delen zonder dat ik daarmee bedoel dat alle mensen zo zijn en ze zich aangevallen voelen.

'Ik merk dat mijn adoptie me voordeel oplevert en dat wil ik niet.'

Huren is altijd een gedoe. Ik kreeg al vragen zoals: “Met hoeveel man ga je hier wonen?”, terwijl ik een 1-slaapkamer appartement bezocht. Tegenwoordig neem ik steeds een witte vriend of vriendin mee, want anders krijg ik het niet. Via de telefoon horen mensen niet dat ik zwart bent, dus bij een ontmoeting zie ik vaak verbazing. Ofwel voelen ze zich beetgenomen ofwel zijn ze positief verwonderd en volgt het zinnetje: “Jij praat zo mooi Nederlands?” Dat zinnetje kan ik niet meer uitstaan. Eerder wilde ik iets huren in Brussel en de verhuurster begreep niet waarom ik niet goed Frans sprak. Zwarte mensen spreken toch allemaal Frans?

Een vriendin zei dat ik had moeten zeggen dat ik geadopteerd was, want dan had ze het begrepen. Maar wat begreep ze dan? Dat ik Belgisch was, dat ik goed opgevoed was, dat ik de taal ken …? Dat is hetzelfde als wit privilege. Het is adoptieprivilege: je gebruikt je adoptie om ergens binnen te geraken. Ik merk dat mijn adoptie me voordeel oplevert en dat wil ik niet. Witte mensen gebruiken onbewust witte privileges. Als ik dat aan hen wil duidelijk maken, moet ik eerlijk zijn en dat niet zelf gebruiken met mijn adoptie. Ik zeg dus nooit spontaan dat ik geadopteerd ben. Als ze het vragen, vertel ik het uiteraard. Ik schaam me er niet voor, maar ik zou niet weten waarom ik het spontaan zou zeggen. Het maakt geen deel uit van mijn identiteit. Het is mijn gezinssituatie, maar het is niet wie ik ben.

'Als we het oplossen voor zwarte mensen, raakt het opgelost voor alle anderen.'

Ik ben heel graag in Brussel, omdat ik het multiculturele er heel hard voel. Mensen van verschillende groepen en nationaliteiten komen er bij elkaar, gaan naar dezelfde cafés. Veel meer dan bijvoorbeeld in Antwerpen. Ik ben dan ook naar de Black Lives Matter manifestatie in Brussel gegaan. Door corona was dat met een dubbel gevoel, maar ik vond het wel belangrijk om aanwezig te zijn.

Door de BLM-beweging in de Verenigde Staten beseften zwarte mensen over heel de wereld dat het misschien ook tijd was om voor hun rechten op te komen in het land waar zij wonen. Wat die rechten zijn, is verschillend van land tot land. Uiteraard is elk mensenleven belangrijk. Polen, Marokkanen, Cubanen … Zij ondervinden allemaal hetzelfde probleem op de huurmarkt. Als we dit probleem oplossen voor zwarte mensen, raakt dit ook opgelost voor alle anderen.

'Neem de emoties van je kind serieus, ongeacht of het om racisme gaat of niet.'

Tegen mijn jongere zelf zou ik zeggen: praat erover en negeer die emoties niet. Wat je voelt, is echt. Het is ook belangrijk dat adoptieouders dat erkennen. Als er iets mis is, gaat een kind naar diegene die hij vertrouwt en waar hij zich veilig voelt. Dat zijn de ouders. Als zij het kind vervolgens niet geloven of serieus nemen, dan riskeer je dat het kind het aan niemand meer vertelt. Degenen die naar jou zouden moeten luisteren, doen het tenslotte niet. Neem de emoties van je kind dus serieus, ongeacht of je vindt dat het om racisme gaat of niet.

Ik probeer mijn hoofd recht te houden en er sterker uit te komen, maar eigenlijk wil ik niet sterker worden. Als ik sterker word, dan wil ik van iets anders sterker worden, niet van racisme. In 2017 ben ik Shake The Frame gestart. Dat zat al langer in mijn hoofd. Ik interview er artiesten en ondernemers van de Afrikaanse diaspora in Europa. De Verenigde Staten hebben Beyoncé. Welk talent hebben wij? Ondertussen besef ik dat ik evenveel recht heb om in een ruimte te staan en dat mijn stem ook belangrijk is. Dat lijkt logisch, maar het heeft toch lang geduurd om dat te beseffen.

Je vindt alle getuigenissen uit de reeks in deze verhalenbundel.

Kim Renuka: zoektocht omgezet naar woord en muziek

  • maandag 19 november 2018 in de categorie Verhaal.

Kim Renuka: zoektocht omgezet naar woord en muziek

Kim Renuka Van kuyk is auteur en singer-songwriter. Haar boek Shanti verovert kinderharten en haar muziek weerspiegelt de zoektocht die ze aflegde naar zelfaanvaarding.

‘Het was niet mijn bedoeling een boek over adoptie te schrijven’, begint Kim Renuka haar verhaal. ‘Ik schreef het relaas van Shanti neer als herinnering aan de reis naar Thailand die ik met mijn zoontje Jesse maakte. Daar bezochten we Elephants World, een plek waar olifanten opgevangen en verzorgd worden. We leerden er Shanti kennen, een babyweesolifantje. Om die mooie ervaring vast te houden, schreef ik er een liedje over voor Jesse.’
‘Maar het schrijven van dat lied deed me zoveel deugd. Ik voelde meteen dat ik er verder mee aan de slag moest gaan. Ik nam het lied op, kwam heel toevallig de juiste illustrator tegen, en met de steun en het geloof van een investeerder kon ik het boek in eigen beheer uitbrengen. 

‘Waarom het verhaal van Shanti me zo raakte? Omdat het ook mijn verhaal was. Toen Shanti aankwam in Elephants World, werd ze niet aanvaard door de andere olifanten. Pas nadat ze haar eigen angsten overwon en haar gevoel van eigenwaarde terugvond, vond ze haar plekje. De andere olifanten namen haar op in hun familie.’ 

Lange weg naar zelfaanvaarding

‘Ook ik legde een lange weg af naar zelfaanvaarding. Ik ontdek nog elke dag wie ik eigenlijk ben. Bij mijn geboorte in India kreeg ik de naam Renuka. De eerste maanden van mijn leven bracht ik door in een weeshuis in Mumbai (Bombay). Toen ik één jaar was, adopteerde een Belgische familie me. Vanaf dat moment ging ik als Kim Van kuyk door het leven. Mijn Indiase identiteit werd als het ware weggeveegd. Bij het boek Shanti gebruikte ik voor het eerst opnieuw mijn Indische naam.’

'Ik leerde stap voor stap de pijn toe te laten' 
Kim Renuka

‘Pas toen ik intensief aan het verhaal van Shanti werkte, ontdekte ik de leegte en de pijn die in mij zat en leerde ik stapje voor stapje die pijn toe te laten. Ik denk dat geadopteerden zich enorm afsluiten van hun ware gevoelens. We kiezen er onbewust voor om de pijn van de afwijzing, van het zich niet gewenst voelen, af te blokken. Soms tot in het extreme: dan doen we er alles aan om toch maar graag gezien te worden, om de mensen rond ons te plezieren. Op die manier cijferen we onszelf helemaal weg. Mijn zoontje hielp me ook hier om tot inzicht te komen. Zo vroeg hij op een dag mama, moet ik ook ingenieur worden en elke dag ongelukkig zijn zoals jou of mag ik later doen wat ik graag doe en misschien wat minder geld verdienen? Dat kwam hard aan, maar hij had gelijk. Ik heb 15 jaar als ingenieur gewerkt omdat ik dacht dat dit van mij verwacht werd. En omdat ik daardoor vooral niet te veel moest voelen.’

Je eigen kracht ontdekken

‘Vandaag vind ik het belangrijk dat we als geadopteerden onze gevoelens durven toelaten. Alleen zo kunnen we de pijn verwerken en onze kracht ontdekken. Dat heb ik de afgelopen jaren gedaan. Wat je hebt meegemaakt, kan je niet meer veranderen. Maar hoe je ermee omgaat wel. Ik ben me nu meer bewust van mijn noden en vul die zelf op. Ik verwacht niet meer van anderen dat zij dat doen om hen daarna te verwijten dat ze daar niet in slagen. Het oké is om pijn te voelen, en we moeten zelf verantwoordelijkheid dragen voor ons eigen gedrag. Enkel door zelfkennis, zelfaanvaarding en te worden wie we binnenin zijn, kunnen we trouw blijven aan onszelf. En ons vanuit onze authenticiteit en onze unieke persoonlijkheid in de wereld zetten. Door anderen de schuld te geven voor de pijn die je zelf voelt, blijf je vluchten van de essentie, en die is helemaal in je eigen kracht gaan staan. In dagdagelijkse situaties wordt die oerpijn van verlaten en verwaarloosd te zijn geweest getriggerd. In plaats van te vingerwijzen naar een ander moeten we onze eigen verantwoordelijkheid opnemen en uit de slachtofferrol stappen. Vandaag draag ik mijn eigen pijn, die ik heb opgedaan als baby toen ik werd afgestaan bij mijn geboorte, en leg ik dat niet meer bij een ander. Zo ontwikkel ik draagkracht om op te komen voor mezelf, voor wie ik ben, en wat ik wil manifesteren in deze wereld. In het boek toont Shanti haar verdriet en pijn. Ze wordt geconfronteerd met afwijzing en haar lage eigenwaarde. Doordat Raja in haar gelooft, helpt hij haar om haar angsten dapper onder ogen te durven komen, waardoor ze de kracht vindt om helemaal zichzelf te durven zijn. Zo verandert haar leven en wordt haar grootste droom waar: ze vindt haar thuis in de liefdevolle koestering van de drie olifantenmama’s. Conclusie: geloof in wie je bent, zo worden al je dromen waar.'

Leer Kim Renuka, haar boek en haar muziek nog beter kennen

 

a-Buddy? Een geadopteerde vertelt ons waarom

a-Buddy? Een geadopteerde vertelt ons waarom

Ik weet wat de vragen van geadopteerd zijn inhouden. Ik heb het ten slotte allemaal zelf meegemaakt: waarom werd ik afgestaan? Waarom kwam ik net bij mijn ouders terecht? Welke invloed heeft de adoptie op mij gehad? Hoe heeft het mij gevormd? ... De weg die ik afgelegd heb om te komen waar ik nu sta, is lang geweest: moeilijk en met heel veel vallen en opstaan.

Ik ben er rotsvast van overtuigd dat wij de theorie en vooral de praktijk beter begrijpen dan wie dan ook. Wij zijn ervaringsdeskundigen; wij weten wat het is om geadopteerd te zijn. Waar anderen enkel begrip kunnen tonen en opbrengen, begrijpen wij wat het is, inhoudt, en met zich meebrengt. Daarom doe ik mee aan a-Buddy, daarom wil ik buddy worden. Een luisterend oor, een steun en toeverlaat, een buddy zijn voor een andere geadopteerde. Ik wil worden wat voor mij erg helpend zou geweest zijn toen ik tegen alles aanbotste. En daarom geloof ik in dit project. 

Buddy A. 

a-Buddy is in volle ontwikkeling en het is nog even aftellen naar de lancering. Ben je benieuwd?  Kruis alvast eind september aan op de kalender. Wij tellen alvast af naar de lancering. 

(Wat is a-Buddy nu ook alweer? Hier kun je alvast even het geheugen opfrissen :-). )