Contacteer ons of spring binnen op Raas van Gaverestraat 67b in Gent.

Ontdek onze groepsbegeleidingen, en evenementen.

Het laatste nieuws en interessantste weetjes over de wereld van adoptie.

Ontdek een hulpverlener bij jou in de buurt via deze handige adoptiekaart.

Interessant nieuws & boeiende blogartikels

15 vragen aan Marthe: mama van dochter Yentl

  • donderdag 15 februari 2024 in de categorie Interview.

15 vragen aan Marthe: mama van dochter Yentl

Marthe is bewust alleenstaande mama van Yentl*. Yentl is 4 jaar en binnenlands geadopteerd. Hoe kijkt Marthe naar ouderschap en opvoeden?

1. Dag Marthe, hoe zou jij jouw gezin en jouw dochter omschrijven?

Als warm en liefdevol met veel affectie. Yentl is lief, vrolijk, empathisch en ook pittig. Ze weet goed wat ze wil. Volgens mij denkt ze vaak: we zijn hier maar met twee, dus waarom mag jij altijd de baas zijn? (lacht)

2. Hoe heb jij de stap naar het ouderschap ervaren?

Het was een lang proces van zeven jaar. Toch kwam het telefoontje van Adoptiehuis heel plots. Dezelfde avond mocht ik naar Yentl gaan kijken op de neonatologie, waar ze al enkele dagen was. Twee dagen erna was ze bij mij.

Toen ik Yentl voor het eerst zag, had ik niet onmiddellijk het gevoel dat zij mijn kind was. Mijn eerste reactie was eigenlijk: wat erg, nu lig jij hier helemaal alleen. Ik vond dat zo triest en wou mij over haar ontfermen. Achteraf vernam ik dat haar familie elke dag op bezoek kwam.

Mama worden was een groeiproces. Toen Yentl ouder werd en ik mij voor het eerst kwaad moest maken op haar, vond ik dat moeilijk. Ik heb haar moeder ontmoet en dacht: hoe gaat haar moeder zich voelen als zij weet dat iemand anders kwaad wordt op haar kind? Zij had Yentl aan mij toevertrouwd, dus ik had schrik dat ik haar moeder daarmee pijn zou doen.

3. Als je terugdenkt aan die eerste periode, hoe voelde je je toen?

Het moeilijkste in die beginperiode was de vermoeidheid. Yentl had last van krampjes en reflux. Ze weende veel en was toen al een vinnig kind. Ik werk in de zorg, dus de zorgtaken waren niet nieuw voor mij, maar ook het huishouden moest gebeuren. De eerste week bleek mijn wasmachine stuk, help! Ik ontdekte toen dat ik in aanmerking kwam voor kraamzorg. Dat was een grote hulp.

Yentl is een alert kind en begon heel snel op mij te reageren. Ze was hier een week toen mijn moeder haar pamper ververste. Ik kwam erbij staan, Yentl hoorde mijn stem en draaide meteen haar hoofd.

Yentl zat vanaf het begin heel erg graag in de draagzak. Dat zorgde letterlijk en figuurlijk voor binding. ’s Avonds na haar flesje viel zij op mijn buik in slaap. Vanuit mijn opleiding werd er gezegd: “Een kind valt niet in slaap op de arm, maar in bed”, maar vanaf dag een was dat ons momentje.

4. Hoe heb je de stap naar het ouderschap ervaren zonder partner?

Ik koos daar bewust voor. Niet om alleenstaand te zijn, maar wel om alleenstaande moeder te worden.

Het feit dat ik het alleen doe, heeft voor- en nadelen. Ik vind het soms jammer dat ik bepaalde dingen niet kan delen, vooral de leuke dingen en het zorgen voor Yentl. Ik kom uit een groot gezin en dacht altijd dat ik zelf een groot gezin zou hebben, maar de omstandigheden zijn zoals ze zijn en ik wil daar niet over klagen.

Toen mijn omgeving eenmaal wist dat ik met de adoptieprocedure bezig was, kreeg ik regelmatig de vraag: waarom geen IVF? Maar dat trok mij niet aan. Voor mij gaat het om de zorg voor een kind.

In mijn job zie ik regelmatig eenoudergezinnen, bewust of onbewust, en ik zie dat dat lukt. Ook mijn grootmoeder werd vroeg weduwe en zorgde alleen voor vier kinderen. Zulke voorbeelden in mijn omgeving stelden mij gerust in mijn beslissing om de adoptieprocedure alleen te doorlopen.

5. Kreeg je veel steun?

Ja, ik kon rekenen op mijn ouders, mijn zus die af en toe bleef slapen, een broer die vlakbij woont … Heel veel vrienden brachten kraamkost mee en ik kreeg een massa aan babyspullen. Binnen de week had ik een spijlbedje, een Maxi-Cosi, een buggy, een reiswieg en stapels kinderkleding …

De meter van Yentl is een van mijn beste vriendinnen. Zij vangt Yentl elke dinsdagochtend op, omdat ik dan vroeg start met werk. Haar zoon en Yentl zijn als broer en zus. De vriend die mij ooit vroeg of adoptie niets voor mij was, is peter.

Ook mijn collega’s waren en zijn heel steunend. Toen ik nog niet zo lang opnieuw aan het werk was, sukkelde Yentl van de ene infectie in de andere. Ik was oververmoeid. Een collega bood spontaan aan: “Vanavond kom ik en zorg ik een nacht voor Yentl.”

Als er met mij iets gebeurt, is het heel belangrijk dat Yentl goed wordt opgevangen. Ik kan daarvoor rekenen op mijn familie. We hebben dat via notariële akte geregeld.

6. Elke ouder heeft verwachtingen of dromen over het ouderschap. Voelde jij je zoals je verwacht had of liep dat anders?

Yentl, haar moeder en ik hebben een aantal gedeelde interesses. Dat is fijn. Natuurlijk zijn er ook dingen die anders zijn. Ik lees heel graag en Yentl houdt niet van boeken. Enkel het verhaaltje voor het slapengaan vindt ze leuk, maar dat is meer voor de gezelligheid en om het slapen uit te stellen. Verder kom ik uit een heel muzikale familie en Yentl zingt de hele dag door, maar zo vals als een kat. (lacht)

Natuurlijk, het is niet omdat jij een bepaald talent hebt dat je dat doorgeeft. Yentl heeft alleen wat meer energie dan dat ik me had ingebeeld en ze doet graag haar eigen zin. Dat is deels de leeftijd, maar dat maakt het niet altijd gemakkelijk.

7. Heb jij professionele ondersteuning gevonden of gemist in die eerste periode?

Kraamhulp was een hele grote hulp. Ik wist pas na een maand dat ik daar recht op had, dus dat moet zeker verteld worden aan kandidaat-adoptieouders. Ik heb ook poetshulp ingeschakeld, maar andere professionele hulp heb ik niet gemist.

Onlangs contacteerde ik wel een psycholoog, omdat Yentl in de laatste vakantieperiode veel woedebuien had. Ik heb geen partner, maar wel behoefte aan een klankbord, iemand die Yentl objectief kan leren kennen, met wie ik zaken kan aftoetsen of die me feedback kan geven als ouder. We staan nu op de wachtlijst.

8. Wat zijn kwaliteiten van jou en je dochter die helpen om de ouder te zijn die je wil zijn?

Ik denk dat ik feeling heb om met kinderen om te gaan en mij in hun leefwereld te verplaatsen. Ik probeer mij in te beelden waarom Yentl zich zo voelt en daar taal aan te geven. Ik was de oudste in onze familie en al van kleins af aan wist ik dat ik later iets met kinderen wou doen. Mijn achtergrond in de zorg helpt nu bij de opvoeding.

Yentl is heel affectief. Zij vraagt en geeft heel veel warmte en liefde. Ze weet heel goed dat ze geadopteerd is en ik vertel haar over haar biologische moeder. Soms vraagt ze of ik haar mama ben. Dan zeg ik: “Nee, ik ben jouw papa.” Dan moet ze vreselijk lachen. Of ik antwoord: “Ja, ik ben jouw mama, van jou alleen en van niemand anders.” En dan hoor ik dat ze me herhaalt of zelf vraagt: “Jij bent mijn mama, alleen van mij en van niemand anders hé?” Zulke dingen geeft zij mij … Het is heel dankbaar om moeder van zo’n kind te zijn.

9. Omgekeerd, welke kenmerken bij jou en je dochter zorgen ervoor dat je niet altijd de ouder bent die je zou willen zijn?

Als Yentl het varken uithangt of weigert om aan tafel te komen of mijn gsm weggooit, omdat ze niet naar tv mag kijken, dan kan ik echt kwaad worden. Vorige week wou ze een chocolaatje, maar ze moest van mij eerst haar druiven opeten. Dan vroeg ze: “Wie ben jij om te zeggen dat ik mijn druiven moet opeten?” Taal is nooit haar sterkste punt geweest, maar sinds dit schooljaar heeft ze veel sneller een antwoord klaar. Grenzen aftoetsen en alles zelf willen doen, dat maakt het soms lastig. Ik zei het ook al tegen de medewerkers van Adoptiehuis: “Yentl is een godsgeschenk waar ik grijs haar van krijg.” (lacht)

10. Ouders zijn er in alle soorten en maten, maar als jouw situatie anders is dan wat je vaak rondom je ziet, dan kan dat vragen oproepen. Ervaar je in je ouderschap dat je zogezegd ‘anders’ bent dan andere ouders?

Tgoh, ik heb het geluk om een diverse familie- en vriendenkring te hebben. In onze dichte omgeving zijn verschillende gezinssituaties geen taboe. Yentl weet dat er verschillende soorten gezinnen zijn en we praten daar ook over. Ook in de crèche en op school zijn ze daar altijd op een goede manier mee omgegaan. Yentl heeft al periodes gehad waar ze veel naar haar vader vraagt. Ze weet dat ze een papa heeft, maar hij is ongekend. Ze fantaseert dan enorm over haar papa en dat mag.

11. Welke plaats neemt de ouderrol in jouw leven in?

Het moederschap staat op een gedeelde eerste plaats met mijn werk, denk ik. Werken moet financieel gezien, maar het is voor een groot stuk ook mijn sociaal leven.

Om beide rollen beter te combineren, neem ik momenteel tijdskrediet. Ik heb een halve dag per week vrij die gevuld wordt met boodschappen doen, strijken, naar het containerpark gaan … En als er geen superdringende zaken zijn durf ik mij al eens in de zetel te leggen. Dan zet ik mijn wekker een uur later en dan heb ik een uurtje voor mezelf gehad.

12. Hoe heb jij jouw opvoeding ervaren en wat wil je anders doen?

Mijn moeder heeft ons opgevoed met de beste bedoelingen en grootste liefde, maar ze was vrij streng. Complimenten gaf ze niet vanuit het idee dat we de lat dan hoger zouden leggen. Dat gebrek aan bevestiging heeft lang aan mijn zelfvertrouwen geknaagd, maar ik verwijt het haar niet. Ze verloor haar vader op jonge leeftijd en moest als oudste dochter de touwtjes in handen nemen, maar ik probeer het zelf wel anders te doen.

Daarnaast was er bij ons thuis ook geen cultuur van praten over emoties en heb ik wel fysieke affectie gemist. We waren met vijf kinderen thuis en ik was de oudste. De schoot was nooit vrij voor mij, want er was altijd een jongere die er meer nood aan had. Gezellig samen dingen doen, knuffelen in de zetel, samen spelen, praten over gevoelens … Daar probeer ik aandacht aan te geven bij Yentl.

13. Wat wil je graag behouden uit je eigen opvoeding?

Mijn ouders waren cultureel heel betrokken. Wij mochten sporten en gingen naar de muziekschool. Wij kregen huisdieren, want we hadden een hele grote tuin. Dat laatste kan ik Yentl niet geven in de stad en broers en zussen helaas ook niet, maar die brede, open opvoeding wil ik haar ook bieden.

Daarnaast zijn familiebanden bij ons heel belangrijk. Dat wil ik haar ook meegeven, inclusief de band met haar biologische familie.

14. Ben je bewust bezig met de manier waarop je Yentl opvoedt?

Ja, toch wel. Ik wil Yentl veel zelfvertrouwen en respect voor anderen meegeven. Ook wil ik haar een hele stevige basis meegeven: een gevoel van veiligheid, vertrouwen en weten dat alles besproken kan worden. Op een bepaald moment zal Yentl haar volledige adoptieverhaal kennen en die stevige basis zal nodig zijn.

15. Op social media zie je vaak enkel de leuke momenten. Dat kan voor druk zorgen bij ouders. Ervaar jij soms druk om de perfecte mama te zijn?

Nee, totaal niet. Ik zag in mijn job al zo veel kinderen met hun ouders, waardoor ik vlot kan relativeren. Ik wil het goed doen voor Yentl op een manier die voor mij goed voelt en waarvan ik denk dat het voor haar ook goed is. Dat staat los van sociale media.

Dit interview vond plaats in het kader van het belevingsonderzoek van EXPOO rond ‘ouderschap in een diverse samenleving’. Steunpunt Adoptie werkte hieraan mee door verschillende adoptieouders te interviewen.

*Om privacyredenen werden de namen in dit interview gewijzigd.

Interview: Kristina Van Remoortel, educatief & nazorgmedewerker
Tekst: Kristien Wouters, stafmedewerker

Het Afstammingscentrum: een update

  • vrijdag 19 januari 2024 in de categorie Interview.

Het Afstammingscentrum: een update

Dit artikel verscheen eerder in het VAG magazine.

Het Afstammingscentrum: dag in dag uit werkt hun team rond ontzettend uiteenlopende afstammingsvragen.  Na de oprichting van het centrum op 1 april 2021 zitten we opnieuw rond de tafel met Joyce Bex en Katrien Govaert, twee trajectbegeleiders, en blikken we terug.

Voor degenen die nu voor de eerste keer over het Afstammingscentrum lezen: wat moeten ze weten? 

Katrien: Het Afstammingscentrum is opgericht en gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid. Iedereen wiens juridische verwantschap niet gelijk staat aan de biologische verwantschap kan met afstammingsvragen bij ons terecht.

We ondersteunen bij zoektochten naar verwanten, maar ook wanneer gevonden wordt, blijven we ondersteunen in het contact en kunnen we bemiddelen. Soms zijn mensen bijvoorbeeld niet op de hoogte van het bestaan van onze cliënt. Dan veroorzaakt dat wel een redelijke schok. Ook die mensen moeten dan een stuk opgevangen worden om hun verhaal te kunnen doen, vooraleer ze over de brug kunnen komen naar de vragen van de cliënt toe. Mensen die niet op zoek willen gaan naar verwanten, maar louter hun (adoptie)dossier willen opvragen of inkijken, kunnen ook bij ons terecht. 

Joyce: Samengevat zijn er drie luiken binnen onze werking. Eerst is er het informeren en sensibiliseren over afstammingsvragen. Daarnaast zijn er de individuele trajecten met psychosociale ondersteuning. Hierbinnen valt o.a. het opvragen van (adoptie)dossiers, het opstarten van zoektochten en bemiddeling zoals Katrien vertelde. Het derde, en laatste luik, is de expertisepoot. Hierin hebben we de opdracht om informatie over en kennis rond afstammingsvragen toegankelijker te maken. Momenteel wordt deze opdracht met de beperkte financiële middelen ingevuld, bijvoorbeeld via onze website. We hopen uiteraard dat deze opdracht op lange termijn specifieker kan worden uitgewerkt.

Waarom werd het initieel opgericht?

Joyce: Heel concreet kwam het oprichtingsdecreet er op 26 april 2019 naar aanleiding van het expertenpanel rond gedwongen adopties. Geadopteerden, donorkinderen en metissen van de (Belgische) kolonisatie eisen sinds lang meer openheid en toegang tot informatie over hun herkomst en hun adoptie, donorconceptie, verplaatsing vanuit de Belgische koloniën. Met de oprichting van het Afstammingscentrum heeft de Vlaamse overheid op deze vraag willen antwoorden.

Het Afstammingscentrum is vrij uniek. Niet alleen in België, maar ook internationaal. We merken dat er niet echt een centrum bestaat dat alle doelgroepen verwelkomt die wij verwelkomen. In het buitenland bestaan er wel centra specifiek voor donorkinderen of geadopteerden. Bovendien ondersteunt het Afstammingscentrum ook personen die niet binnen deze doelgroepen vallen, maar wel vragen hebben van wie ze afstammen doordat de juridische en genetische verwantschapsbanden niet overeenkomen.

Zijn er sinds jullie bestaan veranderingen binnen het centrum gebeurd?

Katrien: De krijtlijnen van onze werking waren al grotendeels uitgezet door de Stuurgroep van het Afstammingscentrum, waarin leden van onze doelgroepen zetelden. Momenteel is diezelfde stuurgroep van vorm veranderd en zijn ook personen met expertise op deze onderwerpen lid. Zij bepalen mee de inhoudelijke koers van het Afstammingscentrum.

In het eerste jaar startten we met een team van vier personen en zijn we volop bezig geweest met te verkennen hoe een begeleiding er moet uitzien. We werkten aan een stappenplan: een intern document om de diversiteit aan vragen op een uniforme manier op te vangen en behandelen. Dat stappenplan was er al vanaf het begin, opgemaakt door de Stuurgroep, maar we hebben dat in het eerste jaar in grote mate verfijnd. In het stappenplan laten we ook de mogelijkheid om zoveel mogelijk op maat te werken: het maximum aantal gesprekken ligt niet vast, we kunnen bij ons op kantoor of online afspreken en in de frequentie van de gesprekken volgen we het tempo van de cliënt.

Joyce: Er zijn niet alleen veranderingen binnen het centrum, maar ook daarbuiten. In het begin kende niemand het Afstammingscentrum of de bedoeling ervan. Daarom investeerden we de voorbije twee jaar enorm veel tijd in netwerken, kennismaken met diverse organisaties en instanties en personen in overheidsinstellingen. Ook nu zijn we nog altijd actief bezig met het uitbreiden van ons netwerk. Zeker op internationaal vlak is dat heel belangrijk, bijvoorbeeld wanneer wij met (adoptie)diensten in herkomstlanden contact opnemen om een adoptiedossier op te vragen of omgekeerd.

Wat zijn enkele misvattingen die mensen hebben over het Afstammingscentrum?

Joyce: Dat wij de privacy van mensen schenden.

Katrien: Inderdaad, wij gaan niet zomaar aan de deur van mensen staan. Bij het leggen van contact met de gezochte persoon schrijven we een eerste brief. Hierin geven we de identiteit van de zoeker, onze cliënt, niet prijs. Het is een brief waarin we vragen om ons te contacteren omdat ze mogelijk kunnen helpen bij de zoektocht van een client. We spreken altijd heel goed af met onze cliënt over wat er wel en niet mag prijsgegeven worden. Maar ook omgekeerd. Van zodra wij contact hebben met iemand of iemand contact opneemt met ons, omdat we die een brief geschreven hebben, spreken wij heel goed af hoe die informatieoverdracht zal gebeuren.

Joyce: Door een brief te gebruiken proberen we de gezochte persoon ook voldoende afstand en tijd te geven om wel of niet te reageren. Stel dat die persoon niet reageert, dan wachten we minimum een maand voordat we een tweede brief sturen waarin we iets meer prijsgeven over de cliënt (naam en geboortedatum). We sturen maximum een derde brief, maar daarna stopt het ook langs onze kant, omwille van die privacy.

Katrien: En wanneer iemand reageert met de boodschap dat die er niets mee te maken wil hebben, dan proberen we te achterhalen wat de betekenis daarvan is. Maar we gaan niet pushen of bruuskeren. Op het moment dat die persoon aangeeft er niet op in te willen gaan of die reageert niet, dan stopt het ook voor ons.

Op welke manier zijn de soort vragen die jullie ontvangen de voorbije jaren veranderd?

Joyce: Officieel, bij de start, waren onze doelgroepen binnenlands en transnationaal geadopteerden, donorkinderen en metissen van de kolonisatie. We merkten echter al vrij snel dat er een grote, andere groep is van mensen die tijdens hun leven geconfronteerd worden met familiegeheimen, bijvoorbeeld: “Blijkbaar is mijn vader niet degene waarvan ik dacht dat hij mijn vader is”. De grootste groep is nog altijd die van de transnationaal geadopteerden, maar in verhouding met de andere vragen, merken we dat er heel veel vragen rond familiegeheimen zijn.

Katrien: Het maatschappelijk beeld op afstammingsvragen verandert ook: van het problematiseren van afstammings- en zoekvragen, naar het normaliseren ervan. Steeds meer en meer mensen beginnen te begrijpen dat dit geen probleem is, dat dit zeer normale vragen zijn en dat kennis daarover tot het recht van een persoon behoort. Gelukkig.

Op welke realisaties zijn jullie echt trots?

Joyce: Ik ben er trots op dat we bijdragen aan die verschuivingen binnen het maatschappelijk beeld, wat Katrien zonet vertelde, waarbij het kennen van je herkomst wel degelijk van belang is bij het vormen van je eigen identiteit. Het Afstammingscentrum heeft ondertussen ook wel naam gemaakt, denk ik. Van zodra er een thema rond afstamming of verwantschap aan bod komt in de media, worden we gecontacteerd. Recent werden we bijvoorbeeld door de VRT gecontacteerd om onze mening over de donoranonimiteit te delen.

Katrien: Voor mij is het nog iedere keer echt groot feest als we iemand vinden. Ik leef heel hard mee en ben blij in de plaats van de cliënt wanneer die een verwante vindt. Soms kunnen we door niet zo veel tussenkomst echt iets betekenen in een belangrijk aspect van iemands leven.

Joyce: Ik ben ook wel trots op onze cliënten. Het is zo’n grote stap om naar het Afstammingscentrum te komen. De grootste groep die naar hier komt zijn volwassenen, mensen die al lang met vragen zitten. Zij groeiden vaak op met de gedachte: “ik mag geen vragen stellen over mijn herkomst, want dan ben ik ondankbaar”. Wij ondersteunen en geven erkenning aan deze vragen. Uiteraard verwijzen we ook door als dat nodig is of als die persoon dat zelf wil.

Het Afstammingscentrum kreeg voor de periode 2023-2024 extra projectsubsidies. Waar zetten jullie op in?

Katrien: Twee nieuwe trajectbegeleiders, waardoor ons team nu in totaal met zes is.

We kregen heel veel aanmeldingen op korte tijd. Op een bepaald moment waren het er tien per week. Zo’n toestroom konden we niet bolwerken. Jammer genoeg voerden we daarom vanaf de zomer 2022 een wachtlijst in. Dat is geen pretje. Mensen zijn soms al jarenlang met dat proces bezig. Aan hen zeggen dat ze nog een paar maanden moeten wachten, doe je liever niet. Vanaf het moment waarop iemand die vraag stelt, moet je eigenlijk kunnen ondersteunen.

Met de extra projectsubsidie wierven we dus twee trajectbegeleiders van 80% aan. Onze nieuwe collega’s zijn erin gevlogen en zijn ondertussen goed op dreef. Met hen erbij hebben we in ons team van trajectbegeleiders verschillende achtergronden: sociale wetenschappen, psychologie en orthopedagogiek.

Mijn laatste vraag is: wat hopen jullie nog te bereiken en hoe zijn jullie van plan om dat te bereiken?

Katrien: Als ik echt eens mijn toverstaf mag gebruiken, dan droom ik van een heel groot Afstammingshuis, waar iedereen met gelijk welke vraag over afstamming terecht kan. Ook zonder decretale beperkingen, zoals bij het DNA-onderzoek (voor DNA-onderzoek werkt het Afstammingscentrum samen met het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid, verbonden aan het UZ Leuven. Zij onderhouden een databank waarin enkel stalen via het Afstammingscentrum kunnen opgeslagen worden met het oog op mogelijke matches tot de eerste graad, nvdr.). Ook een huis zonder financiële beperking, waarbij er steun is voor zoektochten ter plaatse of terugreizen en dergelijke meer. Ook naar donorkinderen toe, denk ik, dat er nog meer mag gebeuren.

Joyce: Ik denk dat ik het nog groter zie: ik verwacht een Afstammingscentrum of -huis in elk land. Momenteel zijn we als enig Afstammingscentrum, binnen België, gewoon nog te beperkt. Als er in elk land een centrum opgestart kan worden, kunnen we zoveel vlotter samenwerken met herkomstlanden. Het zou ook voor cliënten veiliger aanvoelen om terug te reizen naar het land van herkomst, wetende dat daar ook naar professionele ondersteuning kan worden gevraagd.

Daarbij is het niet alleen voor geadopteerden hier, maar ook voor de eerste families daar, alleen maar een win-winsituatie. Ook zij kunnen dan beroep doen op professionele ondersteuning. Hetzij qua informatie ontvangen, individuele trajecten en/of bemiddeling. Hierbij is er dan ineens ook gratis ondersteuning in de mogelijke culturele verschillen die geadopteerden uiteraard niet altijd kunnen weten. Bijkomend valt de taalbarrière weg, waardoor hoogoplopende tolkkosten kunnen worden vermeden. En nog zoveel meer…

Katrien: Eigenlijk willen we dat er op geen enkel vlak nog drempels zijn om het recht op afstammingsinformatie te waarborgen. Ik denk dat dat onze grote droom is.

Bedankt voor jullie tijd!

Bij het Afstammingscentrum kan je terecht met al je vragen over afstamming en zoektochten naar verwanten. Het centrum is alle weekdagen telefonisch beschikbaar tussen 14u en 16u op het nummer 09/277 04 43. Je kan ook mailen kan naar info@afstammingscentrum.be. Via de website www.afstammingscentrum.be kan je ook anoniem contact opnemen.

Voorbij transnationale adoptie – interview met redacteurs Sophie Withaeckx, Chiara Candaele en Atamhi Cawayu

  • woensdag 29 november 2023 in de categorie Interview.

Voorbij transnationale adoptie – interview met redacteurs Sophie Withaeckx, Chiara Candaele en Atamhi Cawayu

Vandaag (29/11/2023) verschijnt Voorbij transnationale adoptie. Een kritische en meerstemmige dialoog. Het boek bundelt 27 bijdrages die aandacht hebben voor de bredere machtsstructuren en sociaal-politieke contexten die transnationale adoptie vormgeven. Alle bijdrages zijn geschreven door geadopteerden en bondgenoten. Wij spraken met initiatiefnemers Sophie Withaeckx, Chiara Candaele en Atamhi Cawayu. Waarom is deze publicatie nodig? Hoe is het boek tot stand gekomen? En wat mogen lezers ervan verwachten? 

Kunnen jullie jezelf kort even voorstellen?

Sophie Withaeckx: Ik ben universitair docent aan Maastricht University, waar ik verbonden ben aan het departement Filosofie en lid ben van het Centre for Gender & Diversity. Zelf ben ik binnenlands geadopteerd en heb daarom, vanuit persoonlijke interesse, discussies rond adoptie vanop een afstand gevolgd.

Mijn onderzoeksinteresse werd echter gewekt toen ik me bewust werd van de systematische wantoestanden in adoptie en het stuitende gebrek aan respons op getuigenissen van geadopteerden die dergelijke wantoestanden aanklaagden. Toen ik op zoek ging naar hoe adoptie vanuit filosofisch en ethisch perspectief wordt gekaderd, stelde ik vast dat dit thema in deze disciplines nog zeer onbekend is.

Vanuit deze achtergrond ben ik dus zelf onderzoek naar adoptie beginnen te doen, waarbij ik enerzijds kijk naar hoe ethisch verantwoord (of niet) adoptie is, en ook naar hoe opvattingen rond menselijkheid een rol spelen in de manier waarop we naar geadopteerden kijken.

Chiara Candaele: Ik ben historica aan de Universiteit Antwerpen en specialiseerde me in de recente geschiedenis van het kind. Mijn doctoraat gaat over de geschiedenis van transnationale adoptie in België (1945-2000). Daarnaast ben ik wetenschappelijk medewerkster bij het Algemeen Rijksarchief waar ik onderzoek voer naar de behandeling en positie van metissen (personen met een Afrikaanse en Europese ouder) tijdens de Belgische kolonisatie van Congo, Rwanda en Burundi (1885-1962).

Atamhi Cawayu: Ik ben onderzoeker aan de Boliviaanse Katholieke Universiteit in La Paz, Bolivia. Als onderzoeker focus ik mij op adoptie en kinderbescherming in Bolivia vanuit een sociaal-wetenschappelijke lens. Voor mijn doctoraatsthesis deed ik onderzoek naar verschillende actoren en stakeholders in Bolivia als land van herkomst. Hierbij stelde ik de verhalen van de eerste families, wiens kinderen naar het buitenland geadopteerd werden, centraal. Mijn academische interesse in adoptie vloeit voort uit mijn persoonlijke geschiedenis als geadopteerde uit Bolivia. Zo ben ik ook medeoprichter van Network of Bolivian Adoptees.

Hoe is het idee voor deze publicatie ontstaan?

Sophie:  Het idee voor de publicatie komt voort uit onze motivatie om informatie rond wantoestanden in adoptie beter beschikbaar te maken voor een breed publiek, zodat dit kan bijdragen aan beter geïnformeerde discussies rond dit thema.

Een belangrijke aanleiding hiervoor was onze deelname aan het Vlaamse Expertenpanel Interlandelijke Adoptie. Naar aanleiding hiervan werden, naast het eigenlijke rapport van het panel, aan verschillende Vlaamse universiteiten (UA, VUB, UGent) een aantal deelstudies vanuit verschillende disciplines gedeeld en beschikbaar gemaakt via de website van Kind & Gezin (Opgroeien). Ondanks de beschikbaarheid van deze deelrapporten merkten we dat velen toch nog een drempel ervaren om wetenschappelijk onderzoek te lezen. Het boek heeft daarom tot doel om recent wetenschappelijk onderzoek rond dit thema nog beter toegankelijk te maken, door het opnemen van meer beknopte en toegankelijk geschreven wetenschappelijke bijdragen.

Een tweede doelstelling is het delen van ervaringen van geadopteerden zelf. In discussies rond adoptie worden ‘negatieve’ en ‘positieve’ ervaringen dikwijls tegen elkaar uitgespeeld, wat niet alleen leidt tot een problematische vereenvoudiging van deze ervaringen, maar ook tot het minimaliseren van de reële ervaringen van geadopteerden met wantoestanden. We nodigden geadopteerden daarom uit om zelf hun ervaringen te delen, in al hun complexiteit, en aan te tonen dat hun stemmen, visies en kennis centraal horen te staan.

Chiara: In de Lage Landen bestond er nog geen bundel over kritische adoptiestudies. Nochtans is er de afgelopen vijftien jaar veel baanbrekend onderzoek verschenen. Daarnaast waait er een nieuwe wind door het adoptiedebat in Vlaanderen en Nederland. Steeds meer geadopteerden brengen hun minder rooskleurige verhalen naar buiten. In het licht van de recente of lopende onderzoekscommissies rond wanpraktijken bij transnationale adoptie, was het hoog tijd om deze nieuwe inzichten te bundelen en voor een breed publiek toegankelijk te maken.

Atamhi: Daarnaast vonden we het belangrijk om de stemmen van geadopteerden centraal te stellen in dit boek. Zij spelen namelijk een onmisbare rol in de kennisproductie over adoptie. Geadopteerden hebben overheen de jaren heel wat kennis opgebouwd, vanuit hun persoonlijke ervaring alsook hun professionele of academische achtergrond met dit thema.

Hoe zijn jullie op zoek gegaan naar bijdrages? Hoe is dat selectieproces verlopen?

Sophie: De bijdragen werden verzameld door de lancering van een algemene ‘call voor deelname’, die we verspreid hebben via onze eigen kanalen en via organisaties van en voor geadopteerden. De belangrijkste voorwaarde was dat de auteurs in staat waren om adoptiepraktijken in een breder, globaal perspectief te kunnen plaatsen en rekening hielden met de ongelijkheden, maar ook complexiteit, die ermee gepaard gaat.

De respons overtrof onze verwachtingen. We waren meteen aangenaam verrast door de hoge kwaliteit en originaliteit van de inzendingen. We kregen ook meteen een mooi evenwicht tussen enerzijds academische bijdragen van onderzoekers (waarvan sommige zelf geadopteerd zijn) en anderzijds essays en persoonlijke reflecties geschreven door geadopteerden.

Door hun variëteit en breedte (in thema’s, academische disciplines, achtergronden, stijlen…) vullen de bijdragen elkaar heel mooi aan. Slechts 1 voorstel hebben we afgewezen omdat de auteur enkel in het Engels zou schrijven en het vertalen praktisch te moeilijk zou zijn voor ons. Alle andere voorstellen hebben we een plaats kunnen geven in het boek.

Wat mogen lezers verwachten van dit boek?

Sophie: Het boek is voor zover ik weet het eerste dat kritisch adoptieonderzoek uit de Lage Landen samenbrengt en dit op een manier die toegankelijk is voor een breed publiek. De combinatie met de persoonlijke bijdragen en essays van geadopteerden zorgt ervoor dat lezers beseffen dat dit geen abstract en afstandelijk verhaal is, maar dat het gaat om echte mensen en levens die door adoptie ingrijpend veranderd worden, waarbij adoptie zelfs blijft doorwerken in volgende generaties.

Chiara: Het boek bevat zowel klassieke wetenschappelijke artikelen als meer persoonlijke bijdragen. Deze bijdragen wisselen elkaar af, net omdat we de ervaringen die geadopteerden neerschrijven ook als een belangrijke vorm van kennis willen valoriseren.

Atamhi: Het boek omvat 27 bijdragen. Door de variëteit in verhalen tracht het boek de lezer te laten nadenken en reflecteren. De verhalen tonen namelijk de complexiteit van transnationale adoptie aan, en hoe dit een impact heeft op de levens van geadopteerden.

Jullie zijn alle drie sterk onderlegd binnen de kritische adoptiestudies. Komen jullie nog zaken tegen die jullie verbazen?

Sophie: Wat me blijft verbazen, is de onwil van beleidsmakers en de adoptiesector om het belang van het kind - eerder dan de belangen van wensouders - centraal te stellen, om het subsidiariteitsprincipe van de nochtans reeds in 2005 door België ondertekende Haagse Conventie te respecteren, en te beseffen dat wantoestanden in adoptie enkel zullen verdwijnen als de sector grondig herdacht wordt.

Onderzoekspanels (Nederland, Zweden, Frankrijk, Zwitserland, België…) overal in Europa komen tot dezelfde conclusies en stellen vast dat wanpraktijken systematisch en eigen zijn aan een adoptiesysteem dat opereert in landen en gemeenschappen waar ouders en kinderen zeer kwetsbaar zijn voor misbruik. Telkens opnieuw blijven overheden vasthouden aan de praktijk, waarbij de onderliggende en nauwelijks verholen motivatie uiteindelijk ligt in het beantwoorden aan de vraag van wensouders naar kinderen, en niet in het beantwoorden van de nood aan gezinsondersteuning van vele families die nu getroffen worden door adoptie. Er is nood aan een grondige wijziging in de manier waarop we nadenken over adoptie, maar velen verkiezen om te blijven vasthouden aan het ‘adoptiesprookje’.

Wat me verder blijft verbazen is hoe ook de vragen van (volwassen) geadopteerden naar nazorg, psychologische en financiële ondersteuning bij zoektochten en hun recht naar identiteit van secundair belang blijft en ondergeschikt wordt gemaakt aan het in leven houden van de adoptiesector.

Chiara: Mijn eigen doctoraat was de eerste wetenschappelijke bijdrage over de geschiedenis van transnationale adoptie in België. Onze historische kennis van adoptie in België staat dus nog echt in de kinderschoenen. Tot de jaren 1990 bestond er in België geen wettelijk kader rond de bemiddeling van adopties. Iedereen die dat wilde, kon een adoptiebureau oprichten en de adopties organiseren volgens de eigen denkbeelden en principes. Het blijft verbazingwekkend dat vele duizenden kinderen naar België kwamen onder minimale regelgeving en begeleiding, wat ongetwijfeld wanpraktijken in de hand heeft gewerkt. 

Atamhi: In de laatste tien jaar is er heel wat activisme en onderzoek verricht door geadopteerden en hun bondgenoten die de structurele problemen binnen het transnationale adoptiesysteem blootleggen. Als geadopteerde onderzoeker blijft het me echter verbazen hoe weinig aandacht er wordt besteed aan herstelpraktijken voor geadopteerden en hun eerste families, alsook hoe irreguliere adoptiepraktijken geminimaliseerd worden, of worden afgeschilderd als iets uit het verleden.

Welke bijdragen in de publicatie blijven jullie vooral bij?

Sophie: De essays en bijdragen van geadopteerden zelf hebben me het meest geraakt, elk op hun eigen manier. Allen zijn het eerlijke getuigenissen, die dikwijls pijnlijk zijn om te lezen, maar ook getuigen van de kracht en wil van geadopteerden om verbinding te zoeken en elkaar te ondersteunen.

Chiara: De eerste bijdrage van Groesen & Ter Wee, over drie Sri Lankaanse vrouwen die door adoptie van elkaar gescheiden raakten en elkaar als volwassenen terugvinden, komt meteen hard binnen. Adoptie smeedt verwantschap en familiebanden, maar kan ze tegelijk ook verwoesten.

Atamhi: Ook voor mij blijven de bijdragen van de geadopteerden me het meeste bij. De unieke invalshoeken en eerlijke getuigenissen tonen de kracht die ze bezitten om het dominante adoptienarratief in vraag te stellen.

Staan er al nieuwe projecten op stapel?

Sophie: Voorlopig niet. We zullen wel in de komende maanden ons best doen om het boek onder de aandacht te brengen. Zelf probeer ik in mijn onderzoek meer verbinding te leggen met onderzoek naar de rechten van donorkinderen en de impact van anonimiteit in donorconceptie en andere geassisteerde reproductietechnieken op de kinderen en volwassenen die hieruit voortkomen. Hier stellen zich immers gelijkaardige vragen en ethische dilemma’s, en ook hier heeft onderzoek en beleid zich veel te lang enkel gericht op de perspectieven en verlangens van wensouders. Het zou daarom goed zijn om deze verschillende onderzoeksvelden meer met elkaar te verbinden.

Chiara: Ik voer momenteel onderzoek naar de behandeling van metissen tijdens de Belgische kolonisatie van Congo, Rwanda en Burundi. Veel metissen werden als kind van hun Afrikaanse families gescheiden en door de overheid in instellingen geplaatst. Daarnaast belandden sommige kinderen ook in België, waar ze door witte gezinnen werden geadopteerd (zie ook de bijdragen van Vertommen en Kamanayo). Deze geschiedenis vertoont bijzonder interessante parallellen met die van transnationale adoptie. Volgend jaar zal ik ook onderzoek voeren in Nederland, waar ik me voeg bij een team dat verplaatsingen van kinderen in Nederlands-Indië en de Republiek Indonesië (1804-1980) bestudeert.

Atamhi: We zijn van plan om de komende maanden het boek te promoten in België en Nederland door het organiseren van verschillende offline en online events. Daarnaast blijf ik me verder focussen op onderzoek naar adoptie en kinderbescherming in Bolivia. Er zijn nog veel verhalen die nog niet verteld zijn en ik hoop via onderzoek mijn steentje bij te dragen om die verhalen zichtbaar te maken voor publiek.

Hier lees je meer over Voorbij transnationale adoptie en kan je het boek bestellen.

Creative journaling: interview met psycholoog Isabelle Desegher

  • maandag 11 september 2023 in de categorie Interview.

Creative journaling: interview met psycholoog Isabelle Desegher

Isabelle Desegher is psycholoog en traumatherapeut. Daarnaast is zij opgeleid als creatief, systemisch en narratief psychotherapeut. In dit interview vertelt Isabelle hoe creative journaling ingezet kan worden bij de begeleiding van adoptiebetrokkenen.

Dag Isabelle, wat is creative journaling?

Creative journaling is een creatieve therapievorm waar door middel van beeldende technieken en schrijfopdrachten gedachten en gevoelens worden geuit op papier. De methodiek helpt cliënten bij het zoeken naar een coherent verhaal over zichzelf, de relaties en interacties met anderen, de gebeurtenissen en ervaringen in de wereld om zich heen.

Het resultaat is een persoonlijk boek waarmee het therapeutisch proces in woord en beeld wordt vastgelegd en bewaard. Zelf noem ik het ‘koesterboeken’. Het zijn boeken die de cliënt wil houden. Het vertelt hun verhaal en is vaak een gepersonaliseerde handleiding over henzelf. Die boeken zijn een deel van hen, heel persoonlijk en daarmee ook heel kwetsbaar.



Hoe ben je met creative journaling gestart?

Ik ben altijd iemand geweest die iets creatief wou inbrengen om mensen in hun lijf te krijgen. In het begin werkte ik met een schriftje om het traject voor cliënten zichtbaar te maken: kinderen die bij mij therapie volgden, maakten bijvoorbeeld een tekening in de zandbak, we maakten daar een foto van en plakten dat in een schriftje. Zo is het begonnen. Later werden het meer uitgebreide beeldende boeken. Sowieso is creative journaling niet nieuw binnen psychotherapie. Al in de jaren ’60 verscheen er wetenschappelijke literatuur over.

Kan je iets meer vertellen over je eindwerk binnen de opleiding Psychotrauma (BIP-VUB)?

De titel van mijn eindwerk luidde: “De kracht van koesterboeken: werken met creative journaling binnen systemische traumatherapie."

Dat woord ‘systemisch’ is belangrijk, omdat er binnen traumatherapie nog vaak individueel gewerkt wordt. Als het om trauma gaat, wordt er vaak gedacht dat als mensen met hun trauma aan de slag gaan, dat ze dat vooral zélf en individueel moeten doen. Terwijl mensen met trauma net nood hebben aan zich begrepen, erkend door anderen en zich verbonden voelen. Zij kúnnen dat niet alleen. Dat betekent dat ouders en andere zorgfiguren moeten weten wat er speelt bij traumagedrag: achter het traumagedrag zit pijn en achter die pijn zit nood aan relatievorming en gezien worden. Verbondenheid is noodzakelijk om van trauma te helen.

Ook creatieve boeken zijn vaak individuele middelen die weinig toegankelijk zijn voor anderen, terwijl ze evengoed systemisch kunnen worden ingezet. Door het delen van en reflecteren over geselecteerde fragmenten leren mensen nieuwe verhalen over zichzelf en anderen. Koesterboeken kunnen dus een middel zijn om de dialoog met elkaar aan te gaan. Soms is een koesterboek ook geen ik-boek, maar een ‘ons-boek’ met verschillende hoofdstukken of passages waar een gezinssysteem samen aan werkte.

Wat onderzocht je precies in je eindwerk?

Er zijn verschillende fasen in traumatherapie: stabilisatie, confrontatie en integratie. Ik ging na en beschreef welke technieken binnen creative journaling beter passen bij welke fasen, met de focus op de stabilisatie- en confrontatiefase.

Kort samengevat: in de stabilisatiefase worden meer oefeningen aangeboden die tot rust brengen zoals doodles, je veilige plek vormgeven, kleuren geven aan je gevoelens. Eens je gereguleerd bent en kan mentaliseren, kan je in de confrontatiefase werken met verwerkingstechnieken zoals EMDR-therapie, schrijfopdrachten, brieven …



Waarom werkt creative journaling zo goed binnen systemische traumatherapie?

In systemische traumatherapie is het belangrijk dat de cliënt drie zaken ontwikkelt of beleeft. Het eerste is een sense of coherence. Dat betekent dat je een coherent verhaal hebt over jezelf: lastige en traumatische gebeurtenissen zijn ingebed in een rijker verhaal, waardoor je beseft dat je veel méér bent dan alleen je trauma. Het tweede is een sense of relational agency. Dat wil zeggen dat je inzicht hebt in wie je bent, wat trauma is en wat het doet met jou en wat je nodig hebt van jezelf en van anderen, waardoor je een gevoel van controle en eigenaarschap over jezelf ervaart. Het houdt ook in dat je weet wat er aan de hand is wanneer je getriggerd wordt en beseft dat je reactie menselijk, logisch en normaal is. Tenslotte wordt er ook gewerkt aan een sense of belonging. Mensen die trauma hebben meegemaakt, voelen zich ontheemd of onthecht van anderen. Ze worden niet altijd begrepen, want mensen verstaan niet wat er achter hun gedrag zit. Ze voelen zich vaak alleen, nemen afstand, vermijden dingen en moeten dus opnieuw ingebed worden in sociale relaties.

In koesterboeken kan je deze drie elementen samenbrengen. Je werkt aan een breder verhaal zonder voorbij te gaan aan de pijn. De cliënt kan zijn levensverhaal met anderen delen en er met hen over spreken, zodat die zich terug in een netwerk verbonden voelt. Het is bovendien een eigen handleiding: cliënten kunnen er in terugvinden wat ze kunnen doen als ze zich niet goed voelen, want ze hebben erover nagedacht en aan gewerkt. Het staat in hùn boek en dat maakt hen sterk.

Wat zijn enkele voorbeelden van beeldende technieken die gebruikt worden binnen creative journaling?

Binnen creatieve therapie zijn er een aantal toevalstechnieken waarbij de cliënt het resultaat niet volledig kan controleren en er dus een stukje loslaten bij komt kijken. Zo laat ik mensen bijvoorbeeld een blind zelfportret tekenen. Soms komen er heel grappige dingen naar boven waardoor er humor en een beetje positiviteit in de sessie komt. Vervolgens laat ik hen iets bij hun zelfportret schrijven: belangrijke en unieke eigenschappen van zichzelf. Ik vraag dan meestal ook aan het netwerk om er iets bij te schrijven, bijvoorbeeld: “Wat waarderen jullie aan deze persoon?” We praten dan nog niet per se over moeilijke zaken of gevoelens, maar leggen al een mooi fundament.

Je kan ook beeldende technieken gebruiken om te reguleren. In een ademtekening bijvoorbeeld. Meestal zijn cliënten dan al positief verrast door het resultaat. “Dit lijkt een abstract schilderij. Heb ik dit gemaakt?” Tegelijkertijd werkt het rustgevend om die oefening te doen en er thuis verder aan te werken. Het is een opdracht die ik geregeld geef aan (adoptie)ouders: als zij zich rustig en gereguleerd voelen, kunnen ze beter mentaliseren over zichzelf en over hun kind. Want als hun alarm aanstaat, kunnen ze niet luisteren. Dan denken ze negatief over hun kind, over zichzelf en over de relatie met elkaar en anderen (in geval van partners), waardoor ze soms uit elkaar groeien. Het beeldend medium kan dus rust en vertraging geven.

Beeldende technieken kunnen ook gezinsopdrachten zijn. Een lijntekening van ieders hand bijvoorbeeld, waarbij – op de kruising van de vingers – waardevolle elementen in deze specifieke relaties zitten. Gezinnen denken zo na over wat hen verbindt. Dat kunnen ze vervolgens noteren op de plaats waar de lijntekeningen elkaar overlappen. Heel vaak hebben kinderen het gevoel dat ze een last zijn en dat ze hun ouders teleurstellen. Ze krijgen een gereduceerd verhaal over zichzelf. Ook ouders krijgen een gereduceerd verhaal over zichzelf, zoals: ik ben altijd de boze mama of strenge vader. Door dergelijke opdrachten beseffen ze plots: ik ben méér dan dat. Je laat mensen op een andere manier met zichzelf verbinden, maar ook met anderen. Daarover gaat creative journaling.

Binnen creative journaling wordt er ook gewerkt met collages en scrapbooking. Veel mensen die zich niet goed voelen, doen allemaal dingen die ze moeten doen. Via collages of scrapbooking kunnen ze in beeld brengen wat ze graag doen, waar ze naartoe willen, wat ze fijn vinden aan zichzelf of anderen. Je plakt je leven én jezelf als het ware bij elkaar. Het voelt allemaal wat coherenter doordat het medium je uitnodigt om te kiezen wat je wil laten zien (in figuur en achtergrond) en wat je prioriteit geeft. Het brengt je terug in verbinding met jezelf door bepaalde zaken te honoreren op een mooie, geëtaleerde manier. Ook collages die je samen maakt, kunnen verbindend zijn. Ik vind het fantastisch dat dit medium dat toelaat.

Kan je ook voorbeelden van schrijfopdrachten geven?

Een schrijfopdracht kan bijvoorbeeld zijn om te blijven doorschrijven als je met iets zit totdat je ‘leeg’ geschreven bent. Het kunnen ook gedichten of verhalen zijn die je samen schrijft waardoor je op een andere manier verbindt met anderen.

Ik werk ook heel vaak met brieven. Je kan je cliënt bijvoorbeeld een brief laten schrijven waarin die alle woede en frustratie uit. Je hoeft ze zelfs niet te versturen, het kunnen unsent letters zijn. Gaandeweg verdwijnt de emotionele lading en komt er een ander perspectief, waardoor het mogelijk wordt om je anders te positioneren of een brief te schrijven die je dit keer wel wil opsturen.

Soms ervaren gezinsleden moeite om samen in dezelfde ruimte te zitten. Het is belangrijk dat iedereen zijn verhaal kan brengen en soms moeten er eerst andere zaken gebeuren (in het creatief dagboek bijvoorbeeld) om de dialoog mogelijk te maken. Outsider-witness kan een interessante vorm van werken zijn: het is een methode binnen de narratieve therapie die in verschillende fasen verloopt, maar het is ook een systemische manier van werken, al heb je niet iedereen in dezelfde ruimte.

Binnen de adoptiecontext kunnen brieven ook veel betekenen voor het in contact brengen van de partijen van de adoptiedriehoek. Ik kan in zulke begeleidingen wel kijken wat er speelt, waar elke partij het moeilijk heeft en wat elke partij nog tegen de andere wil zeggen.



Zijn er nog bepaalde methoden of technieken die je in een adoptiecontext vaak toepast?

Zoals ik al zei, is het binnen systemische traumatherapie belangrijk dat de cliënt een coherent verhaal heeft over zichzelf en zijn leven. Een verhaal dat rijk en breed is, waardoor cliënten beseffen dat ze méér zijn dan hun trauma of adoptie alleen.

Bij adoptie werk ik daarom vaak met narratieve exposure therapie. Dan stel ik voor om een levenslijn te maken waarlangs bloemen en stenen gelegd worden, waarbij de bloemen symbool staan voor positieve gebeurtenissen en de stenen voor moeilijke gebeurtenissen. Of het kan ook een levenslijn zijn met foto’s waar men dingen kan bijschrijven. Bij heel jonge kinderen laat ik de verzorgers, vaak de adoptieouder(s), het verhaal vertellen. En als het lichaam reageert, dan werk ik met EMDR om te reguleren.

Ook adoptieouders moeten gereguleerd zijn om het verhaal te kunnen vertellen. Soms werk ik daarom eerst een tijdje met hen: hoe was die periode van de adoptie voor jou, hoe was het om dat kindje voor de eerste keer vast te houden, hoe was het toen je voor de eerste keer voelde dat het niet ging en je je machteloos voelde? Want ouders voelen zich vaak machteloos door conflicten, trauma, verlies … Ze voelen zich ook vaak beschuldigd of bekeken. Het creatieve dagboek kan helpen om te vertragen en te reguleren, EMDR kan dan daarnaast ook helpen om - op neurobiologisch vlak -  verandering of verwerking te bekomen, zodat ze  zich sterker voelen en meer draagkracht hebben.

Ik werk ook met de levenslijn, wetende dat er bij adoptie altijd ontbrekende stukken zijn. Het is belangrijk om zoveel mogelijk informatie te sprokkelen, ook perinatale info. Maar wat doen we met de informatie die blijft ontbreken? Ondertussen leerde ik dat je daar evenzeer mee aan de slag kan gaan binnen traumaverwerking. Als we aan die stukken aandacht besteden en er zit iets van vroegkinderlijk trauma, dan voelt de cliënt dat. Ze worden stiller, de ademhaling verandert … Het dóet iets met hen, het lichaam geeft het aan. Het is een heel andere manier van werken, omdat je moet luisteren naar het lichaam, maar het lichaam is echt een enorme poort naar de onbewuste wereld.

Interessant! Zijn er nog manieren waarop je vaak en/of graag werkt bij adoptiegezinnen?

Om thema’s of traumatische gebeurtenissen bespreekbaar te maken binnen gezinnen met jonge kinderen werk ik graag met metaforen of sprookjes. Je zit niet rechtstreeks op de pijn, waardoor men er op een veilige manier over kan nadenken. We gaan op zoek naar een helpend verhaal. Dat verhaal kan je als gezin schrijven, in kleine stukjes, zodat het iets van het gezin wordt. Eventueel kan je er als therapeut ook met EMDR op werken.

Vaak heeft de gemoedstoestand van een getraumatiseerd kind een impact op het hele gezin, waardoor iedereen stress ervaart. Ook dan kan je met sprookjes of metaforen werken en hetgeen er gebeurt externaliseren waarbij je duidelijk maakt dat het niet alleen iets is van het kind. Bijvoorbeeld: “Af en toe komt er een monstertje langs in ons gezin, waardoor iedereen iets raar begint te doen. Papa trekt zich terug achter zijn computer, broer huilt af en toe, zus begint met deuren te slaan.…” Het is met andere woorden iets dat voorbijkomt waar iedereen last van heeft. Dat gezinsmonstertje kan je vervolgens verder verkennen: wanneer komt het langs, wat doet het met iedereen, hoe ziet de identiteitskaart van het gezinsmonstertje eruit? En is dat monstertje alleen maar slecht? Misschien wil het wel iets heel belangrijk zeggen dat we als gezin anders nooit te weten zouden komen?

Dergelijke metaforen kunnen gezinnen een andere opening geven, iets met meer hoop. Het kan hen helpen om zich meer eigenaar te voelen, want er valt iets met het monstertje te doen op een andere manier dan ze tot dan toe deden.

Hoe zie jij jouw rol als creatief therapeut?

Het creatieve mag het doel van therapie natuurlijk niet voorbijlopen. Het moet therapeutisch blijven en dat moet je bewaken. Daarnaast moet je weten welke materialen je kan inzetten om bepaalde constructen te doorbreken, zodat cliënten iets anders leren kennen van zichzelf. En soms is het belangrijk om grenzen aan te geven en mensen wat te temperen. Sommigen willen het zo ‘goed’ doen dat ze met één opdracht een heel boek zouden vullen, maar het is belangrijk om het boek in te zetten wanneer jij het nodig hebt. We mogen niet vergeten dat het dagboek een dienaar is, geen meester.

Laatste vraag: wat brengt de toekomst?

Momenteel ben ik allerlei materiaal aan het verzamelen voor een boek. Het zou fantastisch zijn als je met creative journaling een heel leven, met alle verschillende fasen en thematieken die spelen, vorm kan geven. Daar wil ik een boek over schrijven, gelinkt aan wetenschappelijk onderzoek en theorieën binnen systeemtherapie.

Op korte termijn start ik in het najaar met het geven van vormingen over koesterboeken: hoe ga je ermee aan de slag, welke technieken zijn er, hoe beslis je welke opdrachten je wanneer inzet en wat zijn mogelijke valkuilen? De bedoeling is om de deelnemers ook enkele opdrachtjes te geven zodat ze voelen wat het doet, maar de focus zal liggen op het delen van good practices.

Hartelijk dank voor dit interview, Isabelle!

Op maandag 27/11/2023 (Gent, Oost-Vlaanderen) en donderdag 7/3/2024 (Bilzen, Limburg) geeft Isabelle een vorming ‘Kaleidoscopische Koesterboeken’ voor therapeuten en psychologen. Interesse? Schrijf je in via info@praktijkkaleidoscoop.be of 0474 21 85 81. Voor meer info over Isabelle en haar vormingen, bezoek de website van Kaleidoscoop.

Adoptie van een gekend kind: gesprek met Devid, Petra en Yana

  • dinsdag 23 mei 2023 in de categorie Interview.

Adoptie van een gekend kind: gesprek met Devid, Petra en Yana

Jaarlijks melden zo’n 200-tal kandidaat-adoptanten zich aan bij het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) voor de adoptie van een gekend kind. Vaak gaat het om kandidaat-adoptieouders die een kind van een partner, maar soms ook een kind van een familielid, een pleegkind of een kind van een draagmoeder willen adopteren. Na aanmelding bij het VCA volgen deze kandidaat-adoptieouders een voorbereidingscursus van een dag bij Steunpunt Adoptie, waarna zij de rechtbankprocedure kunnen opstarten. Devid, Petra en Yana doorliepen de adoptieprocedure in 2022. Wij vroegen aan hen hoe zij dit ervaren hebben.

Kunnen jullie kort jullie gezin beschrijven?

Devid: Petra en ik zijn in 2013 getrouwd, maar we zijn al veel langer samen. Petra heeft een dochter uit een eerdere relatie, Yana. Sinds begin dit jaar is zij ook officieel mijn dochter. Ondertussen vormen wij met z’n drietjes al ongeveer zeventien jaar één gezin.

Waarom kozen jullie voor adoptie?

Devid: Ik heb de zorg voor Yana op mij genomen sinds ik Petra heb leren kennen en doe dit met hart en ziel. Petra stond er toen alleen voor.

De biologische vader van Yana heeft nooit contact gezocht met ons of met zijn dochter. Yana kent hem dus ook niet. Aangezien ik al jaren voor haar zorg en dit wil blijven doen, kwamen we tot de adoptiebeslissing. Ook op vlak van bescherming naar Yana toe vonden we adoptie een goed idee.

Yana stond hier uiteraard zelf volledig achter. Zij wou al heel lang mijn achternaam dragen. Zo wordt zij - en ook wij - niet constant herinnerd aan het verleden.

Yana: Ik zie Devid als mijn papa en noem hem ook zo. Ik ken hem al sinds ik twee jaar oud ben. Voor mij maakt het geen verschil dat hij mijn biologische vader niet is. Wij hebben een goede band en de adoptie maakt deze alleen maar sterker. Wij voelen ons één gezin nu en dat is een groot verschil. Belangrijk is dat je het als kind zelf wil en dat was bij mij 100% het geval. Ook word ik nu niet steeds meer aan vroeger herinnerd.

Hoe hebben jullie de adoptieprocedure ervaren?

Devid: Eind 2021 heb ik mij aangemeld bij het Vlaams Centrum voor Adoptie. Midden maart heb ik bij jullie de voorbereidingscursus gevolgd. Dat was online. Het eerste deel ging over de adoptieprocedure en het tweede deel waren gesprekken in groep. In een fysieke bijeenkomst praat je gemakkelijker, maar het was anderzijds wel handig dat er geen tijd verloren ging aan verplaatsing en verkeer. Ik vond het heel spannend, maar achteraf gezien was dat nergens voor nodig.

Petra: Vrijwel meteen erna - begin april - hebben wij de adoptieprocedure bij de familierechtbank opgestart. Yana zou achttien jaar worden en wij wilden de volle adoptie*. We zaten dus met een beetje tijdsdruk, want zodra Yana achttien werd, was enkel de gewone adoptie nog mogelijk.

Wij hebben de procedure zonder advocaat doorlopen, maar wel af en toe gemaild naar Kristien die de voorbereidingscursus gaf, omdat we ons toch wat onzeker voelden over wat we juist moeten doen. Zij heeft ons goed geholpen: geen enkele vraag was te veel, wat ons enorm geruststelde.

Devid: We hebben een tijd niets gehoord van de rechtbank - soms moet je erachter zitten, maar wij raden aan om dit steeds vriendelijk te doen - tot we eind juli alle drie een verklaring moesten afleggen bij de politie over de adoptie. Deze werd apart afgelegd.

Nog eens twee maanden later kregen wij een aangetekende brief met de vraag om persoonlijk te verschijnen op de rechtbank en toestemming te geven in de adoptie.

Petra: In de oproepingsbrief stond ook dat ons dossier ter inzage lag bij de griffie. We zijn het dossier gaan inkijken. Zo konden we nalezen wat mijn ex-partner had verklaard en zagen we dat het Openbaar Ministerie ons een positief advies gaf. Dat stelde ons ergens gerust, maar toch waren we zenuwachtig voor de zitting begin november.

Uiteindelijk heeft de familierechter de volle adoptie uitgesproken. Het vonnis viel begin december - negen maanden nadat wij het verzoekschrift hadden ingediend bij de rechtbank - bij ons in de bus.

Hebben jullie tips voor andere ouders die de procedure doorlopen?

Devid: Wij hebben de procedure opgestart eind 2021. In 2022 werd Yana achttien jaar en dus volwassen. Omdat wij voor volle adoptie kozen, was het belangrijk dat de aanvraag bij de familierechtbank gebeurde voor haar achttiende verjaardag. Zodra het verzoekschrift daar binnen is, kan je gerust zijn, ook al wordt je kind dan achttien terwijl de rechtbankprocedure nog loopt. Als er met de biologische ouder weinig contact is, kan je dus wachten tot ongeveer één jaar voor je kind achttien wordt om de aanvraag in te dienen.

Petra: Als het mogelijk is, raden wij aan om je kind mee te nemen naar de zitting. Dan kan de rechter zelf nagaan of het kind dit ook effectief wil. Bij ons was dit overduidelijk.

De biologische vader van Yana was niet aanwezig. Normaal gezien volgt er dan een maatschappelijk onderzoek, maar omdat onze dochter mee in de rechtszaal haar toestemming gaf, was haar akkoord meer dan duidelijk. De rechter stelde ons gerust dat alles in orde zou komen en wenste ons ook al proficiat, dus dat gaf wel een goed gevoel.

Devid: Het is belangrijk om het zelf goed mee op te volgen en je te informeren over hoever zij met het dossier staan. Altijd vriendelijk blijven, dan krijg je ook een duidelijk antwoord.

Devid heeft Yana ten volle geadopteerd, Petra is en blijft de juridische moeder. Hebben jullie plannen om het te vieren?

Petra: Jazeker, wij zijn met z’n drieën al uiteten gegaan, maar er volgt nog een feestje!

Heb je vragen over de adoptieprocedure van een gekend kind? Meer info lees je op de website van het VCA. Check ook onze veelgestelde vragen of contacteer ons via info@steunpuntadoptie.be of 078 15 13 27.

*Bij volle adoptie worden alle juridische banden met de biologische ouder(s) die afstand doet (en diens familieleden) gebroken en wordt het kind opgenomen in de familie van de adoptant(en). Het kind krijgt ook de naam van de adoptant(en). Een vol geadopteerd kind én zijn afstammelingen worden volledig gelijkgeschakeld met biologisch eigen kinderen en verkrijgen dezelfde rechten. Een volle adoptie is onherroepelijk en kan enkel plaatsvinden als het kind minderjarig is.

Bij gewone adoptie behoudt het kind zijn juridische banden met zijn biologische ouder(s) en familie. Het kind zal de naam van de adoptant(en) krijgen, maar kan - indien het dit verkiest - ook zijn eigen naam gedeeltelijk (minderjarig) of volledig behouden (meerderjarig). Geadopteerden (en hun afstammelingen) kunnen erven van hun oorspronkelijke familie(s) en hun adoptieouder(s), maar niet van de bloedverwanten van hun adoptieouder(s). De gewone adoptie kan naast herzien ook herroepen worden als er zeer gewichtige redenen zijn.

"De ontdekking van mijn andere geschiedenis" - interview met de auteur

  • donderdag 4 mei 2023 in de categorie Interview.

"De ontdekking van mijn andere geschiedenis" - interview met de auteur

Nicole Koman werd geboren in Nederland en na enkele maanden binnenlands geadopteerd. Begin dit jaar schreef ze het boek “De ontdekking van mijn andere geschiedenis. Kind van een verzwegen generatie”. Na een intensieve, verwarrende en emotionele zoektocht naar haar biologische ouders besloot ze haar verhaal te delen met anderen. Wij stelden haar enkele vragen over het boek en haar zoektocht.

Kan je jezelf even voorstellen? Hoe ziet jouw adoptieverhaal er (kort) uit?

Ik ben Nicole Koman, 59 jaar. Ik ben ruim 40 jaar samen met mijn partner en wij zijn ouders van twee volwassen kinderen. Ik heb ontwikkelingspsychologie gestudeerd en koos er bewust voor om te werken met gezinnen.

Ik ben in 1963 in Amsterdam geboren, in een huis waar ongehuwde moeders de kans kregen om drie à vier maanden met hun baby te verblijven om uit te zoeken of zij met hun baby verder wilden en/of konden. Na twee dagen ben ik al verhuisd naar een kindertehuis en zeven maanden later kwam ik bij mijn ouders terecht.

Waarom heb je beslist om je verhaal te vertellen? Waarom koos je om dat in een boek te doen?

Ik was een jaar bezig met mijn zoektocht toen ik een opleiding “Infant mental health” ging volgen.
Tot dan toe had ik mezelf altijd voorgehouden dat mijn adoptie uitsluitend positief was geweest en daarom nauwelijks een rol speelde in mijn leven. Tijdens de opleiding kwam ik er achter dat deze gedachte niet kon kloppen: een baby is niet in staat om te overleven, de scheiding van een moeder is levensbedreigend op die jonge leeftijd. Er is geen bewuste herinnering, maar ik heb geleerd en ontdekt dat afgestaan zijn wel een rol speelt in je verdere leven.

Bovendien – en dat vind ik eigenlijk nog belangrijker – is er altijd iets dat je daarvan doorgeeft aan je eigen kinderen. Door de relatie die ik met mijn adoptieouders heb kunnen opbouwen denk ik dat ik geen problemen heb in mijn hechting. Desondanks herken ik wel facetten uit de vermijdende hechting. Ik vind zelfstandigheid bv. erg belangrijk en heb, denk ik, doorgegeven door mijn gedrag dat je dingen beter zelf oplost in plaats van om hulp te vragen. 

Mijn kinderen waren inmiddels volwassen, dus ik kon niets terugdraaien in hun opvoeding. Wat ik nog wel kon doen, was het verhaal met de betekenis die ik eraan verleende voor hen opschrijven zodat ze antwoorden kunnen vinden in mijn verhaal, als ze later vragen zouden hebben.

In een samenloop van omstandigheden kreeg ik tijdens de opleiding te horen dat ik kon schrijven én liep ik regelmatig tegen verhalen in het nieuws aan. Er verschenen rond die tijd veel adoptieverhalen naar aanleiding van het onderzoek naar binnenlandse adopties dat toen liep. Die verhalen waren bijna uitsluitend negatief, waardoor ik de behoefte voelde om een ander geluid te laten horen.

Ik heb mijn verhaal vervolgens aan emeritus hoogleraar adoptie Prof. Dr. René Hoksbergen voorgelegd, die vond dat ik het moest publiceren.

Welke inzichten heeft die opleiding je gegeven?

De scheiding tussen baby en moeder is in alle gevallen traumatiserend. In de negen maanden zwangerschap leert de baby o.a. de hartslag en de stem van de moeder kennen. Een baby kan niet los van de moeder leven. Eigenlijk zijn ze een eenheid.

Als de baby van de moeder gescheiden wordt, dan is dat voor het kind in eerste instantie zeer angstig. Zo’n situatie bedreigt zijn of haar leven. Het kind moet dan alle zintuigen inzetten om op zoek te gaan naar overlevingskansen.

De omstandigheden waarin een kind daarna terecht komt spelen een belangrijke rol. Zelfs als er een andere volwassene is die sensitief is voor zijn/haar behoeftes, kan de angst aanwezig blijven dat deze persoon ook zou weggaan. Blijft deze persoon aanwezig, of zijn er een aantal vaste verzorgers die de zorg voor de baby op zich nemen, dan kan de breuk die de baby heeft ervaren hersteld worden, maar mogelijks ook niet of nooit volledig.

Die kennis pleit er echter niet voor om een kind altijd bij de moeder te laten opgroeien. Als een moeder een kind echt niet wil of er omstandigheden zijn waardoor ze er niet voor kan zorgen, kan ook die situatie het kind schaden. Ook dan krijgt het kind niet de aandacht en zorg die het nodig heeft.

De kennis van wat een baby nodig heeft, is nu zoveel groter. Er kan een geboortetrauma zijn, maar als een kind vervolgens goed opgevangen wordt door sensitieve verzorgers, die begrijpen wat het kind meegemaakt heeft, dan kan het leren vertrouwen op anderen en een relatie met hen opbouwen.

Hoe kijk je zelf, als volwassene, terug naar je adoptie?

Ik heb op elk moment in mijn leven positief gekeken naar mijn adoptie. Eerst in termen als “mijn geboortemoeder had geen andere keus” en “mijn adoptieouders wilden mij heel graag en waren fantastische ouders die mij volop liefde gaven en mij in alles stimuleerden”.

Die kijk is alleen maar versterkt door wat ik te weten kwam tijdens mijn zoektocht. Nu ik de dossiers gelezen heb en mijn biologische familie ontmoette, zie ik mijn adoptie bijna als mijn redding. Ik denk niet dat ik zo’n stabiel en gelukkig leven had gehad als ik niet geadopteerd was.

In de dossiers die ik kon inkijken kwam naar voren dat mijn geboortemoeder zo snel mogelijk van de zwangerschap af wilde zijn en geen enkele interesse toonde in mij na de geboorte. Ze werd door iedereen beschreven als negatief en alleen op zichzelf gericht. De biologische familie bevestigde dat ook. De betrokken psychiater vond afstand doen op dat moment de enige goede oplossing en adviseerde een langdurige psychiatrische begeleiding voor haar.

Heb je advies voor andere geadopteerden die twijfelen om aan een zoektocht te beginnen?

Iets dat ik door wil geven is dat het belangrijk is om je geschiedenis onder ogen te zien, maar je moet er zelf klaar voor zijn. Het is belangrijk om zelf je moment te kiezen om aan een zoektocht te beginnen.

In mijn pubertijd heb ik een eerste stap gezet in mijn zoektocht. Op die leeftijd gaan je gedachten alle kanten op en dacht ik: “Waarom ben ik in Amsterdam geboren? Was er een mogelijkheid dat ik een kind was van een prostituee?” Toen ik informatie vond, heb ik het verder losgelaten.

Ruim veertig jaar later ben ik naar aanleiding van een vraag van onze dochter een nieuwe zoektocht gestart. Voor mij was het een goed moment. Onze kinderen waren volwassen en het leven was in een rustiger vaarwater terecht gekomen. Ik had voldoende tijd en ruimte in mijn hoofd.

Soms denk ik dat het beter was geweest om eerder te beginnen, zodat ik me meer bewust was van wat ik aan mijn kinderen doorgaf. Aan de andere kant denk ik niet dat ik eerder hetzelfde had kunnen bereiken. Misschien had het me op een verkeerd moment uit balans gebracht.

Hoe kijk je naar de recente ontwikkelingen in het adoptielandschap in Nederland en België?

Ik vind het heel goed dat er teruggekeken wordt naar hoe adopties in het verleden tot stand kwamen. Ik heb gelezen dat er ook in België de laatste jaren de nodige onderzoeken zijn geweest naar interlandelijke adoptie en dit lijkt overeen te komen met de ontwikkelingen in Nederland. Wat betreft binnenlandse adoptie in België lijkt het de gemoederen minder bezig te houden. In vergelijking met Nederland was België wel 16 jaar eerder met het in orde brengen van een wettelijk kader rond adoptie.

Wat betreft buitenlandse adopties vind ik het alleen maar positief dat er nu uiterst kritisch gereflecteerd wordt over onder welke voorwaarden het nog mogelijk is om een kind te adopteren uit het buitenland. Het geheel verbieden van adoptie vind ik moeilijk. Ik geloof zeker dat er eerst onderzocht moet worden hoe we de biologische moeder kunnen helpen en of er familie is die de baby kan verzorgen of andere mogelijkheden in het land van herkomst zijn, maar ik denk ook dat als die mogelijkheden niet toereikend zijn adoptie een mogelijkheid moet blijven.

Ik ben blij dat er in Nederland gekeken wordt naar hoe binnenlandse adopties tot stand kwamen. Dat er erkenning komt voor de personen, afstandsmoeders en geadopteerden, van wie door het ingrijpen het leven negatief is beïnvloed.

Ik hoop dat er in de toekomst ruimte is voor zowel negatieve als positieve verhalen en er zo een genuanceerd verhaal verteld kan worden.
 
Is er iets dat je graag nog over het boek wil vertellen?

Ik heb geprobeerd een verhaal te vertellen vanuit verschillende perspectieven en adoptie in een tijdsbeeld te plaatsen. Gelukkig waren er dossiers, een dagboek van mijn moeder, het internet en veel verhalen waaruit ik kon putten. Maar mijn boek gaat vooral over een zoektocht naar mijn biologische familie en alle gevoelens die naar boven kwamen tijdens mijn “reis” door mijn verleden.

Je kan het boek van Nicole hier aankopen.

Interview met MOA vzw

  • donderdag 23 maart 2023 in de categorie Interview.

Interview met MOA vzw

In 2021 nam MOA vzw (Maatschappelijk Onderzoek voor Adoptie) de fakkel over van het CAW Brussel als nieuwe Dienst voor Maatschappelijk Onderzoek. Wij spraken met Liesbet Denys, coördinator van MOA, en stelden haar enkele vragen. Hoe verloopt zo’n maatschappelijk onderzoek? Waaraan kunnen kandidaat-adoptanten zich verwachten? Welke vragen worden er gesteld? Je leest het in dit interview.

Kan je in het kort de organisatie voorstellen? Wat houdt jullie opdracht/takenpakket precies in?

In de adoptieprocedure zijn wij verantwoordelijk voor het maatschappelijk onderzoek. Wij zijn dus de stap na de voorbereidingscursus bij Steunpunt Adoptie en werken in opdracht van de Familierechtbank.

Zo’n maatschappelijk onderzoek bestaat meestal uit vier gesprekken: twee gesprekken met een psycholoog en twee gesprekken met een maatschappelijk werker. Bij verkorte trajecten voor bijvoorbeeld een tweede adoptie of in het geval van een bijkomend onderzoek kan dit over één of twee gesprekken gaan. Op basis van die gesprekken stelt ons team een advies op, dat de rechter dan gebruikt om gemotiveerd een vonnis te kunnen uitspreken.

Het team van MOA bestaat, naast mijzelf, uit drie maatschappelijk werkers en drie psychologen. Daarnaast werken wij samen met een aantal freelance medewerkers. Het is een mooie mix van verschillende leeftijden, personen met ervaring in de adoptie- en pleegzorgsector én ervaring in andere sectoren.

Wat waren de grootste uitdagingen in de beginperiode van MOA?

Wij zijn een jonge organisatie. We kregen begin 2021 de erkenning van Kind en Gezin om vanaf 1 mei 2021 de nieuwe Dienst voor Maatschappelijk Onderzoek op te starten. 2 mei 2021 was dus onze eerste werkdag. Dat was intensief, want we moesten helemaal van nul beginnen.

We moesten niet alleen heel wat praktische zaken regelen (een locatie, meubels, computers, …), maar gingen ook op zoek naar medewerkers, dachten na over de visie van onze organisatie en hoe we de procedure/gesprekken concreet zouden aanpakken. Enkele van onze nieuwe collega’s werkten voorheen bij het CAW Brussel en brachten dus een heleboel ervaring mee, wat de opstart vergemakkelijkte.

Een grote week na de opstart konden we al beginnen met de eerste gesprekken met kandidaat-adoptanten. Dat was zeker een uitdaging, maar we zijn er met veel enthousiasme voor gegaan en eigenlijk is alles vlot veropen.

Toen in het najaar van 2021 COVID-19 terug de kop op stak, schakelden we vlot over op een online werking. Dat was wennen en vroeg enige flexibiliteit, maar ik heb in die periode vooral veel bereidheid gemerkt van iedereen om samen te werken om alles zo vlot mogelijk te laten verlopen.

Wat kunnen kandidaten doen om zich goed voor te bereiden op de gesprekken? Hebben jullie tips om de stress die verbonden is aan deze stap van de procedure te verlichten?

We raden kandidaten aan om vooral zichzelf te zijn. Het is belangrijk dat kandidaten eerlijk, open en transparant zijn.
We merken dat mensen soms schrik hebben om bepaalde dingen te vertellen waarvan ze vrezen dat die een negatieve impact zullen hebben op het advies. Vaak bereik je daar net het tegenovergestelde mee: we voelen dan tijdens de gesprekken dat er iets wordt achtergehouden, maar we kunnen het niet benoemen en dus ook niet bespreken. Het gaat tenslotte eigenlijk niet om wat je in het verleden hebt meegemaakt, maar om hoe je daarmee omgaat. Zo eerlijk mogelijk zijn helpt je dus het meest vooruit.

Uiteraard is er altijd een beetje een drempel, dat begrijpen we. Het is per definitie onze taak om een advies te geven over de geschiktheid van de kandidaten om te adopteren. Het is normaal dat kandidaten dan wat nerveus zijn, maar onze medewerkers doen er alles aan om een zo veilig mogelijke en warme omgeving te creëren, waardoor die drempel, hoop ik, toch wat kleiner wordt.

Hoe benaderen jullie het polsen naar opvoedingsvaardigheden bij kandidaten die eigenlijk nog geen ervaring hebben met opvoeden?

Het is inderdaad eenvoudiger om te polsen naar opvoedingsvaardigheden bij gezinnen waar er al kinderen aanwezig zijn, maar bij kandidaten die nog geen ervaring hebben met opvoeden gaan we dan aan de slag met situatieschetsen.

Ook als je geen kinderen hebt, kom je met opvoedingssituaties in aanraking. Denk bijvoorbeeld aan situaties bij familie, vrienden, dingen die je ziet in een winkel of op straat,…. Wij proberen dan zoveel mogelijk te polsen naar hoe kandidaten die situaties zelf zouden aanpakken. Wat is hun eerste idee erover? Hoe zouden ze er op reageren? Op die manier laten we kandidaten zich verplaatsen in de ouderrol.

Wat zijn de redenen waarom kandidaat-adoptieouders een negatief advies krijgen?

Dat is erg moeilijk om zo te beantwoorden. Er is nooit één reden, we kijken altijd naar het totaalplaatje. De perfecte ouder bestaat niet; bij iedereen zijn er protectieve factoren (factoren die maken dat je een goede adoptieouder zal worden) en risicofactoren aanwezig.

Wij bekijken dan of de protectieve factoren de risicofactoren voldoende kunnen compenseren om een positief advies te geven. Als er te veel risicofactoren zijn die niet voldoende gecompenseerd worden, geven wij een negatief advies. Zien we echter nog voldoende groeimogelijkheden, dan kunnen we ook een uitstel adviseren om de werkpunten aan te pakken.

Tijdens zo’n maatschappelijk onderzoek polsen we naar ontzettend veel verschillende dingen. Hoe ziet de omgeving en het netwerk van het gezin eruit? Hebben ze contact met adoptiekinderen en -gezinnen? Hoe ziet de relatie tussen de kandidaat-adoptanten eruit? Wat is hun individuele verhaal? Hoe zien de kandidaten de eerste periode na aankomst, hoe beschikbaar zijn ze? Welke verwachtingen hebben ze van een kind? Hoe zouden ze omgaan met racisme en het eventuele verschil tussen culturen? Hoe zouden ze in bepaalde situaties reageren? Welke opvoeding gaan ze geven? Hoe gaan ze het adoptiespecifieke binnen de opvoeding aanpakken en kunnen ze signalen dat het niet goed gaat met hun kind oppikken?

Aan het einde van het maatschappelijk onderzoek bieden wij altijd een adviesgesprek aan. Tijdens zo’n gesprek overlopen we het maatschappelijk onderzoek, verduidelijken we ons advies en staan we stil bij de verschillende factoren. Zo’n gesprek kan echt verhelderend werken en geeft kandidaten de mogelijkheid om zich voor te bereiden op de zitting bij de familierechtbank.

De rechter hoeft ons advies niet te volgen. Als kandidaten kunnen aantonen dat ze intussen aan de slag zijn gegaan met de risicofactoren die wij aanhalen in het verslag, kan het zijn dat de rechter ons advies niet volgt of een uitstel uitspreekt.

Welke plaats krijgen geboorteouders in de gesprekken? Hoe kijken jullie naar mogelijke benamingen van geboorteouders?

De benaming maakt voor ons minder uit, we volgen de woorden die de kandidaten gebruiken en proberen daar zelf niet sturend in te zijn. Wat voor ons veel belangrijker is, is hoe kandidaten reflecteren over de geboorteouders. Welke plek zullen zij krijgen in het leven van hun kind? Is er openheid om over de geboorteouders te praten en contact met hen te zoeken? Hoe denken zij zelf na over de band met de geboorteouders? Dat soort vragen zijn voor ons veel belangrijker dan de termen die kandidaten gebruiken.

Alle partijen in de adoptiedriehoek staan met elkaar in verbinding en nemen een plek in. Kandidaten moeten daarover kunnen reflecteren en de plek van de geboorteouders kunnen erkennen.

Hoe kijken jullie naar de recente evoluties/veranderingen in het adoptielandschap?

Geadopteerden krijgen voor het eerst een volwaardige stem in het debat. Daar ben ik erg blij mee. Ik werk al een hele tijd in de adoptiewereld en ik heb de indruk dat er pas sinds de publicatie van het eindrapport van het expertenpanel écht geluisterd wordt naar geadopteerden.

Wij proberen die inzichten over de bezorgdheden en moeilijkheden die geadopteerden ervaren ook binnen te brengen in het maatschappelijk onderzoek. Denk dan bijvoorbeeld aan racisme, identiteit, de soms moeilijke positie tussen verschillende culturen waar geadopteerden zich in bevinden. Dat zijn onderwerpen die vroeger minder aan bod kwamen en waar we nu sterker op inzetten tijdens de gesprekken. Het is voor ons belangrijk dat kandidaten zich bewust zijn van die onderwerpen en er over nadenken.

Voor meer informatie over MOA vzw kan je terecht op hun website.

14 jaar Leuvense AdoptieStudie! Een interview met Simon Fiore

  • donderdag 16 maart 2023 in de categorie Interview.

14 jaar Leuvense AdoptieStudie! Een interview met Simon Fiore

De Leuvense AdoptieStudie blaast deze maand 14 kaarsjes uit. Wij spraken met Simon Fiore, kinder- en jeugdpsycholoog en doctoraatsonderzoeker binnen de LAS, over de studie en enkele bevindingen.

Wat is de LAS-studie en wat is het doel?

LAS staat voor Leuvense AdoptieStudie. Het is het eerste grootschalige langetermijnonderzoek in Vlaanderen dat een veertigtal gezinnen met een adoptieverhaal volgt.

Het doel van de LAS is om beter te begrijpen hoe gezinnen met een adoptieverhaal zich ontwikkelen doorheen de tijd. Dan spreek ik zowel over adoptieouders als kinderen en jongeren met een adoptieachtergrond.

Vanwaar komt de vraag of interesse om deze gezinnen doorheen de tijd te volgen?

Hoewel elk adoptieverhaal vanuit het perspectief van het kind start met het verlies van de eerste ouders, soms gevolgd door een periode van suboptimale zorg op de eerste verblijfsplaatsen, weten we uit onderzoek dat de meeste kinderen en jongeren met een adoptieachtergrond geen grote moeilijkheden tegenkomen bij het opgroeien.

De veerkracht, of het vermogen om deze eerste moeilijke ervaringen te boven te komen, is hierin treffend. Dat willen we beter begrijpen en we schenken daarbij vooral aandacht aan de processen tussen adoptieouders en kinderen.

Daarnaast is er een groep van wie de ontwikkeling moeilijker verloopt dan gehoopt. Ook die ontwikkelingspaden willen we beter begrijpen om na te denken over wat kinderen nodig hebben om opnieuw op een gunstig ontwikkelingsspoor te komen.

Hoe gaan jullie tewerk?

We kiezen ervoor om zo persoonlijk mogelijk met de gezinnen om te gaan. Elk jaar vinden er huisbezoeken plaats waarbij onze onderzoeksmedewerkers, allemaal klinisch psychologen, langsgaan bij de gezinnen. Vaak is dat een vaste onderzoeksmedewerker per gezin waardoor de gezinnen die persoon inmiddels goed kennen en er een vertrouwensband is.

Tijdens deze huisbezoeken worden interviews afgenomen met de ouders en recent ook met de kinderen zelf. Hun adoptieouders beslisten ooit om deel te nemen, maar ondertussen zijn zij jonge adolescenten van wie we de beleving rond hun adoptieverhaal en daarbuiten willen leren kennen. Daarnaast vragen we om gevalideerde vragenlijsten in te vullen en deel te nemen aan taken die allemaal gericht zijn op het beter begrijpen van de ontwikkeling van gezinnen met een adoptieverhaal.

Binnen de LAS wordt de rol van ‘ouderlijk mentaliseren’ onderzocht. Wat is mentaliseren?

Vooraleer iets te vertellen over mentaliseren, is het belangrijk om te vertellen dat opgroeien niet los gezien kan worden van relaties. We hebben anderen nodig om groot te worden. Dat blijft zo, ook wanneer we volwassen zijn.

In de vroege ontwikkeling speelt de fysieke zorg voor een kind een belangrijke rol, maar ook deze is niet los te denken van een verzorger die aanwezig en beschikbaar is en stilstaat bij wat een kind zou denken of voelen.

Daarover gaat ouderlijk mentaliseren. Het gaat over de capaciteit van een ouder om te beseffen dat een kind eigen gedachten en gevoelens heeft om van daaruit het gedrag van het kind te proberen te begrijpen en zo op een afgestemde en sensitieve manier om te gaan met het kind. Dat is belangrijk, zeker wanneer een kind nog niet verbaal kan uitdrukken wat hij of zij voelt.

Tegelijk gaat ouderlijk mentaliseren over meer dan het vermogen om stil te staan bij de binnenwereld van een kind. Het gaat ook over de mogelijkheden van ouders om zich een voorstelling te maken van hun eigen binnenwereld en na te denken over hun eigen gevoelens in relatie tot hun kind.

Ouderlijk mentaliseren is een soort sociaal kompas dat toelaat om onszelf en onze kinderen te begrijpen en sensitief en afgestemd te reageren.

Waarom is mentaliseren belangrijk?

Internationale studies toonden al aan dat ouderlijk mentaliseren een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van kinderen. Het leert hen om hun eigen emoties te begrijpen en hierover te communiceren, zichzelf te reguleren en het zorgt voor een veilige band tussen ouder en kind. Dit zijn belangrijke opdrachten in de vroege ontwikkeling.

Waarom is mentaliseren belangrijk voor adoptieouders?

Hoewel kinderen met een adoptieverhaal bovenal kinderen zijn, krijgen ontwikkelingsthema’s mogelijk anders kleur door de bijzondere start van deze kinderen. De ontwikkeling kan daardoor anders lopen dan gehoopt of verwacht. Vanuit vroege negatieve levensgebeurtenissen kan het zijn dat sommige kinderen meer onvoorspelbaar en moeilijker te begrijpen gedrag stellen en angstiger, verdrietiger of kwader zijn, wat het voor ouders moeilijk kan maken om te begrijpen wat er in het hoofd van hun kind omgaat.

We weten dat veel adoptieouders sterke vaardigheden hebben om te mentaliseren. Dat is niet zomaar. Er is binnen het werkveld veel aandacht voor voorbereiding en screening, wat maakt dat het uiteindelijk die ouders zijn die adopteren, maar ook nazorg bij adoptie is van groot belang. Dat ouders ook nadien kunnen blijven nadenken, alleen of met ondersteuning van anderen, over wat er zich afspeelt en hoe ze omgaan met uitdagende situaties, speelt een belangrijke beschermende rol in de ontwikkeling van kinderen met een adoptieverhaal.

Is mentaliseren een vaardigheid die je hebt of niet hebt?

We moeten opletten dat we ouderlijk mentaliseren niet te veel belichten als een vaardigheid die vaststaat. Hoewel er verschillen zijn tussen ouders, is het minstens even belangrijk om te beseffen dat de ene dag de andere niet is. Het ene moment lukt dat al wat beter dan het andere. Iedere ouder zal herkennen dat het na een stressvolle en lange dag moeilijker is om stil te staan bij de binnenwereld van een kind en sensitief en afgestemd te reageren, vergeleken met een moment dat hij zich rustiger voelt. Tegelijkertijd hangt ouderlijk mentaliseren samen met de mate waarin ouders zichzelf op die momenten kunnen reguleren.

Saskia Malcorps rondde haar doctoraat af binnen de Leuvense AdoptieStudie en onderzocht de rol van ouderlijk mentaliseren in de ontwikkeling van kinderen met een achtergrond van internationale adoptie. Welke belangrijke resultaten komen uit het onderzoek van Saskia naar voor?

Saskia onderzocht meerdere zaken, maar wat onder meer naar voren kwam, is dat het vermogen van adoptieouders om te mentaliseren, gemeten in de periode voor aankomst van het kind, al voorspellend was voor de ontwikkeling van de voorlopers van mentaliserende vaardigheden bij kinderen zelf. Dat is een belangrijke bevinding omdat we weten dat mentaliseren een belangrijke rol speelt in kindontwikkeling en omdat we bovendien evidentie vinden voor het feit dat ouderlijk mentaliseren een belangrijke rol speelt.

Verder was een belangrijke bevinding dat ouderlijk mentaliseren soms afbrokkelt. Wanneer ouders meer stress hebben, komt hun vermogen om te mentaliseren onder druk te staan en is er sprake van meer negatieve veronderstellingen en interpretaties over wat een kind denkt of voelt, iets wat in belangrijke mate voorspellend was voor socio-emotionele moeilijkheden 4 jaar na aankomst.

De vraag is hier natuurlijk die van de kip of het ei. Naast de effecten die ouders hebben op hun kinderen, speelt de invloed die een kind op zijn ouders kan hebben ook een grote rol. Kinderen met een stevige rugzak zorgen mogelijk mee voor uitdagingen. Doorheen de hele studie is ontwikkeling zoals het voor iedereen loopt en de mogelijke specificiteit in de context van adoptie, met kinderen en ouders die elkaar beïnvloeden, steeds aanwezig. Om dat ten volle te begrijpen, hebben we die lange duurtijd van de LAS nodig. De latere resultaten van de studie kunnen ons hier nog meer over bijleren.

Welk onderzoek voer jij voor de LAS-studie?

Binnen de LAS onderzoek ik de beschermende rol van ouderlijk mentaliseren in de ontwikkeling van kinderen met een adoptieverhaal. Ik richt mij in mijn doctoraat vooral op de ontwikkeling van vroeg-adolescenten en processen op gezinsniveau. Daarvoor ga ik op huisbezoek bij ieder gezin om een interview af te nemen met iedere jongere. Daarnaast richt ik mij ook op de vroege periode na adoptie, vele jaren eerder. Het gaat om dezelfde kinderen maar om een verschillende periode.

Je bent nog volop bezig met het afnemen van interviews bij jongeren waardoor het nog te vroeg is om resultaten te delen over je onderzoek naar de ontwikkeling van vroeg-adolescenten. Welke resultaten kwamen er tot nu toe al wel naar voren binnen jouw onderzoek?

Op de LAS-dag presenteerde ik enkele bevindingen over het verband tussen vroege negatieve levenservaringen en socio-emotionele moeilijkheden 4 jaar na aankomst.

Vier jaar na aankomst is het moment dat vele kinderen uit de LAS de overgang maakten van de kleuterklas naar de lagere school. Toen de LAS startte in 2009, was de gemiddelde leeftijd van kinderen bij aankomst 1 jaar, wat aanzienlijk jonger is dan de adopties van vandaag.

Uit deze studie bleek dat factoren die vaak samenhangen met vroege negatieve levenservaringen, zoals oudere leeftijd bij aankomst en ondergewicht, voorspelden in welke mate er sprake was van gedrags- en emotionele moeilijkheden 4 jaar na aankomst.

Tegelijk is het belangrijk om erbij te vertellen dat de meeste van de kinderen weinig tot geen moeilijkheden hadden 4 jaar na aankomst, maar dat er een kleinere (kwetsbaardere) groep was voor wie dat wel zo was.

De belangrijkste bevinding die hieruit naar voren kwam was dat mentaliseren, gemeten voor aankomst, een beschermende rol uitoefende op het verband tussen vroege negatieve levenservaringen en moeilijkheden 4 jaar na aankomst. Dat is belangrijk nieuws, want het toont aan dat een zorgzame context het nadelige effect van deze vroege negatieve levenservaringen kan verminderen, hoewel dat niet zo hoeft te zijn in iedere situatie.

Welke implicaties hebben deze volgens jou voor de (klinische) praktijk?

Alle onderzoekers van de LAS zijn ook werkzaam in de klinische praktijk als psycholoog. De vertaalslag van en naar de praktijk is iets wat we belangrijk vinden, maar waar we ook van geloven dat deze met uitdagingen komt.

We doen ons onderzoek op groepsniveau wat belangrijke bevindingen oplevert, maar er ons ook bewust van maakt dat we in onderzoek zelden ieder uniek verhaal voldoende aan bod kunnen laten komen. Daarom is het belangrijk om onderzoeksbevindingen te zien als iets dat in belangrijke mate mee richting kan geven aan de dialoog binnen het adoptielandschap over hoe we op een zorgzame manier kunnen omgaan met de periode voor adoptie en de periode erna.

Eerst en vooral lijkt het mij belangrijk om mee te geven dat de meeste kinderen in de studie weinig socio-emotionele moeilijkheden ervaren 4 jaar na adoptie, maar dat voor een subgroep wel het geval is. Aangezien ouderlijk mentaliseren een belangrijke beschermende rol lijkt te spelen in de ontwikkeling van kinderen, lijkt het belangrijk om ouders te ondersteunen in hun ouderrol en ook na adoptie voldoende mogelijkheden te voorzien om aanspraak te maken op hulp, wanneer het gezin tegen moeilijkheden aanloopt.

Daarnaast kan het helpend zijn voor veel ouders om te horen dat veel uitdagingen normaal zijn en dat momenten waarop je het even allemaal niet meer weet ook bij de zorg horen voor een kind met extra noden. Dat ouders bij zichzelf kunnen herkennen wanneer hun mentaliseren ineenzakt, maar ook weten hoe ze ermee kunnen omgaan, kan een mogelijke bijdrage zijn voor adoptieouders.

Ten derde is het belangrijk om oog te hebben voor het feit dat de ontwikkelingstaken voor kinderen en jongeren met een adoptieachtergrond anders kleur kunnen krijgen. Zo zou het kunnen dat vragen rond wie je bent in de adolescentie op een andere manier verlopen. In sommige gevallen kan ondersteuning dan helpend zijn, hoewel dat zeker niet noodzakelijk is. Een aanbod waar zowel ouders als jongeren gebruik van kunnen maken wanneer ze dat wensen is daarom zinvol.

Tot slot, zoals de bevindingen aantoonden, hoeft de voorgeschiedenis van een kind geen one-way ticket te zijn naar ontwikkelingsuitkomsten. Toch spelen deze een rol, in samenspel met vele andere factoren. Om dat samenspel beter te begrijpen, is het belangrijk voor onderzoek om inzicht te krijgen in de voorgeschiedenis van kinderen en jongeren om zowel veerkracht als moeilijkheden beter te begrijpen. Daarnaast is deze informatie een vraag van sommige jongeren met een adoptieverhaal. Dit zou pleiten voor een zo goed mogelijke documentatie van de vroege start van deze kinderen en jongeren.

Waar kunnen adoptieouders terecht die het gevoel hebben dat hun mentaliserend vermogen op de proef wordt gesteld?

Als ouders merken dat hun mentaliserend vermogen ineenzakt en het niet meer lukt om dit te herstellen, dan denk ik dat er bij jullie - vanuit Steunpunt Adoptie - en het bredere adoptielandschap al een belangrijk aanbod is. Als het nodig is, kunnen ouders ook in de klinische hulp terecht.

Maar nog voor er sprake is van professionele hulp, is een sociaal netwerk ontzettend belangrijk om mentaliserend vermogen te behouden. Mensen die zich ingebed en gesteund voelen door hun netwerk, kunnen beter binnen hun eigen stressniveau blijven.

Heel veel adoptieouders zijn bij aanvang al mentaliserende mensen. Ondanks dat ze een sterk mentaliserend vermogen hebben, lopen ze soms vast in processen waardoor het tijdelijk niet meer lukt om na te denken over hun kind. Dat is gezien de context heel normaal. Een derde, dat kan maar hoeft geen professional te zijn, kan dan nodig zijn om datgene te herstellen wat ze van nature al zeer goed kunnen.

Laatste vraag: wat brengt de toekomst voor de LAS?

Die vraag krijgen we ook geregeld van onze gezinnen: waar eindigt dit? (lacht) Er is een praktische kant, want we zijn afhankelijk van de fondsen die we krijgen. Als de financiële middelen en het engagement van de gezinnen het toelaten, blijven we verder gaan. Ontwikkeling is niet iets dat stopt wanneer een kind een bepaalde leeftijd heeft. We kunnen blijven onderzoeken. De adolescentie is de eerstvolgende fase, het wordt alleen maar nóg boeiender.

Meer informatie over de LAS vind je op hier.

Mijn partner is geadopteerd

  • dinsdag 17 januari 2023 in de categorie Interview.

Mijn partner is geadopteerd

Als we het over adoptie hebben, denken we in de eerste plaats aan de impact op de betrokkenen zelf: geadopteerden, eerste ouders, adoptieouders. Dat is logisch, want adoptie gaat vooral over hen. Adoptiebetrokkenen staan uiteraard niet alleen, zij worden omgeven door een hele context. Partners van geadopteerden bleven tot hiertoe, zowel in wetenschappelijk onderzoek als in meer informele artikels, op de achtergrond. Beïnvloedt de adoptie van hun partner hun relatie? Speelt het bijvoorbeeld een rol in de beslissing om al dan niet kinderen te krijgen? Hoe is het om samen op herkomstreis te gaan? Wij laten 5 partners van geadopteerden aan het woord.

Wie?

Anneleen (52) is 33 jaar samen met Ian, 30 jaar geleden trouwden ze. Ian is geadopteerd uit Zuid-Korea. Ze hebben samen 2 volwassen zonen (28 en 25 jaar).

Ivan (44) is getrouwd met An Sheela, geadopteerd uit India. Ze zijn 22 jaar samen, waarvan 18 jaar gehuwd, en hebben 3 kinderen (16, 14 en 11 jaar).

Filip (52) heeft sinds 2 jaar een relatie met Sheela. Sheela werd geboren in India. Ze hebben geen kinderen.

Thomas (29) en Binita zijn 7 jaar samen. Binita werd geadopteerd uit Nepal. In augustus trouwden ze. Ze hebben nog geen kinderen.

Clair (52) is 27 jaar getrouwd met Denis, geadopteerd uit voormalig Joegoslavië. Ze hebben een dochter van 27. Clair is afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk.

Nog nooit over adoptie nagedacht

Wie niet (in)direct met adoptie te maken heeft, staat er doorgaans zelden bij stil. Door het gebrek aan adoptiesensitiviteit in de samenleving hebben veel mensen een beperkt en vaak weinig genuanceerd beeld van adoptie.

Clair: “Als je mij vraagt wat ik over adoptie wist voor ik mijn partner leerde kennen, kan ik daar kort over zijn: eigenlijk helemaal niks.” Ivan beaamt dat onmiddellijk: “Ik wist werkelijk niets over adoptie, ik had er nog nooit over nagedacht.”

Thomas volgde tijdens zijn studie zelfs een heel vak over familierecht: “Daar kwam adoptie uitgebreid aan bod, maar ik heb toen gewoon de regels bestudeerd en er verder nooit over nagedacht. Als er, voor ik mijn partner leerde kennen, iemand mij zei: ‘ik ben geadopteerd’, was dat voor mij louter een feitelijke beschrijving. Het was hetzelfde als iemand die tegen mij zei: ‘ik ben groot of ik ben klein’.”

Anneleen was 19 toen ze Ian leerde kennen. Ze volgde op dat moment de lerarenopleiding. In de lessen pedagogiek werd er wel gepraat over adoptie, maar er écht bij stilstaan deed ze niet. “Ook tijdens de eerste jaren van onze relatie besefte ik niet dat adoptie zoveel lagen kon hebben en zo diep kon gaan. Ik zag het als iets oppervlakkigs, als een kenmerk.”

Een diepgaander besef

Naarmate ze hun partners beter leerden kennen, veranderde dat beperkte beeld van adoptie. Anneleen: “Het allereerste dat Ian mij over adoptie vertelde, was dat hij zelf nooit zou adopteren. Dat vond ik gek. Ik wist dat hij zelf geadopteerd was, maar ik kende hem nog niet goed genoeg om te weten welke impact het op hem had. Ik kon die uitspraak dus nog niet plaatsen. Ondertussen is mijn mening veel genuanceerder.”

Die gelaagdheid van adoptie werd voor Anneleen geleidelijk aan duidelijk. Zoals alle koppels ervaarden zij en haar partner gaandeweg botsingen, dingen waar ze tegenaan liepen. Daardoor begon ze te begrijpen dat sommige dingen gekoppeld kunnen worden aan het adoptieverhaal. “Door die ervaringen,” vertelt ze, “zijn we er samen meer over gaan praten en is er een diepgaander beeld ontstaan van adoptie en de impact ervan.”

Voor Thomas heeft de relatie met Binita zijn beeld over adoptie op twee vlakken veranderd: “In de eerste plaats kijk ik nu anders naar geadopteerden zelf. Vroeger dacht ik er niet bij na, maar nu weet ik dat zij een verhaal hebben dat veel complexer is dan het standaard levensverhaal van de meeste mensen. Dat wekt meteen een soort extra dimensie op. Als ik nu een geadopteerde ontmoet, roept het iets van erkenning en herkenning op die er vroeger niet was. Daarnaast heeft het ook mijn blik op het instituut adoptie grondig veranderd. Terwijl ik vroeger zuiver positief naar adoptie keek, is mijn blik nu meer genuanceerd of zelfs negatief. Ik begrijp nu dat het allemaal niet evident is.”

Ivan sluit zich daar gedeeltelijk bij aan: “Nu zou ik zeker niet meer zeggen dat ik niet over adoptie nadenk, maar ik ben nog niet op het punt gekomen dat ik er een duidelijke mening over formuleer. Voor mij is het als een wolkje, een wolkje dat heel erg gevoed wordt door alles wat er rond mij gebeurt. Ik vind het belangrijker dat mijn partner er eerst zelf een mening over kan vormen. Ik wil haar daar niet in beïnvloeden. Ik heb wel wat vage, onderliggende gevoelens, maar het kristalliseert nog niet. Sowieso vind ik het een heel complexe materie.”

Een ondersteunende rol

“Binnen onze relatie is adoptie iets dat zeer aanwezig is”, vertelt Thomas. “Geadopteerd zijn maakt deel uit van Binita’s persoonlijkheid en identiteit op een heel fundamenteel niveau. Het bepaalt wie zij is. Voor mij is het een proces geweest om dat volledig te leren begrijpen en om altijd te luisteren als ze er iets over wil zeggen. Als partner moet je daar echt ondersteunend in zijn, vind ik.”

Ook Sheela, de vriendin van Filip, is veel met adoptie bezig. Ze beheert een Facebookgroep voor adoptiebetrokkenen, is vrijwilliger bij a-Buddy en engageert zich op vele andere vlakken voor adoptiegerelateerde thema’s. Adoptie beheerst dus een groot deel van haar leven. Dat was even wennen: “Voor mij was het allemaal nieuw”, zegt Filip. “Ik heb veel respect voor wat zij allemaal doet, want het vraagt veel tijd en energie. Ik probeer daarbij vooral een ondersteunende rol in te nemen aan de zijlijn en te helpen waar mogelijk. Nu denkt ze bv. na over een rootsreis. Daar wil ik haar zeker in steunen, maar ik besef dat het niet evident zal zijn.”

In tegenstelling tot de andere gesprekspartners speelt adoptie in het leven van Clair en haar man niet zo’n grote rol. Haar partner Denis heeft nooit de behoefte gehad om intens te gaan zoeken naar zijn herkomst of om op een andere manier veel bezig te zijn met adoptie. Toch merkt ze hoe adoptie hun leven beïnvloedt: “Ik zie hoe belangrijk de ouders van Denis zijn in ons leven. De relatie die hij heeft met zijn adoptieouders is heel sterk. Hij heeft een hechtere relatie met hen dan ik met mijn eigen ouders heb, en ik ben niet geadopteerd. Denis staat dag en nacht voor hen klaar, omdat zij hem ook hebben gered in tijden van nood. De zorg die hij voor hen opbrengt is enorm. Ik probeer daar zoveel mogelijk ruimte voor te laten. Ik wil er zeker niet tussenkomen, ik vind het net mooi dat ze zo’n hechte band hebben. Adoptie neemt in ons gezin dus wel ruimte in, maar dan vooral in de band naar zijn ouders toe.”

Invloed op reisplannen

De meeste partners beamen dat adoptie praktisch gezien vooral veel invloed heeft op hun reisplannen. Thomas: “Normaal zou ik niet snel meerdere keren naar hetzelfde land reizen, zeker niet als het zo ver weg is, maar sinds ik mijn vrouw ken, is dat anders. Ik ben al eens meegereisd naar Nepal, maar ik weet dat zij binnenkort graag nog eens zou gaan en vind het belangrijk om er dan bij te zijn, voor haar.”

Anneleen vertelt dat er in hun gezin al vele jaren veel budget gaat naar reizen naar Korea, maar dat vindt ze allesbehalve erg: “Wij omarmen dat als gezin heel erg. We vinden het, ondanks de lange afstand, de normaalste zaak van de wereld. We zien dat Ian zich daar als een vis in het water voelt. Ook onze kinderen vinden het leuk om dat deel van hun herkomst beter te leren kennen. Die reizen naar Korea verrijken ons als gezin, maar nu ik erover nadenk, besef ik dat het inderdaad een grote plek inneemt.”

Clair is samen met Denis, zijn ouders, zus en hun dochter een keer naar ex-Joegoslavië (nu Slovenië) gereisd. Het is al even geleden, maar het is haar wel bijgebleven: “Als ik aan onze dochter denk, besef ik dat het ook haar herkomst is. Ik kom uit het Verenigd Koninkrijk, Denis is geboren in Slovenië, we wonen in België. Daardoor is onze dochter ook voor een deel uit Slovenië afkomstig. Ze heeft dus eigenlijk banden met drie landen. Net als voor Denis was het voor haar daarom fijn om in Slovenië geweest te zijn, maar ze hebben beiden niet meteen de behoefte om snel terug te gaan.”

Ivan en zijn vrouw denken eraan om volgend jaar voor het eerst als gezin op reis te gaan naar India: “Dat zal voor de kinderen in eerste instantie een reis zijn zoals een andere. Natuurlijk met dat verschil dat het voor hun mama heel emotioneel zal zijn.”

Enkele jaren geleden is hij zelf met An Sheela naar India gereisd: “Daar hing toen veel emotie aan vast. We hebben een weeshuis bezocht waar ze als kind verbleef. Toch heb ik dat zelf niet als zwaar ervaren. Die reis voelde voor mij eigenlijk heel natuurlijk aan. Uiteraard was het soms heftig, maar ik was daarop voorbereid. Ik denk dat het met onze kinderen net zo zal zijn. Vanzelfsprekend zal An Sheela soms emotioneel worden, maar ik denk dat ze soms onderschat hoe goed de mensen in haar omgeving daarmee om kunnen.”

Samen op rootsreis

Hoe is het om met je partner mee te reizen naar het land van herkomst? Onvermijdelijk komen er bij zo’n reis emoties kijken. Hoe ga je daar mee om? Als je echtgenoot of vriend(in) op zoek gaat naar zijn of haar eerste familie of andere aanknopingspunten kan zo’n reis erg zwaar zijn. In de eerste plaats voor de geadopteerde zelf, maar ook voor de persoon die hem of haar vergezelt.

Thomas: “Toen ik met Binita naar Nepal reisde, verbleven we eerst een week bij haar biologische familie. Binita kent haar biologische vader, zus en halfbroer, maar weet niets over haar biologische moeder. Het was haar plan om tijdens die reis meer informatie over haar moeder te krijgen. Ze had op voorhand o.a. een brief opgesteld voor haar vader, die ze hem wilde overhandigen. Het verblijf liep niet zoals gepland. Het gezin van haar vader wilde eigenlijk vooral de schone schijn ophouden. Communicatie was omwille van de taalbarrière sowieso moeilijk. Voor Binita was dat erg zwaar, haar hoop werd allesbehalve ingelost. Ze heeft de brief uiteindelijk niet afgegeven. Omdat het voor Binita na een tijd moeilijk was om nog positief te blijven ten opzichte van het gezin van haar vader, probeerde ik de situatie te ontmijnen door de interactie met het gezin op mij te nemen. Op die manier kon ik toch een zekere last van haar schouders nemen, maar het bleef enorm frustrerend om te zien dat Binita geen stap verder kwam in haar zoektocht.”

Anneleen: “Aan zo’n reis hangen inderdaad zware emoties vast. In ons geval ging het gepaard met een hele zoektocht langs kranten, televisiestations, etc. Onze jongens waren 12 en 15 toen ze voor het eerst meereisden naar Korea. Ze hebben dat proces dus heel bewust meegemaakt en gevolgd. Voor hen was het vooral een verrijkende ervaring. Ik had niet de indruk dat het voor hen erg zwaar was. Uiteraard vinden we het altijd jammer als de zoektocht geen resultaat oplevert, maar ik heb die reizen naar Korea nooit als belastend ervaren.”

“Voor ons is het evident dat we begrijpen hoe belangrijk het voor Ian is om te weten waar hij vandaan komt en wat er gebeurd is”, vertelt Anneleen verder. “We omarmen het mee, samen met hem, want het hoort er gewoon bij. Ik denk dat wij het soms zelfs meer omarmen dan Ian zelf. Hij zegt wel eens: ‘het gaat weer over mijn adoptie, dat is toch lastig?’ Maar voor ons is het een evidentie dat het daarover gaat. Wij denken gewoon: dat is Ian, en zijn afkomst en zoektocht horen bij hem. Maar voor hemzelf is het soms nog moeilijk om dat te accepteren.”

Al dan niet zelf kinderen krijgen

Als je geadopteerd bent, kan de vraag naar je eigen kinderwens extra beladen zijn. Aan een kinderwens kunnen gevoelens van verlies, angst en vragen rond identiteit en afkomst vasthangen. Evengoed kan een kinderwens door je eigen adoptie net extra duidelijk op de voorgrond staan.

“An Sheela heeft mij al heel vroeg in de relatie duidelijk gemaakt dat ze drie kinderen wou”, vertelt Ivan. “Dat zegt iets over hoe prominent die kinderwens in haar aanwezig was. Ik weet niet of het te maken had met het creëren van een bloedband, maar ik had wel door dat er bij haar meer speelde dan bij een doorsnee kinderwens. Ze was en is voortdurend op zoek naar iets, om een leegte te vullen. Ik denk dat kinderen daarin een eerste logische stap zijn. De realiteit is dat de kinderen die leegte niet helemaal gevuld hebben, dus dan zoek je verder, naar iets anders. Dat is niet extreem en het is niet zwaar voor haar, voor mij, of voor de relatie. Maar ik merk aan haar dat ze meer zoekende is dan andere mensen en ik plaats die duidelijke kinderwens in dat kader.”

Ook in het gezin van Anneleen was er meteen een duidelijke kinderwens. “Het was voor ons vanzelfsprekend dat er kinderen zouden komen. Voor Ian was het belangrijk dat hij een eerste bloedband zou hebben met iemand en voor het eerst zou kennismaken met hoe het is om biologische familie rond je te hebben. Dat was niet altijd makkelijk voor hem. Zeker toen onze kinderen de leeftijd hadden waarop hij geadopteerd werd, was dat voor hem erg confronterend. Door samen te zijn met Ian ben ik zelf de band tussen moeder en kind nog meer gaan waarderen.”

Thomas en Binita hebben nog geen kinderen, maar willen er wel graag. Thomas legt uit dat die beslissing voor Binita niet eenvoudig was: “Binita had/heeft schrik dat ze geen goede moeder zou zijn omdat ze de biologische band tussen moeder en kind niet heeft ervaren. Ik heb daar begrip voor, maar vind het tegelijk absurd, want in mijn ogen zou zij net de best mogelijke moeder zijn, net omdat zij door haar adoptie weet hoe belangrijk de band tussen moeder en kind is. Ik denk dat die angst niet zo fundamenteel is dat ze uiteindelijk toch geen kinderen zou willen, maar dat ze het voornamelijk met mij wilde bespreken ter voorbereiding van het ouderschap.”

Aangezien Binita na de laatste reis naar Nepal geen nieuwe informatie kreeg over haar biologische moeder, wil ze binnenkort graag nog eens naar Nepal vooraleer zij en Thomas aan kinderen beginnen. “Ze wil graag begrijpen waarom ze is afgestaan en wie haar moeder eigenlijk is, alvorens ze zelf moeder zou worden. Mocht het niet lukken om nog naar Nepal te reizen of mocht ze toch al zwanger zijn, zou het, denk ik, geen groot obstakel voor haar zijn, maar het is wel iets dat ze belangrijk vindt om eerst gedaan te hebben.”

“Ik ben mijn eigen kinderwens wel meer gaan relativeren door samen te zijn met iemand die geadopteerd is”, vertelt Thomas verder. “Ik denk nu: stel dat het niet lukt, misschien moet ik het dan gewoon aanvaarden en het niet boven alles stellen om toch maar een kind te kunnen krijgen. Maar het blijft natuurlijk een moeilijk thema dat iedereen voor zichzelf moet aanvoelen en uitmaken”.

Filip leerde Sheela kennen toen hij 50 was. Zij was op dat moment achteraan de 30. “We hebben het er toen wel even over gehad”, vertelt hij. “Voor mezelf had ik al beslist dat ik niet nog op latere leeftijd aan kinderen wilde beginnen, hoewel ik kinderen graag zie. Zij heeft dat toen aanvaard. Maar soms voel ik dat het wringt bij haar. Ik denk dat het lastig is voor haar om te beseffen dat ze geen kinderen zal hebben met wie ze een bloedband deelt. We hebben er samen over gepraat en we staan, denk ik, beiden achter de beslissing, maar desondanks lijkt het iets waar ze het blijvend moeilijk mee heeft. Daar zit ik dus soms wel mee.”

Microracisme

Van de vijf personen die we voor dit artikel spraken, hebben er vier een relatie met een geadopteerde van kleur. Alle geïnterviewden zijn wit. Hoe is het voor hen als hun partner te maken krijgt met racisme? Hoe zit het met hun kinderen, komen die soms in aanraking met racisme?

Anneleen: “Bij mijn kinderen kan ik me geen enkel voorval herinneren. Ze krijgen soms wel de vraag welke roots ze hebben, omdat mensen hun uiterlijk moeilijk te definiëren vinden. Dat is dan eerder een gewone vraag dan dat er racistische motieven spelen. Bovendien zijn mijn kinderen heel sociaal en staan ze sterk in hun schoenen. Ze zijn ook heel trots op hun herkomst. Zelfs als er een racistische opmerking zou komen, zouden zij daar niet van gaan wankelen. Hun vader wel. Gelukkig komt het niet zo vaak voor.”

Anneleen herinnert zich voorvallen waarbij mensen over of langs Ian heen kijken. Als hij bijvoorbeeld de deur opendoet voor de postbode, vertelt ze, vraagt die wel eens of er iemand thuis is om het pakje in ontvangst te nemen. “Terwijl Ian daar dus gewoon in de deuropening staat. Wij lachen dat meestal met een beetje humor weg, maar het is toch een vorm van racisme, denk ik.” Zelfs haar vader, die nochtans erg gesteld was op Ian, zei soms dingen tegen hem als: “amai, uw vrienden spreken al goed Nederlands he”, verwijzend naar Ians geadopteerde vrienden. “Ik vind zo’n opmerking altijd kwetsend, ook al is het niet zo slecht bedoeld.”

Thomas vertelt dat Binita wel eens gelijkaardige dingen meemaakt: “Dat gaat dan over mensen die aan haar vragen of ze Nederlands spreekt. Of mensen die tijdens een vorming die zij geeft, aannemen dat zij een cursist is en niet de lesgever. Ik zou het fijner vinden als het niet meer zou voorkomen, maar ik merk toch dat ik naar haar toe vaak reageer dat die mensen het niet slecht bedoelen, dat ze het gewoon zeggen vanuit een soort gewoonte of naïviteit. Ik ga natuurlijk altijd luisteren naar haar en haar frustratie delen, maar ik heb iets meer de neiging om bij dat soort microracisme te benadrukken dat het uit onwetendheid is. Ik ben natuurlijk zelf een witte persoon die dat soort dingen nooit zelf meemaakt, dus voor mij is het eenvoudiger om er op die manier op te reageren. We beleven het vanuit een ander perspectief.”

Ivan: “Mijn oudste zoon (16) heeft een getinte huid en krulhaar. Veel mensen denken daarom dat hij een Arabische achtergrond heeft, wat zeker in België jammer genoeg soms moeilijker ligt dan als ze weten dat je Indische roots hebt. Hij wordt daarom door zijn vrienden ‘l’Arabe’ genoemd. Zelf heeft hij dat omgedraaid naar iets positiefs en gebruikt hij het als een soort geuzennaam. Hij wordt er dus wel mee geconfronteerd, maar ik kan niet zeggen dat hij er last van heeft. Onze andere kinderen hebben er nog nooit over gesproken. Ik vermoed dat het ergens wel een rol speelt, maar dat hebben ze nog nooit kenbaar gemaakt.”

Omgaan met verlatingsangst

Geadopteerden hebben altijd minstens één scheiding meegemaakt. Hun basisvertrouwen heeft op jonge leeftijd een deuk gekend en dat maakt hen kwetsbaarder. In het alledaagse leven kan die kwetsbaarheid zich bijvoorbeeld uiten in verlatingsangst.

Thomas vraagt zich wel eens af of er bij geadopteerden soms een sterkere verlatingsangst aanwezig is dan binnen een gemiddelde relatie. “Het is een indruk die ik soms heb. Natuurlijk is het moeilijk vast te pinnen of het met adoptie te maken heeft of met iets anders, maar ik merk aan kleine dingen dat het bij Binita wel speelt. Het is geen groot ding in onze relatie, het zit vaak in de kleine dingen. Als ik ’s nachts even opsta, wordt zij automatisch wakker en vraagt ze wat ik ga doen. Ik zou gewoon verder slapen en denken: ‘die gaat gewoon naar het toilet, die komt wel terug’. Ik merk dat die reflex voor haar minder evident is.”

Ivan geeft aan die verlatingsangst heel erg te herkennen. “Zeker tijdens de eerste jaren van onze relatie was dat een thema. Als ik een avond weg was, kreeg ik, naar mijn gevoel, te veel berichtjes met de vraag wanneer ik naar huis kwam. Naar mijn aanvoelen kan je dat moeilijk los zien van adoptie. Dat is in onze relatie het enige punt geweest waar we beiden wel aan hebben moeten werken, om dat patroon te doorbreken. Ik vond het niet gezond, voor haar was het ook niet leuk.”

“Op een bepaald punt heb ik daar duidelijker mijn grenzen in moeten stellen”, vertelt hij. “Ik had begrip voor haar angst, maar wilde soms ook gewoon een avondje weggaan voor mijn hobby. En haar op die manier tonen dat het ook niet meer was dan dat: een avondje weggaan, waarna ik gewoon weer naar huis kwam. Dat is een proces geweest dat soms moeilijk was, maar vandaag speelt het totaal niet meer.”

Anneleen: “Als Ian en ik een conflict of discussie hadden, dacht hij vaak dat er een breekpunt zou komen. Hij dacht heel snel: er mag geen onenigheid zijn, want zodra er een conflict is, word ik verlaten. Hij wou daarom alles liefst zo rimpelloos mogelijk houden. Dat is bij ons altijd al een ding geweest. Ik vind het belangrijk dat er gediscussieerd kan worden en dat meningsverschillen uitgesproken kunnen worden, maar ik moet hem dan geruststellen dat zoiets geen gevolgen heeft of dat er geen breuk zal volgen.”

Anneleen denkt dat het iets is dat Ian meegekregen heeft uit zijn adoptieverhaal, vanuit de afwezigheid van onvoorwaardelijke liefde van een ouderfiguur. En ook door de gedachte dat hij hier eigenlijk niet had moeten zijn, dat hij hier is omdat mensen hem niet wilden. “Ian denkt vaak dat hij de reden is waarom mensen van hem weggaan, dus daarom probeert hij conflictsituaties zoveel mogelijk te vermijden. Het is als een vastgeroeste reflex. Bij elk meningsverschil zie ik bij hem iets opkomen van ‘zie je wel, ik hoor hier eigenlijk niet’. Ook dat is een vorm van verlatingsangst.”

“Het blijft tot op de dag van vandaag nog altijd zo”, vertelt Anneleen. “Bij elk woord waarvan Ian denkt dat het iets harder valt dan een ander, zie ik hem nog altijd verschieten. We praten er wel over, maar het is niet dat het dan weggewerkt is. Zelf zal hij zeker niet het initiatief nemen om over zulke onderwerpen te praten, maar hij heeft nu eenmaal de pech dat ik en onze jongens graag over gevoelens spreken met elkaar.” (lacht)

Ben jij samen met iemand die geadopteerd is, wil je in contact komen met andere partners of aan de slag gaan met de thema’s die het in je relatie naar voren brengt? Steunpunt Adoptie organiseert op 25 februari 2023 een partnerdag voor geadopteerden en hun partner i.s.m. Renate Van Geel en Bina de Boer van Adoptee Foster care.

Tekst door Margot Dupont (coördinator a-Buddy) en Sigrid Jacobs (communicatiemedewerker Steunpunt Adoptie). Met dank aan Anneleen, Ivan, Thomas, Clair en Filip.

Netwerk of Bolivian Adoptees verzamelt verhalen van Boliviaans geadopteerden in nieuw boek

  • dinsdag 22 november 2022 in de categorie Interview.

Netwerk of Bolivian Adoptees verzamelt verhalen van Boliviaans geadopteerden in nieuw boek

Een tijdje geleden bracht Network of Bolivian Adoptees met steun van Steunpunt Adoptie (in het kader van onze jaarlijkse incentives oproep) een bundel uit die verhalen en ervaringen verzamelt van Boliviaans geadopteerden: Network of Bolivian Adoptees: Communal Histories of Displacement and Adoption. Wij spraken Atamhi Cawayu, een van de coördinatoren van Network of Bolivian Adoptees, en stelden hem enkele vragen over het boek en het publicatieproces.

Dag Atamhi. Zou je jezelf en jullie organisatie, Network of Bolivian Adoptees, even kunnen voorstellen?

Network of Bolivian Adoptees werd opgericht in november 2017 door Vicente Mollestad en mezelf, Atamhi Cawayu. Met Network of Bolivian Adoptees trachten we Boliviaans geadopteerden een platform te bieden waar men informatie en ervaringen kan delen, met elkaar kan uitwisselen en ook kan leren van elkaars traject in het connecteren met Bolivia.

Network of Bolivian Adoptees is de eerste organisatie die Boliviaans geadopteerden over de hele wereld tracht te verenigen. Hierdoor proberen wij ons als groep zichtbaar te maken naast de grotere adoptiegroepen, maar bovenal onze eigen narratieven gezamenlijk te creëren.

We bestaan ondertussen een vijftal jaar. In deze tijd hebben we probeerd om als organisatie te groeien en professionaliseren. Zo hebben we maandelijkse videomeetings waarbij we telkens een ander aspect van adoptie/Bolivia belichten. Daarnaast zijn er ook onze jaarlijkse internationale bijeenkomsten die al hebben plaatsgevonden in België (2019), Zweden (2020) en Italië (2022). Het boek is voor ons de kers op de taart in de verschillende projecten waaraan we hebben gewerkt.

Network of Bolivian Adoptees wordt gecoördineerd door Atamhi Cawayu, Vicente Mollestad en Teresa Norman. Wij zij drie Boliviaans geadopteerden, maar groeiden op in drie verschillende landen. Atamhi groeide op in België, Vicente in Noorwegen en Teresa in Zweden.

Wat waren jullie drijfveren om dit boek te publiceren?

Voor ons als organisatie is het belangrijk om ervoor te zorgen dat onze verhalen zichtbaar worden. De Boliviaans geadopteerden zijn een relatieve kleine groep in vergelijking met de transnationaal geadopteerden uit andere grote herkomstlanden. Daarnaast is er weinig bestaande literatuur die ingaat op transnationale adoptie uit Bolivia of die onze verhalen documenteert.

Desalniettemin hebben wij ook onze verhalen en ervaringen die we graag willen delen. Hierdoor is binnen onze groep de vraag ontstaan om een bundel samen te stellen, wat resulteert in ons boek Network of Bolivian Adoptees: Communal Histories of Displacement and Adoption. Het boek is daardoor een community-based project geworden.

Hoe is dat (publicatie)proces verlopen?

Nadat ons project werd geselecteerd voor het krijgen van een financiële incentive van Steunpunt Adoptie, schreven wij een oproep tot bijdragen die we vervolgens verspreidden in onze groep in 2020. Hier kwamen in eerste instantie al heel wat enthousiaste reacties op, maar door de COVID-19 pandemie hebben we dit proces even stilgelegd. In 2021 hebben we dit project terug opgenomen en enkele maanden goed doorgewerkt om te komen tot de druk van dit boek.

Bij het proces kwamen natuurlijk verschillende uitdagingen kijken. Network of Bolivian Adoptees is een internationale organisatie met leden uit Noord-Amerika, Europa en Australië. Hierdoor is Engels de voertaal in onze werking en dus ook in het boek. Echter, de meeste bijdrages zijn geschreven door leden voor wie Engels slechts een tweede taal is. Hierdoor hebben we bij het proofreaden niet te veel willen veranderen om de flow van de oorspronkelijke tekst te bewaren. Daarnaast creëerden we ook de mogelijkheid om leden iets te laten indienen in een taal naar keuze. Dit was het geval voor twee bijdrages, die we dan vertaald hebben naar het Engels.

Uiteindelijk zijn we trots dat we kunnen zeggen dat het volledige boek er gekomen is met behulp van Boliviaans geadopteerden in verschillende stappen van het proces: via de verhalen, het samenstellen, het proofreaden en via de creatieve input die werd gegeven voor ontwerp en design van het boek.

Het boek bestaat uit verschillende media: van poëzie tot persoonlijke essays, van collages tot tekeningen. Ook inhoudelijk is er veel variatie. Toch voelt het als een geheel, een veelheid aan stemmen die samen horen. Is er in alle variatie een gemene deler?

Wij vonden het belangrijk dat de diversiteit in ervaringen ook zichtbaar was in de verhalen en de verschillende vormen van bijdrages. Wij zijn dan ook heel blij met het resultaat waar verschillende generaties Boliviaans geadopteerden het woord nemen, opgegroeid in verschillenden landen en continenten.

De titel van het boek ‘Communal Histories of Displacement and Adoption’ omvat de gemene deler: geadopteerd en verplaatst/ontheemd. Voor ons was het belangrijk om beide termen centraal te stellen in de titel, want we spreken vaak enkel over het adoptie-aspect, het terechtkomen in een nieuw gezin, maar benoemen soms te weinig dat dit nauw verbonden is met het verplaatst-/ontheemd-zijn.

In de verhalen die wij toegestuurd kregen, ging niet alles uitsluitend over adoptie, maar vaak ook over de invloed van het verplaatst zijn op de eigen identiteit, de persoonlijke zoektocht naar het (re)connecteren met de cultuur van herkomst, etc.

Wat zijn jullie plannen voor de toekomst?

Wij hebben net onze derde internationale bijeenkomst in Italië achter de rug. Met ook het boekproject dat eerder dit jaar werd afgerond, zijn we blij dat we in onze eerste vijf jaar heel wat succesvolle projecten tot een goed einde hebben kunnen brengen.

We hebben nog zoveel ideeën om met Network of Bolivian Adoptees uit te voeren en met onze viering van ons vijfjarige bestaan, gaan we eens een nieuwe lange termijnplanning opstellen.

Wij wensen jullie alvast veel succes!

Via deze link kan je Network of Bolivian Adoptees: Communal Histories of Displacement and Adoption aankopen. Het boek kost 12 euro en kan worden opgehaald bij Steunpunt Adoptie of per post worden opgestuurd (mits extra verzendkosten).

'Heimwee, Koreaanse reisverhalen van een geadopteerde' - interview met de auteur

  • donderdag 29 september 2022 in de categorie Interview.

'Heimwee, Koreaanse reisverhalen van een geadopteerde' - interview met de auteur

Myung Feyen is geadopteerd uit Korea, opgegroeid in België en sinds 2000 woonachtig in Den Haag. In juli ‘22 bracht ze bij Uitgeverij Aspekt het boek ‘Heimwee, Koreaanse reisverhalen van een geadopteerde’ uit. Daarin bundelt ze de ervaringen van de zes reizen die ze maakte naar Korea, haar geboorteland. Wij gingen met haar in gesprek over het ontstaan van het boek, haar reizen naar Korea en tips voor geadopteerden en adoptiegezinnen die nadenken over een terugreis.

Wat heeft je doen besluiten om je reisverhaal te delen? Waarom deel je het in boekvorm?

Notities en foto’s maken is iets wat ik altijd al deed. Pas toen ik René Hoksbergen ontmoette, sprak ik er met iemand over om een keer te schrijven over de zes reizen die ik gemaakt had naar Zuid-Korea. Hij moedigde me aan en geloofde dat het een zekere rust zou brengen. Het heeft nog zo’n negen jaar geduurd vooraleer ik er uiteindelijk aan begon. Het was iets dat steeds in mijn achterhoofd zat. Een goede vriendin herinnerde me er regelmatig aan.

In eerste instantie had ik alles gewoon voor mezelf geschreven. Toen de tekst klaar was, wilde ik die allereerst delen met René Hoksbergen. Hij zag het belang ervan in om het te delen met anderen en adviseerde me om het uit te geven. Zo kwam ik in contact met de uitgever. Omdat ik ook veel beeldmateriaal had van de reizen, wilde ik de tekst in het boekje laten afwisselen met zwart-witfoto’s. Ik houd zelf heel erg van boeken. Het voelde dus ergens natuurlijk aan om mijn reisverhalen in boekvorm te gieten.

Je schrijft in je boek dat je altijd een foto hebt gewenst van je Koreaanse ouders. Wat betekent fotografie in jouw adoptieverhaal en in jouw leven?

Door de manier waarop mijn leven begonnen is, heb ik altijd een ‘andere kijk’ gehad op mijn omgeving, denk ik. Ik observeerde de wereld om me heen, deels uit nieuwsgierigheid, deels uit zelfbescherming. Toen ik na de middelbare school alleen ging wonen in Antwerpen en daar een voorbereidend jaar volgde in het kunstonderwijs, gaf mijn vader me zijn analoge spiegelreflexcamera te leen. Bijna instinctief legde ik de mensen om heen vast op beeld en begon ik met het verzamelen van verschillende vormen van portretteringen van mijn familie, vrienden en kennissen.

Ik ben visueel ingesteld en heb een duidelijk fotografisch geheugen. Omdat mijn biologische familiegeschiedenis onbekend is, zocht ik deels onbewust in mijn kunstprojecten naar manieren om beelden te bewaren. Van die beelden maakte ik langdurige projecten over tijd en de mensen die ik ontmoette. Misschien vult het een zekere leegte op en helpt het mijn geheugen.

Je maakte je je eerste terugreis op initiatief van je adoptieouders. Hoe kijk je daar nu naar terug?

Mijn moeder heeft de weloverwogen keuze gemaakt om als gezin deze eerste reis te maken voor ik in de puberteit kwam. Het leek haar beter om op rootsreis te gaan voor de tijd dat er zoveel identiteitsvragen opspelen. In mijn herinnering keek ik er erg naar uit.

Het vreemde is dat ik me er achteraf weinig van herinner zonder naar foto’s te kijken. Het was soms een confronterende ervaring: ik was niet meer de vreemde eend in de bijt, maar tegelijkertijd kon ik niet eens communiceren met de mensen daar. Het benadrukte voor mij een gevoel van tussen twee werelden te zijn. Desondanks ben ik blij dat we daar samen zijn geweest en waardeer ik heel erg hoe bewust mijn moeder er over heeft nagedacht. Het was als een voorproefje voor de reizen die ik later nog zou maken.

Welk advies zou je geven aan (kandidaat-)adoptieouders die nadenken over het al dan niet maken van een terugreis met hun kind?

Ik denk dat het heel waardevol kan zijn om als adoptiegezin samen het land van herkomst te bezoeken, bijvoorbeeld op een leeftijd waarop je de eerste stappen zet naar de volwassenheid. Het geeft voor mij blijk van echte interesse. Ik denk dat het bij het gezin ook begrip kan scheppen, door de context en het weefsel te willen leren kennen van waaruit het kind is voortgekomen. Misschien wordt geen makkelijke reis, maar dat doet niets af aan de waarde ervan. Ook al kunnen de adoptieouders de beleving van de reis bij het kind op dat moment lastig duiden of zelfs als moeilijk ervaren, toch kan het later van grote betekenis zijn. 

Heb je advies voor andere geadopteerden die nadenken over het al dan niet maken van een rootsreis en eventuele zoektocht?

Een terugreis opent heel veel deurtjes in jezelf, die tot dan toe gesloten leken te zijn. Al is het maar een geur die je je ergens herinnert. Het zal zeker niet altijd makkelijk zijn. Zorg daarom goed voor jezelf en ga bijvoorbeeld logeren op een fijne plek, zodat je je comfortabel terug kunt trekken als het moeilijk voelt.

Als je twijfelt, dan kan je je afvragen of je bereid bent om een hele golf aan onbekende gevoelens en ervaringen toe te laten. Je bent niet meer helemaal dezelfde als je eenmaal terug bent geweest, maar misschien wel steeds meer jezelf.

Je schrijft dat boeken voor jou een belangrijke weg zijn om een cultuur te leren kennen. Welke Koreaanse literatuur of boeken over Korea zou je aanraden voor wie het land en de cultuur beter wil leren kennen?

Ik was een twintiger toen ik interesse kreeg in Korea. In die tijd was er nog heel weinig Koreaanse literatuur vertaald naar het Engels, laat staan naar het Nederlands. Gelukkig kon ik toen ergens een afgeschreven exemplaar van het boek The Old Garden van Hwang Sok-yong te pakken krijgen. Dat boek schetst een politiek beeld van Korea in de jaren ’80, de tijd dat mijn biologische ouders jong waren en ook de periode waarin ik geboren ben. Door de tumultueuze geschiedenis van Korea is het niet verwonderlijk dat vele boeken een zware thematiek hebben.

Omdat Korea steeds bekender en populairder geworden is, kan je intussen gelukkig veel meer Koreaanse literatuur vinden. Ik vraag graag mensen uit het land zelf voor advies. Zo kreeg ik voor Korea deze tips: Yi Mun-yol (conservatieve schrijver), Hwang Sok-yong (progressieve schrijver) en Shin Kyung-sook (individueel).

Zelf voeg ik graag de hedendaagse schrijfster Han Kang aan het lijstje toe. Ik waarschuw alvast dat deze auteurs zeker niet altijd over de gemakkelijkste onderwerpen schrijven.

Voor wie op zoek is naar literatuur over adoptiegeschiedenis aan de hand van verschillende generaties adoptieouders en geadopteerden (niet alleen uit Korea), zou ik ten zeerste het dikke boek ‘Kinderen die niet konden blijven’ van René Hoksbergen aanraden.

Je eindigt je boek met het jaar 2021. Wat heeft 2022 je gebracht?

Het is fijn om te kunnen zeggen dat dit jaar mijn gevoelens stabieler lijken te zijn geworden. Na een wat verdrietige tijd heeft het voltooien van zoiets persoonlijks echt rust en tegelijk ook meer energie gebracht. Ik ben vorig jaar opnieuw begonnen met studeren. Die studie ga ik dit schooljaar hopelijk volbrengen.

‘Heimwee, Koreaanse reisverhalen van een geadopteerde’ is o.a. te koop in de webwinkel van Uitgeverij Aspekt en in vele andere boekenwinkels. Je vindt meer informatie over Myung en haar werk op haar website.

15 vragen aan Tine: mama van 2 binnenlands geadopteerde dochters

15 vragen aan Tine: mama van 2 binnenlands geadopteerde dochters

Tine heeft 2 dochters, Laura van 8 jaar en Charlotte van 11 jaar. Beide dochters werden binnenlands geadopteerd. Toen de kinderen nog klein waren, zijn Tine en de adoptiepapa van Laura en Charlotte gescheiden. Hoe kijkt Tine naar ouderschap en opvoeden?

1. Hoe zou jij jouw gezin beschrijven in enkele woorden?

Gezellig, liefdevol en hecht.

2. Hoe was het voor jou om mama te worden?

De eerste keer mama worden had een enorme emotionele impact. Ik zat op mijn werk toen de adoptiedienst ons belde. Toen ik thuis aankwam, was mijn ex-man net thuis. Wij zijn in elkaars armen gesprongen van blijdschap. Bij ons ging het om een binnenlandse adoptie, dus wij kregen maar een dag of twee op voorhand te horen dat we een dochter kregen. Wij wisten natuurlijk dat er een kind kwam, maar eens het zover was, was het toch een shock.

Onze dochter verbleef de eerste drie maanden van haar leven in een pleeggezin. Pas toen de mama officieel voor afstand tekende bij de notaris, kwam ze bij ons. Wij waren niet voor een directe plaatsing uit angst dat de mama zich zou bedenken, maar eigenlijk kon ze zich nog bedenken totdat de adoptie rond was. Dat vond ik een moeilijk periode. Ik weet nog dat ik Charlotte die eerste avond in mijn armen had en overspoeld werd door emoties. Wat een geschenk, dacht ik. Anderzijds was ik bang dat ze haar terug zouden meenemen.

3. Wat deed het ouderschap met jou als persoon?

Ik besefte hoe fragiel ik plots was geworden. Als er met ons iets gebeurt, wat gebeurt er dan met de kinderen? Ineens was ik belangrijk voor iemand anders, hét belangrijkste eigenlijk.

4. Plots ben je mama en word je ‘overspoeld’ door het ouderschap. Van wie en op welke manier kreeg je steun?

Alle hulp was er. Van onze families, vrienden, iedereen rondom mij. Ze wisten dat wij gingen adopteren en waren daar superblij mee. Ze stuurden berichtjes, kwamen langs en gaven kleertjes of andere dingen die ze nog hadden liggen. Als ik een probleem had, kon ik altijd iemand bellen met de vraag: hoe deed jij dat? Evengoed werd er gezegd: “Breng ze maar eens naar hier, dan kan jij slapen.” Ik herinner mij nog dat mijn ex-man Charlotte op een middag meenam en dat ik niet goed begreep waarom. Ik heb mij dan op de zetel gelegd en heb heel de middag geslapen. Dat was dus de reden. (lacht)

5. Heb jij in die periode professionele ondersteuning gevonden of net gemist?

Ik had dat niet echt nodig, denk ik. Er was Kind & Gezin en als er iets was met Charlotte, dan ging ik naar de huisarts.
Ik heb wel een aantal issues gehad, omdat Charlotte nog de officiële naam van haar mama droeg totdat de adoptie rond was. Charlotte had eens hoge koorts waardoor ik heel bezorgd was, maar de kinderarts bleef maar doorgaan over haar naam. Die zei: “Je weet toch dat die mama nog altijd van gedacht kan veranderen?” Dat was altijd al mijn angst en dan confronteerde die arts me daarmee op een moment dat mijn dochter heel ziek was. Ik kwam er huilend buiten. Zo zijn er nog momenten geweest dat het steeds maar over haar naam ging, terwijl ik dacht: dat is omwille van de adoptie en verder zijn dat uw zaken niet.

Wat ik mij ook herinner, is dat we Charlotte moesten inschrijven op ons adres. Vanaf dan hadden we recht op adoptieverlof, maar we waren afhankelijk van de wijkagent voor de vaststelling. Uiteindelijk verloren we daardoor twee weken. Bij de adoptie van Laura was dat veranderd. Dan was de dag van de aangifte ook de dag van de inschrijving. Toen dacht ik: aha, misschien heb ik daaraan meegeholpen! Na de adoptie van Charlotte had ik namelijk verschillende ministers aangeschreven over dat bureaucratische regeltje. (lacht)

6. Op een bepaald moment gingen jij en de papa uit elkaar. Hoe was het ouderschap toen voor jou?

Ik was bang. Ik wist niet hoe ik het alleen ging redden. Ik heb heel lang veel verdriet gehad omwille van de scheiding. De kinderen zagen dat, maar ze waren nog heel jong. Nu zijn ze groter en is het anders, maar toen voelde ik mij heel alleen.

Je bent wel een adoptiegezin, maar uiteindelijk ben je ook maar een gewoon gezin en zulke dingen gebeuren. Ik vond dat wel extra moeilijk. De scheiding voelde als een falen voor mezelf, maar ook ten opzichte van de mama’s van mijn kinderen. Ik had beloofd om hun kinderen een mooi gezin te geven ... Dat probeer ik nog steeds, maar dan op mijn manier. De kinderen zijn grotendeels bij mij. Om de twee weken gaan ze een weekend naar hun papa en in de vakanties zijn ze voor de helft bij hem.

7. Wat betekent moeder zijn voor jou?

Moeder zijn betekent voor mij ervoor zorgen dat mijn kinderen gelukkig en gezond zijn. Ik vind het belangrijk dat ze zelfstandig zijn en wil hen alle facetten van het leven tonen om goed in het leven te staan.

Dat gebeurt met vallen en opstaan. Ik vind opvoeden niet gemakkelijk. Soms zijn er momenten dat ik er zelf geen zin in heb. (lacht) Dan laat ik alles toe en moet ik het erna weer rechttrekken. Zeker nu ze wat groter zijn, wordt het moeilijker. Ze hebben hun eigen mening en bij elke beslissing moet ik nu dus uitleggen waarom ik er zus of zo over denk. Anderzijds vind ik dat eigenlijk ook wel leuk.

8. Welke ouder wil jij graag zijn voor jouw kinderen?

Ik wil mijn kinderen leren hoe ze met zaken moeten omgaan. Daarin wil ik een voorbeeld zijn voor hen. Ik ben altijd heel eerlijk en open tegen mijn kinderen, ook over mijn eigen verdriet. Dat is gewoon het gemakkelijkst.

De afgelopen jaren waren ontzettend heftig. Er was eerst de scheiding die heel moeilijk was. Later is de dochter van mijn tweede partner na een lang traject gestorven aan kanker en anderhalf jaar geleden werd ook zijn zoon erg ziek. Gelukkig gaat het nu beter met hem.

Mijn kinderen zijn zussen voor hen. Ze hebben het hele traject van dichtbij gevolgd. Ik sta ervan versteld hoe ze daarmee omgingen. Ze zijn zo lief en begripvol. Voor mij is dat een bevestiging dat ik dat ik goed bezig ben en zo verder kan doen.

9. Wat zijn kwaliteiten van jouw dochters die jou helpen om de ouder te zijn die je wil zijn?

Mijn kinderen zijn twee uitersten. Charlotte is heel lief en braaf, een echte allemansvriend. Laura is intelligent en eerlijk. Ze kan geboeid luisteren, maar ook heel goed vertellen wat ze wil. Op school moest ze eens tekenen wat ze graag wil worden. Laura wil artiest worden, dus ze tekende zichzelf met een aantal achtergrondzangeresjes. De juf vroeg: “Denk je echt dat je dat gaat kunnen?” En Laura zei: “Ja ja, en ik zal ervoor zorgen dat je naar mijn optreden mag komen.” (lacht)

Laura is ook de gevoeligste volgens mij. Sociaal-emotioneel heeft ze het daardoor soms lastiger. Onlangs moest ik op gesprek komen op school, omdat Laura nogal veel ruziede met vriendinnen over banaliteiten. Het gemakkelijke aan Laura is dat je daar met haar gewoon over kan praten. Ze zei: “Ja, dat is omdat ik mij moei tussen die twee vriendinnen en dan wordt het ruzie en dan heb ik het weer gedaan hé.” Ik zei: “Awel, dan ga je je niet meer moeien.” En dan stopt ze daar ook mee. Dan wordt dat opgeklaard en is het voorbij.

10. Welke rol speelt adoptie in jullie leven?

Charlotte is de oudste. Zij is daarin niet geïnteresseerd. Ze weet het, maar stelt er geen vragen bij. Laura is daarin anders. Zij vraagt dingen zoals “Wat zou je ervan vinden als ik daar eens ga logeren? Zou je dan verdrietig zijn?” Ik antwoord dan dat het voor mij prima is als haar biologische moeder dat oké vindt.

Laura had er al eens een gesprekje over met iemand van de adoptiedienst. Ze weet dat er vanaf haar 12e meer mogelijk is. Nu is ze nog maar 8 jaar. Ze beseft nog niet dat haar moeder er misschien niet op zit te wachten tot zij komt logeren. Ik denk dat een ontmoeting niet uitgesloten is, omdat haar moeder af en toe om foto’s vraagt. Toch bereid ik Laura er best op voor dat het waarschijnlijk niet zo simpel is zoals zij het zich nu voorstelt.

Wat wel moeilijk is voor Laura, is dat er nog een ander kindje is. Ze vraagt zich terecht af: waarom mocht die blijven en ik niet? Ik heb daar geen antwoord op.

11. Ouders zijn er in alle soorten en maten, maar als jouw situatie anders is dan wat je vaak rondom je ziet, dan kan dat vragen oproepen. Ervaar je in je ouderschap dat je zogezegd ‘anders’ bent dan andere ouders?

Ik ervaar mijn ouderschap niet als anders. Adoptieouderschap geeft een andere dimensie aan het ouderschap, maar niet op vlak van de liefde die ik voel voor mijn kinderen. Voor mij zijn dat mijn kinderen. Ik ben daar wel open in, maar maak daar geen ding van. Als ze tegen mij zeggen: “Amai, je dochter lijkt op jou”, dan zeg ik: “Dat kan niet hoor.” (lacht)

12. Welke waarden wil jij doorgeven aan je dochters?

Respect voor anderen, empathie en beleefdheid. Dat vind ik belangrijk. Dat is voor mij veel belangrijker dan goed presteren op school of iets goed kunnen. Ik wil ook dat ze zichzelf uitdagen, dat ze begrijpen dat je voor sommige dingen moet werken en dat er regels zijn.

13. Je bent opgevoed door jouw ouders. Wat wil je hetzelfde of anders doen?

Het belang van discipline - in die zin dat je moet werken om ergens te geraken - heb ik van mijn ouders geleerd. Ik had een lieve moeder. Mijn vader was streng. Hij kon heel kwaad worden om dingen die ik onterecht vond, vooral schoolgerelateerd. Zo ben ik niet. Ik word niet zo snel boos en ben minder streng. Ik kan niet zo goed voet bij stuk houden. (lacht)

Als mijn kinderen moeten studeren voor een bepaald vak en ze vinden het goed, dan is het goed. Ik ga niet pushen. Als de resultaten er dan niet zijn, zeg ik: “Tja, dat is hoe je ervoor gewerkt hebt.” Maar als ik weet dat ze er keihard voor gewerkt hebben en de toets is niet goed, dan is dat ça va hé. Mijn vader zou daar op blijven vitten hebben, terwijl ik zeg: “Volgende keer beter.”

Mijn moeder probeerde mij - en nu nog altijd hoor - in een richting te duwen. Ik zeg haar altijd: “Laat me mijn weg gaan. Ik zal het wel ondervinden als er een drempel is.” Ik probeer mijn kinderen die vrijheid te geven.

14. Heb je soms nood aan meer hulp of advies bij het opvoeden van de kinderen?

Niet echt. Mijn kinderen hebben een kinderpsycholoog, maar dat is voor hen. Ik vind het goed dat zij hun ding kunnen doen als de nood er is. Daarnaast vind ik een goede wisselwerking met de school belangrijk. Als de school iets aangeeft in verband met de kinderen, dan vraag ik hoe zij dat opvolgen of welke raad ze mij daarin kunnen geven. Omgekeerd, als er thuis heel moeilijke periodes zijn, vind ik het belangrijk dat de school daarop begripvol reageert.

15. Op social media zie je vaak enkel de leuke momenten. Dat kan voor druk zorgen bij ouders. Hoe kijk jij daar naar?

Ondertussen ben ik terug actief op sociale media, omdat het een leuke manier is om in contact te blijven met vrienden en familie, maar ik heb mijn account ook een tijdje verwijderd. Niet omwille van de druk, maar omdat ik het inderdaad wat ‘fake’ vond. Er wordt een portretje gemaakt, terwijl het in realiteit niet zo is. Ik houd het liever ‘echt’. (lacht)


Dit interview vond plaats in het kader van het belevingsonderzoek van EXPOO rond ‘ouderschap in een diverse samenleving’. Steunpunt Adoptie werkte hieraan mee door verschillende adoptieouders te interviewen.

*Om privacyredenen werden de namen van de kinderen in dit interview gewijzigd.

Interview: Kristina Van Remoortel, educatief & nazorgmedewerker
Tekst: Kristien Wouters, educatief medewerker